Page 265 of 393
263
308_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
PEUGEOT is niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit storingen
veroorzaakt door het monteren
van extra accessoires die niet door
PEUGEOT aanbevolen en geleverd
worden, en niet volgens haar
voorschriften zijn gemonteerd. Dit geldt
met name als het totale stroomverbruik
van alle extra accessoires meer dan
10
milliampère bedraagt.Montage van elektrische
accessoires
Bij het ontwerp van het elektrische
circuit van uw auto is reeds rekening
gehouden met de montage van zowel de
standaarduitrusting als eventuele opties.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats voordat
u andere elektrische voorzieningen of
accessoires in de auto monteert of laat
monteren.
8
Storingen verhelpen
Page 266 of 393

264
308_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Zekeringen dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde
van het dashboard (linkerzijde).Zekering
n r. Ampère
(A) Functies
F4 5Urgence- en Assistance-oproepen.
F6
A of B15Autoradio, touchscreen, CD-speler, navigatiesysteem.
F11 5Keyless entry and start-systeem
F13 1012V-aansluiting vóór.
F14 1012V-aansluiting bagageruimte.
F16 3Verlichting dashboardkastje, plafonnier achter.
F17 3Verlichting make-upspiegel, plafonnier vóór.
F19 5Instrumentenpaneel.
F21 10Multifunctioneel display, airconditioning.
F22 5Achteruitrijcamera, parkeerhulp.
F24 3Regen- en lichtsensor.
F25 5Airbags.
F28
A of B15Autoradio (+ accu).
F30 20Ruitenwisser achter.
F31 30Sloten.
F32 10Hifi-versterker.
F33 3Geheugen zitposities.
F34 5Elektrische stuurbekrachtiging.
F35 3Weergave niet-vastgemaakte veiligheidsgordels.
F
M
aak het deksel los door het aan de
bovenzijde eerst links en vervolgens rechts
los te trekken.
Versie 1 (Full)
Toegang tot de zekeringen
Storingen verhelpen
Page 267 of 393
265
308_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Versie 2 (Eco)
Zekeringn r. Ampère
(A) Functies
F9 5Inbraakalarm, Urgence- en Assistance-oproep.
F13 5Achteruitrijcamera en parkeerhulp.
F15 1512V-aansluiting.
F16 15A a n s t e ke r.
F17 15Autoradio.
F18 20Touchscreen, CD-speler, audio-/navigatiesysteem.
F19 5Regen- en lichtsensor.
F20 5Airbags.
F21 5Instrumentenpaneel.
F22/F24 30Sloten interieur, exterieur, voor en achter.
F23 5Verlichting dashboardkastje, make-upspiegel, plafonniers voor
en achter.
F25/F27 15Ruitensproeierpomp voor/achter.
F26 15Claxon.
F30 15Ruitenwisser achter.
8
Storingen verhelpen
Page 268 of 393
266
308_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Zekeringkast in de
motorruimte
F Maak het deksel los.
F V ervang de zekering.
F
S
luit na het vervangen van de zekering
zorgvuldig het deksel voor een goede
afdichting van de zekeringkast. Zekering
n r. Ampère
(A) Functies
F12 5Elektronische eenheid Park Assist.
F14 25Ruitensproeierpomp voor en achter.
F15 5Stuurbekrachtiging.
F19 30Ruitenwissermotor vóór.
F20 15Ruitensproeierpomp voor en achter.
F21 20Koplampsproeiers.
F22 15Claxon.
F23 15Grootlicht rechts.
F24 15Grootlicht links.
De zekeringkast bevindt zich onder de
motorkap, naast de accu.
Versie 1
(Full)
Zekeringkast 1
Toegang tot de zekeringen
Storingen verhelpen
Page 269 of 393
267
308_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Zekeringkast 2ZekeringN r. Ampère
(A) Functies
F8 30Emissieregelsysteem dieselmotor (AdBlue
®).
F10 5Automatische transmissie.
F12 15Automatische transmissie.
Versie 2 (Eco)
Zekering
n r. Ampère
(A) Functies
F13 5Intelligente servicecentrale (BSI).
F16 15Mistlampen vóór.
F18 10Grootlicht rechts.
F19 10Grootlicht links.
F25 40Relais koplampsproeiers (montage achteraf).
F27 25Intelligente servicecentrale (BSI).
F28 30Emissieregelsysteem dieselmotor (AdBlue
®).
F29 30Ruitenwissermotor vóór.
F30 80Gloeibougies (diesel), programmeerbare extra verwarming
(montage achteraf), koplampsproeierpomp.
8
Storingen verhelpen
Page 270 of 393

