Page 169 of 324

167
Het bandenspanningscontrolesysteem is
niet meer dan een hulpmiddel, hetgeen
inhoudt dat de waakzaamheid van de
bestuurder niet door het systeem kan
worden vervangen.
Het systeem onthoudt u niet van de
verantwoordelijkheid om elke maand en
telkens voordat u een lange rit gaat maken
de bandenspanning te controleren (ook die
van het reservewiel).
Het rijden met een te lage bandenspanning
heeft een nadelige invloed op het
weggedrag en de remweg van de auto en
veroorzaakt vroegtijdige bandenslijtage,
vooral onder zware omstandigheden (zware
belading, hoge snelheden, een lange rit).
Een te lage bandenspanning leidt ook tot
een hoger brandstofverbruik.De door de fabrikant voor uw auto
aanbevolen bandenspanning staat
vermeld op de bandenspanningssticker.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over
voertuigidentificatie
.
De bandenspanning moet worden
gecontroleerd als de banden "koud" zijn
(de auto staat langer dan een uur stil of
er is minder dan 10 km gereden met een
beperkte snelheid).
Onder andere omstandigheden (bij warme
banden) moet de bandenspanning ten
opzichte van de op de sticker vermelde
spanning met 0,3 bar worden verhoogd.
Sneeuwkettingen
Het systeem hoeft niet gereset te worden
na het aanbrengen of verwijderen van
sneeuwkettingen.
Waarschuwing te lage bandenspanning
Deze waarschuwing wordt
aangegeven door het permanent
branden van dit lampje, een
geluidssignaal en, afhankelijk van
de uitvoering, een melding op het
scherm.
Het systeem vergelijkt de signalen van de
snelheidssensoren van de wielen met de
referentiewaarden die elke keer nadat de
banden op spanning zijn gebracht of na het
verwisselen van een wiel moeten worden
gereset
.
Het systeem geeft een waarschuwing zodra
wordt gesignaleerd dat de spanning van een of
meer banden te laag is.
F
V
erminder onmiddellijk uw snelheid en
vermijd plotselinge stuurbewegingen en
krachtig remmen.
F
Z
et de auto zo snel mogelijk stil op een
veilige plaats. Een te lage bandenspanning is niet altijd
aan de band te zien. Een visuele controle
is dus niet voldoende.
F
G
ebruik in het geval van een lekke band
de bandenreparatieset of het reservewiel
(afhankelijk van de uitvoering).
of
F
c
ontroleer als u een compressor in
de auto hebt, bijvoorbeeld die van de
bandenreparatieset, de spanning van de
vier banden als deze zijn afgekoeld,
of
F
r
ijd voorzichtig verder als het niet mogelijk is
om deze controle onmiddellijk uit te voeren.
De waarschuwing blijft actief tot het
systeem wordt gereset.
Resetten
Elke keer nadat u een of meer banden op
spanning hebt gebracht en na het verwisselen
van een of meer wielen, moet u het systeem
resetten.
6
Rijden
Page 170 of 324

168
Controleer voordat u het systeem
gaat resetten of de spanning van
de vier banden overeenkomstig de
gebruiksomstandigheden van de auto
en de voorschriften op de sticker met de
bandenspanningen is.
Het bandenspanningscontrolesysteem
is alleen betrouwbaar als de vier banden
tijdens het resetten de juiste spanning
hebben.
Het bandenspanningscontrolesysteem
geeft geen correcte meldingen als de
bandenspanning bij het resetten onjuist is.
Display C
F Druk op de toets MENU om het hoofdmenu
weer te geven.
F
D
ruk op de toets " 7" of " 8" om het menu
" Persoonlijke instellingen – configuratie "
te selecteren en bevestig ver volgens uw
keuze door op de toets OK te drukken.
F
D
ruk op de toets " 5" of " 6" om het menu
" Configuratie auto instellen " te selecteren
en bevestig ver volgens uw keuze door op
de toets OK te drukken. F
D
ruk op de toets "
5" of " 6" om het
menu Rijhulpsysteem , het menu
Bandenspanning en vervolgens het menu
Resetten te selecteren en bevestig uw
keuzes door op de toets OK te drukken.
Het resetten wordt bevestigd door een
geluidssignaal.
Touchscreen
Het resetten van het systeem moet gebeuren
bij aangezet contact en stilstaande auto.
F
Sel
ecteer "Resetten bandensp.
controle " in het tabblad Rijfuncties
van het menu Auto/Rijden van het
touchscreen.
F
Be
vestig het resetten door op " Ja" te
drukken. Als het resetten is voltooid, klinkt
een geluidssignaal en wordt een melding
weergegeven.
De nieuw opgeslagen waarden van de
bandenspanning worden door het systeem
beschouwd als referentiewaarden.
Storing
In dat geval werkt de bandenspanningscontrole
mogelijk niet goed.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Na het uitvoeren van werkzaamheden
aan het systeem moet de spanning van de
vier banden worden gecontroleerd en het
systeem worden gereset.
Als het lampje te lage bandenspanning gaat
knipperen en vervolgens blijft branden in combinatie met het lampje Ser vice, wijst dit op
een storing in het systeem.
Er verschijnt een melding in combinatie met
een geluidssignaal.
Rijden
Page 171 of 324
EEN SAMENWERKING IN HET
TEKEN VAN PRESTATIES!
TOTAL QUARTZ beschermt uw motor tegen de tand des
tijds.
PEUGEOT & TOTAL
TOTAL QUARTZ Ineo First is een uiterst hoogwaardig
smeermiddel dat door de R&D-teams van Peugeot en Total
gezamenlijk is ontwikkeld. De innovatieve technologie van
deze speciaal voor Peugeot-motoren ontwikkelde motorolie
draagt in belangrijke mate bij tot het terugdringen van de CO
2-
uitstoot en beschermt de motor effectief tegen ver vuiling. Het PEUGEOT TOTAL-team weet hoe prestatiegrenzen
onder de meest veeleisende omstandigheden verlegd kunnen
worden. Dit werd bevestigd door de drievoudige over winning
die in 2017 werd behaald.
Voor deze uitzonderlijke prestaties voorzagen de teams van
Peugeot Sport hun Peugeot 3008 DKR van TOTAL QUARTZ,
een hoogwaardig smeermiddel dat onder de meest extreme
omstandigheden de motor optimaal beschermt.
Page 172 of 324

