Page 105 of 324

103
Gebruik niet de bevestigingsogen voor het
bagagenet (Berline) of de sjorogen (SW)
die zich aan de zijkanten van de vloer van
de bagageruimte bevinden.
Eén bevestigingsring B in de bagageruimte
(voorzien van een etiket) die TOP TETHER wordt
genoemd, voor de bevestiging van de bovenste
riem.
Aan deze bevestigingsring wordt de TOP TETHER
van kinderzitjes (indien aanwezig) vastgemaakt. Dit
systeem beperkt het naar voren kantelen van het
kinderzitje bij een frontale aanrijding.
De TOP TETHER bevindt zich op de vloer van de
bagageruimte, achter de rugleuningen.
Met de ISOFIX-bevestigingen kan een
kinderzitje veilig, degelijk en snel in uw auto
worden gemonteerd.
De ISOFIX-kinderzitjes beschikken over twee
sloten die eenvoudig aan de twee ringen A
kunnen worden verankerd. Kinderzitje vastmaken aan de TOP TETHER
:
-
v
er wijder de hoofdsteun en berg hem op
alvorens het kinderzitje op deze zitplaats
te bevestigen (plaats de hoofdsteun terug
zodra het kinderzitje is verwijderd),
-
v
oer de riem van het kinderzitje over
de rugleuning van de zitplaats, tussen
de openingen voor de pennen van de
hoofdsteun door,
-
b
evestig de aansluiting van de bovenste
riem aan het bevestigingsoog B ,
-
t
rek de bovenste riem strak.
Bij een onjuist geplaatst kinderzitje is
de bescherming van het kind bij een
aanrijding niet meer gewaarborgd.
Volg nauwkeurig de montagevoorschriften
in de handleiding die bij het kinderzitje is
geleverd.
Raadpleeg het overzicht voor de
bevestiging van ISOFIX-kinderzitjes
in uw auto, waarin staat vermeld
welke kinderzitjes voor uw auto zijn
gehomologeerd. Als uw auto is voorzien van een reser vewiel
met dezelfde afmetingen als de overige wielen
van de auto, moet u deze procedure volgen:
F
v
oer de riem en de haak via de opening
door de vloer van de bagageruimte,
F
t
il de vloer van de bagageruimte op,
F
v
er wijder de bovenste opbergbak die naast
het wiel is aangebracht,
F
z
et de haak vast aan de TOP TETHER
-ring,
F
p
laats de opbergbak en de vloer van de
bagageruimte terug.
Sommige kinderzitjes zijn bovendien voorzien
van een bovenste riem
die kan worden
vastgemaakt aan de ring B .
5
Veiligheid
Page 106 of 324

104
Aanbevolen ISOFIX-
kinderzitjes
Raadpleeg voor het aanbrengen en
verwijderen van het kinderzitje de
montage-instructies van de fabrikant.
" RÖMER Baby- Safe Plus met ISOFIX-
basis"
(lengtecategorie: E )
Groep 0+: vanaf geboor te tot 13
kg.
Dit kinderzitje wordt met de rug in de
rijrichting geplaatst met behulp van een ISOFIX-basis die aan de ogen A wordt bevestigd.
De basis is voorzien van een in hoogte
verstelbare steun die op de vloer van de auto rust.
Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd met een veiligheidsgordel. In dat geval wordt het
zitje zonder basis met de driepuntsgordel op de zitplaats van de auto bevestigd. "
Baby P2C Midi met ISOFIX-basis "
(lengtecategorie: D, C, A, B, B1 )
Groep 1: 9 -18 kg
Dit kinderzitje wordt met de rug in de rijrichting
geplaatst met behulp van een ISOFIX-basis die aan de ogen A wordt bevestigd.
De basis is voorzien van een in hoogte
verstelbare steun die op de vloer van de auto rust.
Dit kinderzitje kan ook "met het gezicht in de rijrichting" worden geplaatst.
Dit kinderzitje kan niet met een
veiligheidsgordel worden vastgezet.
We adviseren u het zitje voor kinderen tot
3
jaar "met de rug in de rijrichting" te plaatsen.
