Page 169 of 393

167
308_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Automatisch
schakelprogramma
Zet de selectiehendel nooit in de stand
N als de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit in de stand
P of R als de auto niet volledig stilstaat.
Programma's Sport en
Sneeuw
Deze twee specifieke programma's vullen de
automatische werking aan onder bijzondere
rijomstandigheden.Op het instrumentenpaneel verschijnt
de aanduiding S .
Sneeuw "T"
F Druk op de toets " T" als de motor is gestart.
De transmissie past zich aan voor het rijden op
gladde wegen.
Het schakelprogramma zorgt ervoor dat u
gemakkelijker kunt rijden op een ondergrond
met weinig grip.
Op het instrumentenpaneel verschijnt
de aanduiding T .
Terugkeren naar het
automatische programma
F Om terug te keren naar het automatische
programma kunt u het programma Sport
of Sneeuw op elk gewenst moment
uitschakelen door opnieuw op de
desbetreffende toets ( S of "T") te drukken.
Kruipfunctie (rijden zonder
gasgeven)
Dankzij deze functie verloopt het rijden op lage
snelheid soepeler (inparkeren, filerijden, ...).
Als de motor draait, de parkeerrem is vrijgezet
en de stand D , M of R is geselecteerd, zet de
auto zich langzaam in beweging zodra u
het rempedaal loslaat (zelfs zonder dat u het
gaspedaal bedient).
Uit veiligheidsover wegingen wordt deze functie
alleen geactiveerd als u het rempedaal intrapt
tijdens het inschakelen van de stand D , de
stand M of de stand R .
Deze functie wordt uitgeschakeld zodra het
bestuurdersportier wordt geopend. Sluit om de
functie weer in te schakelen het portier en trap
het rempedaal of gaspedaal in.
Laat bij draaiende motor nooit kinderen
alleen in de auto achter.
Als uw auto is uitgerust met het Driver Spor t
Pack
, raadpleeg dan de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de stand Sport.
F
S
electeer de stand D om automatisch
te laten schakelen tussen de zes
versnellingen.
De versnellingsbak werkt dan in de auto-
adaptieve stand, zonder dat u zelf hoeft
te schakelen. De versnellingsbak kiest
voortdurend de meest geschikte versnelling,
afhankelijk van de rijstijl, het profiel van de weg
en de belading van de auto.
Voor een maximale acceleratie zonder de
stand van de selectiehendel te wijzigen,
moet het gaspedaal volledig worden
ingetrapt (kickdown). De versnellingsbak
schakelt automatisch terug of handhaaft de
ingeschakelde versnelling totdat de motor het
maximumtoerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de versnellingsbak
automatisch terug om sterker op de motor af te
remmen.
Om de veiligheid te verbeteren schakelt de
versnellingbak niet naar een hogere versnelling
als u het gaspedaal plotseling loslaat.Sport "S"
F Druk op de toets "S" als de motor is gestart.
Het schakelprogramma maakt dan automatisch
een dynamische rijstijl mogelijk.
6
Rijden
Page 170 of 393