170
Brandstoftank
Tankinhoud: ongeveer 53 liter (of 45 liter
afhankelijk van de uitvoering).
Openen
Vullen
Voor een juiste weergave van de
brandstofniveaumeter moet er minimaal 6 liter
brandstof worden getankt.
Bij het openen van de vuldop kan een
aanzuiggeluid van lucht hoorbaar zijn. Dit wordt
veroorzaakt door de onderdruk die ontstaat
door de afdichting van het brandstofcircuit. F
K
ies bij het tankstation de juiste brandstof
(deze staat vermeld op de sticker aan de
binnenzijde van de brandstofvulklep van uw
auto).
F
A
ls uw auto is voorzien van een
conventionele sleutel, steek deze dan in de
vuldop.
F
D
raai de vuldop linksom.
Uw auto is voorzien van een katalysator, die de
schadelijke bestanddelen in de uitlaatgassen
vermindert.
Bij benzinemotoren mag uitsluitend
loodvrije benzine worden gebruikt.
Door de vernauwde vulpijp kan alleen benzine
worden getankt.
Indien u per vergissing de verkeerde
brandstof voor uw auto tankt, moet de
tank beslist worden afgetapt voordat
de motor kan worden gestar t.
Bij de Puretech 225 S&S EAT8 -motor wordt
het gebruik van RON98 loodvrije benzine
aanbevolen voor een optimale werking van de
motor.
Laag brandstofniveau
Als het minimumbrandstofniveau is
bereikt, gaat dit lampje branden, in
combinatie met een geluidssignaal en
een melding.
F
O
ntgrendel de auto als deze is voorzien van
het Keyless entry and start-systeem.
F
D
ruk op de klep (in het achterste deel van
de zijkant van de auto) en trek de klep
vervolgens open.
F
V
er wijder de vuldop en plaats deze op de
steun (aan de klep).
F
S
teek het vulpistool zo ver mogelijk in de
vulopening en druk hierbij de metalen klep
A in. F
V
ul de brandstoftank. Laat het vulpistool
maximaal drie keer afslaan, aangezien er
anders storingen kunnen optreden.
F
P
laats de vuldop terug en sluit deze door de
dop rechtsom te draaien.
F
D
ruk de brandstofvulklep dicht (uw auto
moet ontgrendeld zijn).
Praktische informatie
Page 173 of 324