RÖMER Duo Plus ISOFIX (lengtecategorie: B1 )
Groep 1: van 9 tot 18
kg
Dit zitje wordt uitsluitend met het gezicht in de rijrichting geplaatst.
Het wordt verankerd aan de ringen A en, met de bovenste riem, aan de ring B , de TOP
TETHER.
3 kantelstanden: rechtop, ruststand en ligstand.
Dit kinderzitje kan ook worden gebruikt op
zitplaatsen die niet zijn voorzien van ISOFIX- bevestigingspunten. In dat geval moet het
zitje met de driepuntsveiligheidsgordel op de stoel van de auto worden bevestigd. Stel de
voorstoel zo af dat de voeten van het kind de rugleuning niet kunnen raken.
Veiligheid
Page 107 of 324
105
Zitplaatsen geschikt voor ISOFIX-kinderzitjes
Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de
auto voorzien van ISOFIX-bevestigingen.
Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met een letter
(A t /m G ).
Gewicht van het kind/leeftijdsindicatie
Tot 10
kg
(groep 0)
Tot ongeveer 6
maandenTot 10
kg
(groep 0) Tot 13
kg
(groep 0+)
Tot ongeveer 1
jaar9-18
kg (groep 1)
Van 1 tot ongeveer 3
jaar
Type ISOFIX-kinderzitje Reiswiegrug in de rijrichting rug in de rijrichting gezicht in de rijrichting
ISOFIX-lengtecategorie F G C D E C D A B B1
Voorpassagiersstoel Geen ISOFIX
Berline
Buitenste zitplaatsen achter IL- SU
(a+b) IL- SU
(c) IL- SU
(a) IL- SU
(c) IL- SU
(a) IUF
IL- SU
Middelste zitplaats achter Geen ISOFIX
5
Veiligheid
Page 108 of 324

106
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de ISOFIX-
bevestigingen en -kinderzitjes, en met
name over de bovenste riem (Top Tether).
Ver wijder de hoofdsteun en berg hem
op alvorens een kinderzitje met een
rugleuning te bevestigen op een zitplaats.
Plaats de hoofdsteun terug zodra het
kinderzitje is verwijderd.
IUF
Zitplaats geschikt voor de bevestiging
met behulp van de bovenste riem van
een universeel ISOFIX-kinderzitje "met
het gezicht in de rijrichting".
IL- SU Zitplaats geschikt voor de bevestiging
van een semi-universeel ISOFIX-
kinderzitje:
-
"
met de rug in de rijrichting",
bevestigd met behulp van een
bovenste riem of een steun,
-
"
met het gezicht in de rijrichting",
bevestigd met behulp van een
steun,
-
r
eiswieg voorzien van een bovenste
riem of een steun. (a)
Zet de niet in hoogte verstelbare stoel 1
stand naar voren naar de middenstand
voor verstelling in lengterichting. De
in hoogte verstelbare stoel moet in de
hoogste stand worden gezet.
(b) Als een reiswieg op en buitenste zitplaats
wordt bevestigd, kunnen de andere twee
zitplaatsen achter niet meer gebruikt
worden.
(c) De in hoogte verstelbare stoel moet in
de hoogste stand worden gezet. Zet de
niet in hoogte verstelbare stoel 5 standen
naar voren vanaf de middenstand voor de
verstelling in lengterichting.
SW
Buitenste zitplaatsen achter IL- SU
(a+b) IL- SU
(c) IL- SU
(a) IL- SU
(c) IL- SU
(a) IUF
IL- SU
Middelste zitplaats achter Geen ISOFIX
Veiligheid
Page 109 of 324

107
Kinderslot
Beide achterportieren zijn voorzien van een
mechanisch systeem om het openen van
binnenuit te verhinderen.
De knop bevindt zich in de achterrand van
beide achterportieren en het kinderslot werkt
op elk portier afzonderlijk.
Vergrendelen
Ontgrendelen
F Draai de knop met de geïntegreerde sleutel tot de aanslag:
-
n
aar rechts bij het linker achterportier,
-
n
aar links het rechter achterportier.
F
D
raai de knop met de geïntegreerde sleutel
tot de aanslag:
-
n
aar links bij het linker achterportier,
-
n
aar rechts bij het rechter achterportier.