168
308_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
F Selecteer de stand M om sequentieel te
schakelen in de zes versnellingen.
F
B
eweeg de selectiehendel kort naar de +
om één versnelling op te schakelen.
F
B
eweeg de selectiehendel kort naar de -
om één versnelling terug te schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling
kan alleen als de snelheid van de auto en
het toerental van de motor dit toestaan,
anders wordt er tijdelijk overgegaan op de
automatische bediening.
Op het instrumentenpaneel verdwijnt
de aanduiding D en verschijnen
achtereenvolgens de ingeschakelde
versnellingen.
Als het motortoerental te laag of te hoog is,
knippert de geselecteerde versnelling enkele
seconden en vervolgens wordt de werkelijk
ingeschakelde versnelling weergegeven.
Er kan elk moment van de stand D (rijden in de
automatische stand) naar de stand M (rijden in
de handbediende stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de
automatische transmissie automatisch de
stand M1 .
De programma's Sport en Sneeuw kunnen
niet worden ingeschakeld in de handbediende
stand.
Handmatig schakelen
Onjuiste waarde bij handmatige
bediening
Dit symbool verschijnt als een
versnelling niet goed is ingeschakeld
(de selectiehendel bevindt zich
tussen twee standen in).
Parkeren van de auto
Als de selectiehendel niet in de stand
P staat, klinkt bij het openen van het
bestuurdersportier of na ongeveer
45
seconden een geluidssignaal en
verschijnt een melding op het display.
F
Z
et de selectiehendel in de
stand P ; het geluidssignaal stopt en
de melding verdwijnt. Bij aangezet contact wordt een
melding op het display van het
instrumentenpaneel weergegeven die
duidt op een storing in de transmissie.
Storing
In dit geval werkt de transmissie met een
noodprogramma en blijft de 3e versnelling
ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok
waarnemen bij het selecteren van R vanuit
de stand P
, of R vanuit de stand N . Dit is niet
gevaarlijk voor de transmissie.
Rijd niet harder dan 100
km/h (afhankelijk van
de geldende snelheidslimiet).
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Voordat u de motor afzet, kunt u de
selectiehendel in de stand P of N bewegen om
de neutraalstand te selecteren.
Trek in beide gevallen de parkeerrem aan om
de auto te blokkeren (als de parkeerrem niet in
de automatische stand staat).
De automatische transmissie kan
beschadigd raken:
-
a
ls u het gaspedaal en het
rempedaal gelijktijdig intrapt,
-
a
ls u, indien de accu geen stroom
levert, de selectiehendel vanuit
de stand P geforceerd naar een
andere stand schakelt.
Zet, om het brandstofverbruik tijdens
langdurig stilstaan met draaiende motor
(file...) te beperken, de selectiehendel in
de stand N en trek de parkeerrem aan,
behalve als deze in de automatische
stand staat.
Rijden
Page 171 of 393

169
308_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Driver Sport Pack
Dit pakket beïnvloedt:
- d e visuele sfeer met een specifieke
achtergrondverlichting van het
instrumentenpaneel,
-
h
et motorgeluid,
-
de
stuurbekrachtiging,
-
d
e acceleratie,
-
d
e informatie voor de bestuurder
over dynamische parameters, op het
instrumentenpaneel.
Deze functie is uitsluitend beschikbaar
als de Park Assist en de stand Sneeuw
van de automatische transmissie niet
zijn geselecteerd.
Als de Park Assist wordt ingeschakeld,
wordt deze functie automatisch
uitgeschakeld.Inschakelen
F Druk op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar om de
verschillende gegevens van de dynamische
parameters op het instrumentenpaneel
weer te geven.
F
H
oud de knop ingedrukt tot de
achtergrondverlichting van het
instrumentenpaneel verandert.
Het lampje van de toets blijft branden.
Weergave
F Druk herhaaldelijk op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar om naar een
volgend scherm te gaan.
Als het lampje knippert, kan de functie
niet worden ingeschakeld (bijvoorbeeld
als de Park Assist of de stand
Sneeuw is geselecteerd) en gaat de
achtergrondverlichting weer over naar
de normale modus.
Als het lampje langdurig blijft
knipperen, neem dan contact op
met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
De automatische transmissie (indien
aanwezig) schakelt sneller.
Deze telemetrische gegevens
(versnelling in lengte- en dwarsrichting,
geleverd vermogen, vuldruk, ...) dienen
uitsluitend ter informatie.
6
Rijden
Page 172 of 393