171
Als dit lampje gaat branden, zit er nog minder
dan 6 liter brandstof in de tank.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen
dat u met een lege tank strandt.
Onderbreking
brandstoftoevoer
Voor uw veiligheid wordt bij een aanrijding de
brandstoftoevoer door een brandstofafsluiter
onderbroken.
Als uw auto is uitgerust met het Stop &
Start-systeem, tank dan nooit als de motor
in de STOP-stand is gezet. Zet in dat
geval altijd het contact af.
Tankbeveiliging diesel
Dit mechanisme is aangebracht bij auto's met
een dieselmotor, waardoor het onmogelijk is
om benzine te tanken. Hiermee wordt schade
aan de motor, ontstaan door het tanken van de
verkeerde brandstof, voorkomen.
Deze voorziening, die in de tankopening
is ingebouwd, is zichtbaar zodra u de
brandstofvuldop verwijdert.
Het vullen van de brandstoftank met behulp
van een jerrycan blijft mogelijk, maar dit
moet met beleid gebeuren.
Houd de tuit van de jerrycan recht en
druk deze niet tegen de klep van de
tankbeveiliging, om er voor te zorgen dat de
brandstof netjes in de vulopening stroomt.
Rijden in het buitenland
Omdat de tankpistolen voor het tanken
van dieselbrandstof per land kunnen
verschillen, kan de aanwezigheid van een
tankbeveiliging op de auto er toe leiden
dat tanken niet mogelijk is.
Niet alle auto's met een dieselmotor
zijn voorzien van een tankbeveiliging.
Daarom adviseren wij u voordat u naar het
buitenland afreist om bij het PEUGEOT-
netwerk te informeren of uw auto geschikt
is om in het desbetreffende land te kunnen
tanken.
Wanneer u bij een uitvoering met dieselmotor
een benzinetankpistool in de tankopening
probeert te plaatsen, wordt dit tegengehouden
door een klep. Hierdoor blijft het systeem
vergrendeld en kan er dus niet getankt worden.
Probeer in dat geval niet toch te tanken
maar kies een dieseltankpistool.
7
Praktische informatie
Page 174 of 324

172
Geschikte brandstoffen
Brandstof voor
benzinemotoren
De benzinemotoren zijn geschikt voor
biobrandstoffen die aan de huidige en
toekomstige Europese richtlijnen voldoen en
die bij tankstations getankt kunnen worden:Benzine die voldoet aan de norm EN228
en is gemengd met een biobrandstof die
voldoet aan de norm EN15376.
Alleen brandstofadditieven die voldoen
aan de norm B715001
mogen worden
gebruikt.
Brandstof voor
dieselmotoren
De dieselmotoren zijn geschikt voor
biobrandstoffen die aan de huidige en
toekomstige Europese richtlijnen voldoen en
die aan de pomp getankt kunnen worden: Raadpleeg voor meer informatie het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Het gebruik van elk ander type (bio)
brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stookolie...)
is nadrukkelijk verboden (kans op schade
aan de motor en het brandstofcircuit). Alleen het gebruik van dieseladditieven
die voldoen aan de norm B715000 is
toegestaan.
Diesel bij lage buitentemperaturen
Bij temperaturen beneden het vriespunt kan
paraffine in zomerdiesel vlokvorming en
storingen in het brandstofsysteem van uw
auto veroorzaken. Om dit te voorkomen is het
raadzaam winterdiesel te tanken en de tank
voor minimaal 50% gevuld te houden.
Als desondanks de motor bij een temperatuur
lager dan -15°C moeilijk aanslaat, laat dan
de auto even in een garage of ver warmde
werkplaats staan.
Reizen naar het buitenland
Sommige brandstoffen kunnen de motor
van uw auto beschadigen.
In bepaalde landen kan het nodig zijn een
specifieke brandstofsoor t te gebruiken
(specifiek octaangetal, specifieke
commerciële benaming enz.) om de goede
werking van de motor te garanderen.
Neem voor meer informatie contact op met uw
dealer.
Diesel die voldoet aan de richtlijn EN590
gemengd met biobrandstof die voldoet
aan de richtlijn EN14214 (met een
gehalte aan methyl-ester vetzuren van 0
t o t 7 %) , Diesel die voldoet aan de richtlijn
EN16734 gemengd met biobrandstof die
voldoet aan de richtlijn EN14214 (met
een gehalte aan methyl-ester vetzuren
van 0 tot 10%),
Paraffinehoudende diesel die voldoet
aan de richtlijn EN15940 gemengd met
biobrandstof die voldoet aan de richtlijn
EN14214 (met een gehalte aan methyl-
ester vetzuren van 0 tot 7%).
De brandstof B20 of B30 die voldoet
aan de richtlijn EN16709 is ook geschikt
voor de dieselmotor van uw auto. Maar
als deze brandstof, ook al is het slechts
incidenteel, wordt gebruikt, moeten de
bijzondere onderhoudsvoorschriften
(voor "Zware rijomstandigheden") strikt
worden nageleefd.
Praktische informatie
Page 175 of 324

