Page 209 of 663
4–49
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
*Bepaalde modellen.
Indicatie/Indicatielampjes
Deze lampjes gaan branden of knipperen om de gebruiker te informeren over de
bedrijfstoestand van het systeem of om een defect te melden.
Signaal Indicatielampjes Pagina * Indicatielampje van de deactiveringsschakelaar van de
passagiersairbag*1 2-54
(Wit/Groen)
* KEY indicatie/indicatielampje 3-10
Beveiligingssysteemindicatielampje *1 3-60
* Bedieningsindicatielampje inklapbare fastback 3-54
(Groen)
* i-stop indicatielampje 4-19
(Wit/Groen) * i-ELOOP indicatie/indicatielampje 4-102
* Rijsnelheidsalarmindicatie 4-43
* Moersleutelindicatie/indicatielampje *1 4-51
(Blauw) Indicatielampje voor lage motorkoelvloeistoftemperatuur 4-51
* Schakelstandindicatie 4-57
Verlichting-aan indicatielampje 4-70
Grootlichtindicatielampje Koplampen grootlicht-
dimlicht
4-75
Koplamplichtsignaal
4-75
* Indicatielampje voor mistachterlicht 4-77
Page 210 of 663
4–50
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
*Bepaalde modellen.
Signaal Indicatielampjes Pagina
Richtingaanwijzers/Waarschuwingsknipperlichten
indicatielampjes Richtingaanwijzers
en signalen voor
rijbaanverandering
4-78
Waarschuwingsknipperlichten 4-87
TCS/DSC indicatielampje *1
Anti-wielspin regeling
(TCS)
4-97
Dynamische
stabiliteitsregeling
(DSC)
4-98
(Gaat branden)
7-38
DSC OFF indicatielampje *1 4-98
* Keuzemodusindicatie 4-108
(Wit)
* Indicatie van bandenspanningcontrolesysteem 4-155
(Groen)
* Koplampregelsysteem (HBC) indicatielampje 4-115
* Dodehoekmonitor (BSM) OFF indicatielampje *1 4-127
* Indicatielampje van rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem
(LDWS) OFF *1 4-119
(Wit/Oranje)
* Hoofdindicatie/hoofdindicatielampje van afstelbare
snelheidsbegrenzer 4-135
(Groen)
* Indicatie/indicatielampje van instelfunctie van afstelbare
snelheidsbegrenzer 4-135
(Wit/Oranje)
* Hoofdindicatie/hoofdindicatielampje van kruissnelheidsregelaar 4-146
Page 211 of 663

4–51
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
*Bepaalde modellen.
Signaal Indicatielampjes Pagina
(Groen)
* Instelindicatie/indicatielampje van kruissnelheidsregelaar 4-146
*1 Het lampje gaat branden wanneer het contact wordt ingeschakeld voor een werkingscontrole en gaat enkele
seconden later uit of wanneer de motor gestart wordt. Als het lampje niet gaat branden of blijft branden, de auto
door een deskundige reparateur laten inspecteren, bij voorkeur een of ¿ ciële Mazda reparateur.
Moersleutelindicatie/
indicatielampjes*
Type A instrumentengroep
Laat onderhoud uitvoeren overeenkomstig
het bericht.
Type B instrumentengroep
Wanneer het contact op ON wordt gezet,
gaat het moersleutelindicatielampje
branden en vervolgens na enkele seconden
uit.
Het moersleutelindicatielampje
gaat branden wanneer het tijd is
voor een vooringestelde periodieke
onderhoudsbeurt. Controleer de gegevens
en voer het onderhoud uit.
Zie Onderhoudsmonitor op pagina 6-11 .
Indicatielampje voor lage
motorkoelvloeistoftemperatuur
(Blauw)
Het lampje brandt continu wanneer de
motorkoelvloeistoftemperatuur laag is en
gaat uit nadat de motor warmgedraaid is.
Als het indicatielampje voor lage
motorkoelvloeistoftemperatuur blijft
branden nadat de motor voldoende is
opgewarmd, bestaat de kans dat de
temperatuursensor defect is. Raadpleeg
een deskundige reparateur, bij voorkeur
een of ¿ ciële Mazda reparateur.
Page 212 of 663

4–52
Tijdens het rijden
Transmissie
Bediening van de
handgeschakelde
versnellingsbak
Schakelpatroon van de
handgeschakelde versnellingsbak
Neutraalstand
Het schakelpatroon van de versnellingsbak
is conventioneel, zoals aangegeven.
Druk het koppelingspedaal tijdens het
overschakelen volledig in; laat het
vervolgens langzaam opkomen.
Uw auto is uitgerust met een inrichting
welke voorkomt dat per ongeluk naar R
(achteruit) overgeschakeld wordt. Duw de
versnellingshendel omlaag en schakel over
naar R.
WAARSCHUWING
Op gladde wegen of bij hoge snelheden
niet plotseling afremmen op de motor:
Het terugschakelen tijdens het rijden
op natte of met sneeuw of ijs overdekte
wegen, of tijdens het rijden met hoge
snelheden veroorzaakt plotseling
afremmen op de motor, hetgeen
gevaarlijk is. Door de plotselinge
verandering in de draaisnelheid van
de banden kunnen de banden gaan
slippen. Dit kan er toe leiden dat u de
macht over het stuur verliest en een
ongeluk veroorzaakt.
Zet de keuzehendel altijd in de stand 1
of R en trek de handrem aan alvorens
de auto onbeheerd achter te laten:
De auto zou anders plotseling in
beweging kunnen komen en een
ongeluk veroorzaken.
Page 213 of 663