170
308_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Stop & Start
Werking
Overgang naar de STOP-stand
- Auto met een handgeschakelde versnellingsbak : als u bij een snelheid
lager dan 20
km/h of bij stilstaande
auto (afhankelijk van de motor) de
versnellingshendel in de neutraalstand zet
en het koppelingspedaal loslaat.
Tank nooit als de motor door het Stop
& Start-systeem in de STOP-stand is
gezet. Zet in dat geval altijd het contact
af. Om het comfort bij parkeermanoeuvres
te verbeteren is de STOP-stand
niet beschikbaar gedurende
enkele seconden na het uit de
achteruitversnelling schakelen.
Het Stop & Start-systeem heeft geen
invloed op andere componenten, zoals
de remmen en de stuurbekrachtiging;
deze blijven normaal functioneren.
Nadat de auto tot stilstand is gekomen,
kan het een ogenblik duren voordat de
motor wordt afgezet.
Een teller registreert hoe lang de
STOP-stand tijdens een traject is
geactiveerd.
Het Stop & Start-systeem zet de motor
tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood
licht, opstoppingen enz.). De motor wordt
automatisch gestart (START-stand) als u weer
weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel
en stil.
Het Stop & Start-systeem is per fect afgestemd
op stadsgebruik en zorgt voor een lager
brandstofverbruik, minder uitstoot van
schadelijke stoffen en een aangename rust in
het interieur tijdens het wachten.
Stop & Star t-teller
(minuten/seconden of uren/minuten) -
B
ij een automatische transmissie , als u
bij stilstaande auto het rempedaal intrapt of
de selectiehendel in de stand N zet.
De teller wordt elke keer als u het contact
aanzet weer op nul gezet. Het verklikkerlampje "
ECO" op het
instrumentenpaneel gaat branden
en de motor wordt automatisch in de
STOP-stand gezet:
Rijden
Page 173 of 393

171
308_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
De belangrijkste redenen waarom de STOP-
stand niet wordt geactiveerd zijn:
-
d
e auto bevindt zich op een steile helling
(bergopwaarts of bergafwaarts),
-
he
t bestuurderportier is geopend,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder is
losgemaakt,
-
d
e auto heeft sinds de laatste start door
de bestuurder niet sneller dan 10
km/h
gereden,
-
d
e elektrische parkeerrem wordt /is
aangetrokken,
-
d
e klimaatregeling in het interieur laat het
niet toe,
-
d
e voorruitontwaseming is ingeschakeld,
-
e
r zijn bepaalde bijzondere
omstandigheden (laadtoestand accu,
motortemperatuur, rembekrachtiging,
buitentemperatuur...).
In dit geval knippert het
verklikkerlampje "ECO" een paar
seconden, waarna het uitgaat.
Deze werking van het systeem is volkomen
normaal.
Overgang naar de START-stand
- Auto met een handgeschakelde versnellingsbak : als u het
koppelingspedaal volledig intrapt.
-
B
ij een automatische transmissie :
●
a
ls u, met de selectiehendel in de
stand D of M , het rempedaal loslaat,
●
a
ls u, met de selectiehendel in de
stand N en het rempedaal niet ingetrapt,
de selectiehendel in de stand D of M zet,
●
o
f als u de achteruitversnelling
selecteert. De START-stand wordt automatisch
geactiveerd als:
-
he
t bestuurderportier wordt geopend,
- de veiligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt,
-
d
e snelheid van de auto hoger is dan
25
km/h of 3 km/h (afhankelijk van de
motoruitvoering) bij een handgeschakelde
versnellingsbak,
-
d
e snelheid van de auto hoger is dan
3
km/h bij een automatische transmissie,
-
d
e elektrische parkeerrem wordt
aangetrokken,
-
e
r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, instelling
airconditioning...).
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
Het verklikkerlampje "ECO" knippert
een paar seconden en gaat dan uit.
Deze werking van het systeem is volkomen
normaal.
Het verklikkerlampje "
ECO" gaat
uit en de motor wordt automatisch
gestart:
6
Rijden
Page 174 of 393