173
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden verbeteren
sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag
van de auto.Uitsluitend de voor wielen mogen van
sneeuwkettingen worden voorzien.
Een noodreser vewiel mag niet worden
voorzien van een sneeuwketting.
Houd u altijd aan de ter plekke geldende
regelgeving over het gebruik van
sneeuwkettingen en de maximaal
toegestane snelheid.
Montage-advies
F Als u onder weg sneeuwkettingen moet monteren, zet de auto dan langs de kant
van de weg stil op een vlakke ondergrond.
F
T
rek de parkeerrem aan en plaats indien
nodig een wielblok tegen een wiel om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
F
M
onteer de sneeuwkettingen, volg daarbij
de aanwijzingen van de fabrikant.
F
R
ijd voorzichtig weg en rijd even met een
snelheid van maximaal 50
km/h.
F
Z
et de auto stil en controleer of de kettingen
correct gespannen zijn. Het is bijzonder raadzaam voor vertrek
het monteren van de sneeuwkettingen te
oefenen; doe dit op een vlakke en droge
ondergrond.
Rijd niet met sneeuwkettingen op een
sneeuwvrij gemaakte weg om schade aan
de banden en het wegdek te voorkomen.
Als uw auto is voorzien van lichtmetalen
velgen, controleer dan of de ketting en de
bevestigingen de velg niet raken.
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn
voor het type velg van uw auto: Maat van de af
fabriek gemonteerde banden Type ketting
195/65 R15 schakel 9
mm
205/55 R16
2 2 5 /4 5 R17
225/40 R18 K-Summit K23
235/35 R19 Polar Grip 70
Neem voor meer informatie contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Sneeuwschermen
Afneembaar sneeuwscherm om een
opeenhoping van sneeuw bij de koelventilateur
van de radiateur te voorkomen.
Voor het plaatsen en verwijderen van het
sneeuwscherm wordt geadviseerd contact
op te nemen met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Controleer of de motor is afgezet en de
ventilator stilstaat voordat u de schermen
monteert of verwijdert.
Aanbrengen
F Houd het sneeuwscherm tegen het bovenste deel van het bovenste luchtrooster
van de voorbumper.
F
D
ruk op het scherm om de bevestigingsclips
vast te zetten.
7
Praktische informatie
Page 176 of 324

174
Verwijderen
F Wip met een schroevendraaier de vier bevestigingsklemmen los.
Vergeet niet het sneeuwscherm te
verwijderen:
-
a
ls de buitentemperatuur hoger is dan
10°C ('s zomers...),
-
b
ij het aankoppelen van een
aanhanger,
-
b
ij snelheden hoger dan 120 km/h.
Trekhaak
Gewichtsverdeling
F V erdeel het gewicht in de caravan/
aanhanger gelijkmatig, plaats zware
voor werpen zo dicht mogelijk bij de as en
houd u aan de toegestane kogeldruk.
Door een geringere luchtdichtheid nemen de
prestaties van de motor af als men op grotere
hoogte boven de zeespiegel komt. Trek
daarom voor elke 1000
m hoogte 10% van het
maximale aanhangergewicht af. Maak gebruik van trekhaken en de
desbetreffende bedrading, goedgekeurd
door PEUGEOT. Wij adviseren de
installatie te laten uitvoeren door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Als de trekhaak wordt gemonteerd door
een bedrijf dat niet tot het PEUGEOT-
netwerk behoort, moet de montage altijd
volgens de voorschriften van de fabrikant
worden uitgevoerd.
Sommige rijhulp- of parkeerhulpfuncties
worden automatisch uitgeschakeld
wanneer een goedgekeurde trekhaak
wordt gebruikt.
Houd u aan het maximale
aanhangergewicht dat is vermeld op
het kentekenbewijs van uw auto, op het
constructeursplaatje en in de rubriek
Technische gegevens
van dit boekje.
De maximale kogeldruk geldt ook
voor de montage op de trekhaak van
accessoires als een fietsendrager of
een bagageplateau.
Houd u aan de regelgeving in het land
waar u zich bevindt.
Trekhaak GTi
Uw auto is niet geschikt voor de montage
van een trekhaak.
Trekhaak met kogel
Vóór het gebruik
Verzeker u er van dat de kogel correct
vergrendeld is. Doe dit door het volgende
te controleren:
Berline:
-
h
et groene merkteken van de
draaiknop valt samen met het groene
merkteken van de kogel,
-
d
e draaiknop maakt contact met de
kogel (stand A ),
-
he
t veiligheidsslot is vergrendeld en de
sleutel is ver wijderd; de draaiknop kan
niet meer worden bediend,
-
d
e kogel mag absoluut niet in de steun
kunnen bewegen: duw en trek eraan
om dit te controleren.
SW:
-
d
e kogel is correct vergrendeld (stand
A ),
-
he
t veiligheidsslot is vergrendeld en
de sleutel is ver wijderd; de hendel kan
niet meer worden bediend,
-
d
e kogel mag absoluut niet in de steun
kunnen bewegen: duw en trek eraan
om dit te controleren.
Als de kogel niet is vergrendeld, kan
de aanhanger losraken. Kans op een
ongeval!
Praktische informatie