268
308_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
12V- ac c u
De accu bevindt zich in de motorruimte.
Toegang tot de accu:
F
O
pen de motorkap via hendel in het
interieur en gebruik vervolgens de
veiligheidshaak aan de buitenzijde.
F
Be
vestig de motorkapsteun.
Toegang tot de accu
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu voor het starten van de motor met behulp van startkabels en voor het laden van een lege accu.
Voordat u werkzaamheden
uitvoer t
Zet de auto stil, trek de parkeerrem
aan, zet de versnellingsbak in de
neutraalstand en zet vervolgens het
contact af.
Controleer of alle elektrische functies
van de auto zijn uitgeschakeld. Het aanduwen om de motor te starten
is bij een auto met een automatische
transmissie niet toegestaan.
Accu's bevatten giftige stoffen zoals
zwavelzuur en lood.
Ze moeten worden ver werkt conform
de regelgeving en mogen in geen geval
met het huishoudelijke afval worden
weggegooid.
Breng de gebruikte batterijen en accu's
naar een speciaal inzamelpunt.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat
u handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend
uit in een goed geventileerde ruimte, ver
van open vuur of vonken veroorzakende
bronnen, om elk risico van brand- of
explosiegevaar uit te sluiten.
Was uw handen als de werkzaamheden
beëindigd zijn.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats.
Algemeen
12V-loodaccu
F Verwijder de kunststof afdekkap voor toegang tot de pluspool (+).
De minpool (-) van de accu is niet bereikbaar,
daarom is er een afzonderlijk massapunt
aangebracht op de motorsteun.
Storingen verhelpen
Page 271 of 393

269
308_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Starten van de motor met een hulpaccu en startkabels
Start de motor nooit door een acculader
aan te sluiten.
Gebruik nooit een startbooster van 24 V
o f h o g e r.
Controleer eerst of de nominale
spanning van de hulpaccu 12
V
bedraagt en of de capaciteit van de
hulpaccu minimaal gelijk is aan die van
de ontladen accu.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(autoradio, ruitenwissers, verlichting
enz.) van beide auto's uit.
Zorg ervoor dat de startkabels zich
niet in de buurt van bewegende delen
van de motor (ventilateur, riem enz.)
bevinden.
Koppel de pluspool (+) van de accu niet
los ter wijl de motor draait. F
B
eweeg, indien uw auto hiermee is
uitgerust, het kunststof kapje van de
pluspool (+) omhoog.
F
S
luit de rode kabel aan op de pluspool (+)
van de ontladen accu A (bij het gebogen
metalen gedeelte) en vervolgens op de
pluspool (+) van de hulpaccu B of de
startbooster.
F
S
luit de groene of zwarte kabel aan op
de minpool (-) van de hulpaccu B of de
startbooster (of op het massapunt van de
auto met de hulpaccu).
Als de accu van uw auto ontladen is, kan
de motor worden gestart met een hulpaccu
(externe accu of een accu van een andere
auto) en startkabels of een startbooster.
Een aantal functies, waaronder het Stop
& Start-systeem, is niet beschikbaar
als de laadtoestand van de accu
onvoldoende is.
F
S
luit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van
de auto met de lege accu.
F
S
tart de motor van de auto met de
hulpaccu en laat deze gedurende enkele
minuten draaien.
F S tel de startmotor in werking van de auto
met de lege accu en laat de motor draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een nieuwe
poging te doen.
F
W
acht tot de motor stationair draait en
neem dan de kabels in omgekeerde
volgorde los.
F
B
reng, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje aan op de pluspool (+).
F
L
aat de motor minimaal 30 minuten
draaien, rijdend of stilstaand, om het
laadniveau van de accu op een correct peil
te krijgen.
8
Storingen verhelpen
Page 272 of 393

270
308_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Voor een optimale levensduur van de accu
is het noodzakelijk om het laadniveau van de
accu op een voldoende peil te houden.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
-
a
ls u voornamelijk korte ritten maakt,
-
v
oordat de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
12V-accu opladen met een acculader
Als u zelf de accu van uw auto gaat
opladen, gebruik dan uitsluitend een
lader die geschikt is voor loodaccu's en
die een nominale spanning van 12
V
heeft.
Als deze sticker is aangebracht, mag
uitsluitend een 12V-lader worden
gebruikt. Anders kan de elektrische
uitrusting van het Stop & Start-systeem
ernstig beschadigd raken. De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld. Volg de door de fabrikant van de lader
geleverde instructies.
Sluit de kabels nooit aan op de
verkeerde polen.
Probeer niet een bevroren accu op te
laden. Risico van explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat
deze dan door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats
controleren op beschadigingen van de
inwendige delen en op scheuren in de
behuizing (kans op lekkage van giftig
en corrosief zuur).
F
Z
et het contact uit.
F
S
chakel alle stroomverbruikers (autoradio,
verlichting, ruitenwissers enz.) uit.
F S chakel om gevaarlijke vonken te
voorkomen de lader B uit alvorens de
kabels op de accu aan te sluiten.
F
C
ontroleer of de kabels van de lader in
goede staat zijn.
F
B
eweeg het kunststof kapje van de
pluspool omhoog (indien aanwezig).
F
S
luit de kabels van de lader B als volgt
aan:
-
d
e rode pluskabel (+) op de pluspool (+)
van de accu A ,
-
d
e zwarte minkabel (-) op het massapunt
C van de auto.
F
S
chakel na het laden de lader B uit
alvorens de kabels los te maken van de
accu A .
Storingen verhelpen