Veiligheidsvoorschriften
Bij een onjuist geplaatst kinderzitje is
de bescherming van het kind bij een
aanrijding niet meer gewaarborgd.
Controleer of er geen veiligheidsgordel of
gesp van de veiligheidsgordel onder het
kinderzitje zit; dat zou de stabiliteit van het
zitje in gevaar kunnen brengen.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels
of het tuigje van het kinderzitje, zelfs bij
korte ritten, worden vastgemaakt waarbij
de speling ten opzichte van het lichaam
van het kind zoveel mogelijk moet worden
beperkt.
Zorg er bij het bevestigen van het
kinderzitje met de veiligheidsgordel voor
dat de veiligheidsgordel correct tegen het
kinderzitje is gespannen en dat de gordel
het kinderzitje stevig op zijn plaats houdt.
Schuif de passagiersstoel, wanneer deze
versteld kan worden, indien nodig naar
voren.
Verwijder de hoofdsteun alvorens
een kinderzitje met een rugleuning te
plaatsen op een passagiersstoel.
Berg de hoofdsteun zorgvuldig op om te
voorkomen dat de hoofdsteun door de
auto vliegt bij krachtig afremmen. Plaats
de hoofdsteun terug zodra het kinderzitje
is verwijderd.
Kinderzitje achterin
Laat bij de achterzitplaatsen altijd voldoende
ruimte tussen de voorstoel en:
-
e
en kinderzitje dat met de rug in de
rijrichting wordt geplaatst,
-
d
e voeten van het kind wanneer het
kinderzitje in de rijrichting wordt geplaatst.
Schuif daartoe de voorstoel naar voren en zet
de rugleuning er van, indien nodig, rechter op.
Voor een optimale bevestiging van het
kinderzitje met "het gezicht in de rijrichting"
is het noodzakelijk dat de afstand tussen
de rugleuning van het kinderzitje en de
rugleuning van de stoel van de auto zo klein
mogelijk is.
Kinderen voorin
De regelgeving met betrekking tot
het ver voer van kinderen op de
voorpassagiersstoel verschilt per land.
Houd u aan de regels die gelden in het
land waar u zich bevindt.
Schakel de airbag vóór aan
passagierszijde uit zodra een kinderzitje
met de rug in de rijrichting op de
voorpassagiersstoelen wordt geplaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan van de
airbag levensgevaarlijk gewond raken.
5
Veiligheid
Page 110 of 324
108
Plaatsen van een stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van de
veiligheidsgordel moet over de schouder
van het kind liggen zonder de hals te
raken.
Controleer of de heupgordel goed over de
bovenbenen van het kind ligt.
Er wordt aanbevolen een stoelverhoger
met rugleuning te gebruiken voorzien
van een gordelgeleider ter hoogte van de
schouder.
Extra beveiliging
Gebruik de kinderbeveiliging om te
voorkomen dat de portieren en de
portierruiten achter per ongeluk geopend
worden.
Zorg er voor dat de achterzijruiten niet
verder dan voor 1/3 deel worden geopend.
Plaats zonneschermen op de achterste
zijruiten om jonge kinderen tegen de zon
te beschermen.
Laat uit veiligheidsoverwegingen:
-
g
een kinderen zonder toezicht achter
in een auto,
-
n
ooit een kind of een dier in een auto
achter wanneer alle ruiten gesloten zijn
en de auto in de zon staat,
-
d
e sleutels nooit binnen bereik van de
kinderen achter in de auto.
Veiligheid
Page 111 of 324

109
Rijadviezen
Houd u aan de verkeersregels en let onder alle
omstandigheden goed op.
Richt uw aandacht op het verkeer en houd
uw handen op het stuur wiel, zodat u snel kunt
reageren op onverwachte situaties.
Uit veiligheidsoverwegingen moet de
bestuurder handelingen die veel aandacht
vergen altijd bij stilstaande auto uitvoeren.
Las tijdens een lange rit om de twee uur een
pauze in.
Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en
houd meer afstand tot uw voorligger.
Rijden op een
overstroomde weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan
de motor, versnellingsbak en het elektrische
systeem van uw auto ernstig beschadigen.
Belangrijk!
Rijd nooit met aangetrokken parkeerrem
– Kans op over verhitting en beschadiging
van het remsysteem!
