Page 561 of 663
7–23
Als er zich een probleem voordoet
Accu is uitgeput
WAARSCHUWING
Sluit de negatieve kabel aan op een geschikt massapunt op afstand van de accu:
Het aansluiten van het uiteinde van de tweede hulpstartkabel op de negatieve (
) pool
van de uitgeputte accu is gevaarlijk.
Het gas rondom de accu kan door een vonk tot ontplof ¿ ng komen en iemand letsel
toebrengen.
Leid de hulpstartkabels op afstand van onderdelen die gaan bewegen:
Het aansluiten van een hulpstartkabel op of nabij bewegende onderdelen
(koelventilators, aandrijfriemen) is gevaarlijk. De kabel kan verstrikt raken wanneer de
motor start en ernstig letsel veroorzaken.
OPGELET
Gebruik uitsluitend een 12 V hulpstartsysteem. Een 12 V startmotor, ontstekingssysteem
en overige elektrische onderdelen kunnen onherstelbaar beschadigd worden, wanneer er
gebruik gemaakt wordt van een 24 V stroomvoorziening (twee 12 V accu's in serie of een
24 V motorgenerator).
Hulpstartkabels
HulpaccuUitgeputte accu
Page 562 of 663

7–24
Als er zich een probleem voordoet
Accu is uitgeput
1. