Page 249 of 393
247
308_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Verwijderen van het reservewiel
F Draai de gekleurde centrale moer los.
F V erwijder het bevestigingssysteem (moer
en bout).
F
T
il het reservewiel aan de achterzijde op
en trek het naar u toe.
F
V
er wijder het wiel uit de bagageruimte.
Toegang tot het reservewiel
Het reservewiel bevindt zich onder de vloer van
de bagageruimte.
Afhankelijk van het land van bestemming, is
er een stalen reservewiel, een lichtmetalen
reservewiel of noodreservewiel aanwezig.
Terugplaatsen van het wiel
F Plaats de houder met het gereedschap in het hart van het wiel en maak de houder
vast.
F
P
laats de polystyreen opbergbak terug.
F
L
eg het wiel in de reservewielbak.
F
D
raai de gekleurde moer op de bout een
aantal omwentelingen los.
F
P
laats het bevestigingssysteem (moer en
bout) in het hart van het wiel.
F
D
raai de centrale moer vast tot deze klikt
en het wiel goed vastzit.
8
Storingen verhelpen
Page 250 of 393

248
308_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
F Ver wijder de sierdop(pen) van de wielbout(en) met het gereedschap 3
(volgens uitvoering).
F
Be
vestig de dop 4 op de wielsleutel 1 en
draai de slotbout een omwenteling los
(volgens uitvoering).
F
D
raai de overige wielbouten een
omwenteling los met alleen de wielsleutel 1 .F
P
laats het voetstuk van de krik op de grond
en zorg ervoor dat het voetstuk loodrecht
onder één van de twee steunpunten onder
de carrosserie A of B is geplaatst. Gebruik
het steunpunt dat zich het dichtste bij het te
verwisselen wiel bevindt.
Demonteren van het wiel
Stilzetten van de auto
Zet de auto op een plaats waar het
verkeer niet gehinderd wordt en zorg
ervoor dat de auto op een horizontale,
stabiele en stroeve ondergrond staat.
Zet het contact af. Als uw auto is uitgerust met een
handbediende parkeerrem, trek dan de
parkeerrem aan en controleer of het
verklikkerlampje van het remsysteem
brandt.
Als uw auto is uitgerust met een
elektrische parkeerrem en de
automatische werking van de
parkeerrem is niet geactiveerd, trek dan
de parkeerrem aan en controleer of het
verklikkerlampje van het remsysteem
en het verklikkerlampje P op de hendel
van de parkeerrem branden.
Schakel bij een auto met een
handgeschakelde versnellingsbak de
eerste versnelling in om de wielen te
blokkeren.
Zet bij een auto met een automatische
transmissie de selectiehendel in de
stand P om de wielen te blokkeren.
Controleer of de inzittenden de auto
hebben verlaten en zich op een veilige
plaats bevinden.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen
op de krik steunt; gebruik een bok. Gebruik niet:
-
d
e krik voor andere doeleinden dan
het opkrikken van de auto,
-
e
en andere krik dan de door de
fabrikant geleverde krik.
Storingen verhelpen
Page 251 of 393
249
308_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Zorg ervoor dat de krik stabiel staat. Op een gladde of losse ondergrond kan de krik
wegglijden of wegzakken - Kans op letsel!
Plaats de krik uitsluitend onder de steunpunten A of B onder de auto en zorg ervoor dat het
contactvlak van het steunpunt goed in het middelste deel van de kop van de krik steekt. Zo
niet, dan kan de auto beschadigd raken en/of de de krik wegzakken - Kans op letsel!F
V
er wijder de wielbouten en leg ze op een
schone plaats weg.
F
V
erwijder het wiel.
F
D
raai de krik 2 uit tot de kop van de krik
het steunpunt A of B raakt; het contactvlak
van het steunpunt A of B moet goed in
het middelste deel van de kop van de krik
steken. F
K
rik de auto op tot er voldoende ruimte
tussen het wiel en de grond is om het (niet
lekke) reservewiel te monteren.
8
Storingen verhelpen
Page 252 of 393
250
308_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Monteren van het wiel
Bevestiging van het
noodreservewiel
Indien uw auto is voorzien van
lichtmetalen velgen is het normaal
dat bij het monteren van het
noodreservewiel de ringen van de
bouten de velg niet raken. Als de
bouten volledig zijn aangedraaid,
zorgt het conische draagvlak van de
bouten voor de bevestiging van het
reservewiel.F
P
laats het wiel op de naaf.
F
D
raai de wielbouten met de hand vast.
F D raai de slotbout met de wielsleutel 1 en
de dop 4 (volgens uitvoering) enigszins
vast.
F
D
raai de overige wielbouten enigszins vast
met alleen de wielsleutel 1 .F
L
aat de krik zakken.
F
V
ouw de krik 2 op en verwijder hem.
Storingen verhelpen
Page 253 of 393