Het uitlaatsysteem van uw auto wordt
erg warm en blijft ook na het afzetten
van de motor nog enige tijd warm. Zet uw
auto daarom niet stil (om te parkeren of
met draaiende motor) op een plaats met
brandbaar materiaal (gras, afgevallen
bladeren enz.). Brandgevaar!Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter. Als u uw auto
met draaiende motor moet verlaten,
trek dan de parkeerrem aan en zet de
versnellingsbak in de neutraalstand of in
de stand N of P
, afhankelijk van het type
versnellingsbak.
Bij het trekken van een aanhanger
Bent u genoodzaakt over een overstroomd
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
-
c
ontroleer dat de diepte van het water
nergens meer is dan 15
cm en houd daarbij
rekening met de golven die kunnen worden
veroorzaakt door andere gebruikers;
-
s
chakel de functie Stop & Start uit,
-
r
ijd zo langzaam mogelijk zonder de motor
te laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller
dan 10
km/h,
-
z
et de auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte
achter u hebt gelaten, rem dan, zodra de
verkeerssituatie dat toelaat, meerdere keren
licht af om de remschijven en remblokken te
drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Het rijden met een aanhanger heeft veel
invloed op het rijgedrag van de auto en
vergt daarom extra aandacht van de
bestuurder.
Zijwind
F Houd er rekening mee dat de
windgevoeligheid van de auto groter is.
Koeling
Het trekken van een aanhanger op
een helling veroorzaakt een hogere
koelvloeistoftemperatuur.
De koelventilator wordt elektrisch bediend en is
niet afhankelijk van het motortoerental.
F
P
as uw snelheid aan om het motortoerental
te beperken.
Het maximale aanhangergewicht op een helling
is afhankelijk van het hellingspercentage en de
buitentemperatuur.
Houd in elk geval de koelvloeistoftemperatuur
in de gaten.
6
Rijden
Page 112 of 324

110
F Als dit lampje gaat branden in combinatie met het lampje STOP ,
stop dan zo snel mogelijk en zet
de motor af.
Nieuwe auto
Gebruik uw auto de eerste 1000
km niet
voor het trekken van een aanhanger.
Remmen
Het trekken van een aanhanger verlengt de remweg.
Vermijd langdurig gebruik van de remmen om te
voorkomen dat de remmen over verhit raken. In dat
geval is het raadzaam om op de motor af te remmen.
Banden
F Controleer de bandenspanning van de auto en de aanhanger en breng deze indien
nodig op de juiste waarde.
Verlichting
F Controleer de verlichting van de aanhanger en de hoogteverstelling van de koplampen
van uw auto.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de handmatige
hoogteverstelling van de koplampen .Sommige rijhulp- of parkeerhulpfuncties
worden automatisch uitgeschakeld
wanneer een goedgekeurde trekhaak
wordt gebruikt.
Diefstalbeveiliging
Elektronische startblokkering
In de sleutel is een chip aangebracht die
over een specifieke code beschikt. Om te
kunnen starten, moet bij het aanzetten van het
contact deze code worden herkend door de
startblokkering.
Deze elektronische startblokkering blokkeert
het motormanagementsysteem zodra het
contact wordt afgezet en voorkomt zo het
starten van de motor bij een inbraak.
Bij een storing in het systeem wordt
u gewaarschuwd door dit lampje in
combinatie met een geluidssignaal en
een melding op het display.
De auto kan dan niet gestart worden.
Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-
netwerk.
Bewaar de sticker die u bij de aflevering
van uw auto samen met de sleutels is
overhandigd zorgvuldig op een plaats
buiten de auto.
Starten/afzetten van
de motor, sleutel met
afstandsbediening
Plaats de versnellingshendel in de neutraalstand.
Contactslot
1.Stand Stop .
2. Stand Contact aan.
3. Stand Starten .
Starten met de sleutel
De parkeerrem moet zijn
aangetrokken.
F Auto's met een handgeschakelde versnellingsbak:
zet de versnellingshendel in de neutraalstand en
trap het koppelingspedaal volledig in.
F
A
uto's met een automatische transmissie: zet
de selectiehendel in stand P of N en trap het
rempedaal volledig in.
Rijden