4–137
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
(Type B instrumentengroep)
Druk op de MODE schakelaar om het systeem te bedienen. Het scherm van de
afstelbare snelheidsbegrenzer verschijnt en het hoofdindicatielampje van de afstelbare
snelheidsbegrenzer (oranje) gaat branden.
OPMERKING
Wanneer na het indrukken van de MODE schakelaar de kruissnelheidsregelaar in werking
is gesteld, de MODE schakelaar nogmaals indrukken om over te schakelen naar de
afstelbare snelheidsbegrenzer.
Deactivering
Voer de volgende bediening uit om het systeem te deactiveren:
(Type A instrumentengroep)
Wanneer een kruissnelheid is ingesteld (indicatie van instelfunctie van afstelbare
snelheidsbegrenzer licht groen op)
Houd de OFF/CANCEL schakelaar lang ingedrukt of druk 2 maal op de OFF/CANCEL
schakelaar. Het scherm van de afstelbare snelheidsbegrenzer wordt niet langer getoond en
de indicatie van de instelfunctie van de afstelbare snelheidsbegrenzer (groen) is uit.
Wanneer geen kruissnelheid is ingesteld (hoofdindicatie van instelfunctie van
afstelbare snelheidsbegrenzer licht wit op)
Druk op de OFF/CANCEL schakelaar. Het scherm van de afstelbare snelheidsbegrenzer
wordt niet langer getoond en de hoofdindicatie van de instelfunctie van de afstelbare
snelheidsbegrenzer (wit) is uit.
OPMERKING
Wanneer de MODE schakelaar tijdens de werking van de afstelbare snelheidsbegrenzer
wordt ingedrukt, schakelt het systeem over naar de kruissnelheidsregelaar.
(Type B instrumentengroep)
Wanneer een kruissnelheid is ingesteld (indicatielampje van instelfunctie van
afstelbare snelheidsbegrenzer (groen) gaat branden)
Houd de OFF/CANCEL schakelaar lang ingedrukt of druk 2 maal op de OFF/CANCEL
schakelaar. Het scherm van de afstelbare snelheidsbegrenzer wordt niet langer getoond en
het indicatielampje van instelfunctie van de afstelbare snelheidsbegrenzer (groen) gaat uit.
4–138
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Wanneer geen kruissnelheid is ingesteld (hoofdindicatielampje van afstelbare
snelheidsbegrenzer (oranje) gaat branden)
Druk op de OFF/CANCEL schakelaar. Het scherm van de afstelbare snelheidsbegrenzer
wordt niet langer getoond en het hoofdindicatielampje van de afstelbare snelheidsbegrenzer
(oranje) gaat uit.
OPMERKING
Wanneer de MODE schakelaar tijdens de werking van de afstelbare snelheidsbegrenzer
wordt ingedrukt, schakelt het systeem over naar de kruissnelheidsregelaar.
Instellen van het systeem
WAARSCHUWING
Controleer bij het instellen van de afstelbare snelheidsbegrenzer altijd of de omgeving
veilig is:
Als de snelheid lager ingesteld wordt dan de huidige rijsnelheid, wordt de rijsnelheid tot
aan de ingestelde snelheid verminderd. Controleer of de omgeving veilig is en houd een
veiliger afstand aan tussen de voertuigen voor u en achter u.
1. Druk op de MODE schakelaar om het systeem in te schakelen.
2. Druk voor het instellen van de snelheid op SET
. Wanneer de huidige rijsnelheid
30 km/h of meer is, wordt de snelheid ingesteld op de huidige rijsnelheid. Wanneer de
huidige rijsnelheid minder is dan 30 km/h, wordt de snelheid ingesteld op 30 km/h.
3. Houd voor het verhogen van de ingestelde snelheid de RESUME/
schakelaar continu
ingedrukt. De ingestelde snelheid kan afgesteld worden in stappen van 10 km/h. De
ingestelde snelheid kan ook afgesteld worden in stappen van ongeveer 1 km/h door de
RESUME/
schakelaar kortstondig in te drukken. Bijvoorbeeld, de ingestelde snelheid
neemt met ongeveer 4 km/h toe door de RESUME/
schakelaar 4 maal in te drukken.
4. Houd voor het verlagen van de ingestelde snelheid de SET
schakelaar continu
ingedrukt. De ingestelde snelheid kan omlaag afgesteld worden in stappen van 10 km/h.
De ingestelde snelheid kan ook afgesteld worden in stappen van ongeveer 1 km/h door
de SET
schakelaar kortstondig in te drukken. Bijvoorbeeld, de ingestelde snelheid
neemt met ongeveer 4 km/h af door de SET
schakelaar 4 maal in te drukken.