172
308_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Storing
Bij een storing in het systeem gaat dit
verklikkerlampje permanent branden.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing zou
optreden, kan het zijn dat de motor niet meer
wil aanslaan of direct afslaat.
Alle verklikkerlampjes gaan branden.
Afhankelijk van de uitvoering kan er daarnaast
een waarschuwingsmelding verschijnen,
waarbij verzocht wordt om de selectiehendel in
de stand N te zetten en opnieuw het rempedaal
in te trappen.
U moet het contact uitzetten en de motor
opnieuw starten.Het Stop & Start-systeem maakt
gebruik van een speciale 12V-accu.
Werkzaamheden aan dit type accu
mogen alleen worden uitgevoerd
door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de 12V-accu
.
Als het systeem in de STOP-stand
wordt uitgeschakeld, dan wordt de
motor direct weer gestart.
U kunt deze functie op elk willekeurig moment
uitschakelen door de schakelaar "ECO OFF" in
te drukken.
Het controlelampje in de schakelaar gaat
branden en er verschijnt een melding.
Uitschakelen / Inschakelen
Het systeem wordt automatisch
ingeschakeld zodra de motor door de
bestuurder wordt gestart.
Druk nogmaals op de schakelaar "ECO OFF"
.
Het systeem is dan weer ingeschakeld; het
controlelampje in de schakelaar gaat uit en er
wordt een melding op het display weergegeven. Openen van de motorkap
Rijden op een overstroomde weg
Schakel het Stop & Start-systeem uit
wanneer u over een overstroomde weg
moet rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer rijadviezen
, met name over
het rijden op overstroomde wegen. Schakel omwille van uw veiligheid het
Stop & Start-systeem altijd uit alvorens
werkzaamheden onder de motorkap uit
te voeren om ver wondingen als gevolg
van het automatisch inschakelen van de
START-stand te voorkomen.
Rijden
Page 175 of 393
173
308_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Snelheden opslaan
Opslaan
Met behulp van deze functie kunt u snelheden opslaan die u vervolgens kunt gebruiken voor de configuratie van de twee functies snelheidsbegrenzer
(maximumsnelheid) en snelheidsregelaar (kruissnelheid).
U kunt voor beide functies zes snelheden opslaan in het geheugen van het systeem. Er zijn standaard al snelheden opgeslagen.F
S
electeer de functie waarvoor u nieuwe
snelheden wilt opslaan:
Deze functie kan worden ingesteld via het
touchscreen.
F
V
oer de nieuwe waarde in met de
nummertoetsen en bevestig.
F
B
evestig om de wijzigingen op te slaan en
sluit het menu af.
●
s
nelheidsbegrenzer
of
F
D
ruk op de toets van de snelheid die u wilt
wijzigen.
Touchscreen
F Selecteer " Inst. snelheden " in
het menu " Rijhulpsysteem ".
●
sn
elheidsregelaar.
Voer deze handelingen omwille van de
veiligheid alleen uit als de auto stilstaat.
6
Rijden
Page 176 of 393

174
308_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Bediening op het stuurwiel
6. Snelheidsbegrenzer ingeschakeld/onderbroken.
7.
S
nelheidsbegrenzer geselecteerd.
8.
I
ngestelde snelheid.
Snelheidsbegrenzer "LIMIT"
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.
Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen en zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen.
Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt,
heeft het dieper intrappen van het gaspedaal
geen effect.
1. Selecteren van de snelheidsbegrenzer.
2. V
erlagen van de ingestelde snelheid.
3.
V
erhogen van de ingestelde snelheid.
4.
In
schakelen / onderbreken van de
snelheidsbegrenzing.
5.
W
eergeven van de lijst van opgeslagen
snelheden (bij uitvoeringen met het touchscreen).
Weergave op het
instrumentenpaneel
Om de snelheidsbegrenzer te kunnen
inschakelen moet de ingestelde snelheid
minimaal 30
km/h bedragen.
Het onderbreken van de snelheidsbegrenzer
geschiedt eveneens via de toets.
Trap het gaspedaal voorbij de weerstand in om
de ingestelde snelheid tijdelijk te overschrijden.
Laat om terug te keren naar de ingestelde
maximumsnelheid het gaspedaal los tot de
wagensnelheid weer beneden de ingestelde
snelheid ligt.
De ingestelde maximumsnelheid
blijft na het afzetten van het contact
opgeslagen in het geheugen. Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het opslaan
van snelheden
.
Rijden