251
308_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
F Draai de slotbout vast met de wielsleutel 1 en de dop 4 (volgens uitvoering).
F
D
raai de overige wielbouten vast met
alleen de wielsleutel 1 .
F
Be
vestig de dop(pen) op de wielbout(en)
(volgens uitvoering).
F
B
erg het gereedschap op in de houder. Op deze sticker staat de bandenspanning
aangegeven.
Na het verwisselen van het
wiel
Ver wijder de naafdop van het wiel
om het op de juiste manier in de
bagageruimte op te bergen.
Rijd met een noodreservewiel niet
sneller dan 80
km/h.
Laat zo snel mogelijk het
aanhaalmoment van de wielbouten en
de bandenspanning van het reservewiel
controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Laat de lekke band zo spoedig mogelijk
repareren en verwissel hem met het
reservewiel.
Als uw auto is uitgerust met een
bandenspanningscontrolesysteem,
controleer dan de bandenspanning en
reset het systeem.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem .
8
Storingen verhelpen
Page 254 of 393
252
308_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Een lamp vervangen
Verlichting vóór
Uitvoering met "full LEDs"
verlichting
Uitvoering met halogeenlampen
Let er bij het monteren van H7-lampen
met nokjes op dat deze nokjes goed in de
uitsparingen komen, zodat het licht in de juiste
richting schijnt.
Mistlampen vóór (H11)
Richtingaanwijzers
(GT)
Neem voor het vervangen van dit type lamp
met LED's contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Het PEUGEOT-netwerk kan u voor de LED's
een vervangingsset leveren.
1.
D
imlicht (H7-55W).
2.
G
rootlicht (HB3).
3. R
ichtingaanwijzers (PY21-21W).
4. D
agrijverlichting/parkeerlicht (LEDs). 1.
D
agrijverlichting/parkeerlicht (LEDs).
2.
D
imlicht (LEDs).
3. G
rootlicht (leds-full LEDs).
4. R
ichtingaanwijzers (PY21-21W).
Storingen verhelpen
Page 255 of 393

253
308_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.
De koplampunits zijn voorzien van glas
van polycarbonaat met een speciale
vernislaag:
F
r
einig de koplampen nooit met
een droge of schurende doek en
gebruik geen oplosmiddelen,
F
g
ebruik een spons met zeepwater
of een pH-neutraal product,
F
w
anneer u met een
hogedrukreiniger hardnekkig vuil
probeert te verwijderen, houd
de straal dan nooit langdurig op
de koplampen, de achterlichten
en de randen ervan gericht, om
beschadiging van de vernislaag en
de afdichtrubbers te voorkomen.
Bij het vervangen van lampen moet de
verlichting minstens enkele minuten
uitgeschakeld zijn (risico van ernstige
verbranding).
F
R
aak de lamp niet met de vingers
aan, maar gebruik een niet-
pluizende doek.
In verband met het behoud van de
kwaliteit van de koplampen mogen
uitsluitend anti-UV-lampen worden
gebruikt.
Vervang een kapotte lamp altijd
door een nieuwe lamp met dezelfde
specificaties.Verlichting overdag / parkeerlicht
Neem voor het vervangen van dit type lamp
met LED’s en lichtgeleiders contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Het PEUGEOT-netwerk kan u voor de LED's
een vervangingsset leveren.
8
Storingen verhelpen
Page 256 of 393

254
308_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
F Trek aan de borglip om de plastic beschermkap te verwijderen.
F
D
raai de stekker (met de lamp) omhoog
(1/4
omwenteling).
F
T
rek de lamp uit de lamphouder en vervang
de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
F
T
rek aan de borglip om de plastic
beschermkap te verwijderen.
F
N
eem de stekker van de lamp los.
F
M
aak de twee veren los (indrukken en naar
buiten bewegen).
F
T
rek de lamp uit de lamphouder en vervang
de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde. Let op het gedeelte achter de
rechter lamp, dat zo heet kan zijn
dat u zich eraan kunt branden
(ontluchtingsleidingen).
Ga om de lichtunit enkele centimeters naar
voren te verplaatsen om bij de lampen te
komen als volgt te werk:
F
V
erplaats de oranje clip naar achteren en
trek vervolgens aan de stekker ter wijl u het
zwarte gedeelte (boven op de oranje clip)
ingedrukt houdt.
F
V
er wijder de twee bouten waarmee de
lichtunit is bevestigd.
F
M
aak de pen aan de achterzijde en
vervolgens de centreernok aan de
voorzijde los.
F
V
erplaats de lichtunit naar voren.
Tip voor het verplaatsen van de lichtunit (uitvoering met halogeenlampen)
Dimlicht
(uitvoering met halogeenlampen) Grootlicht
(uitvoering met halogeenlampen)
Storingen verhelpen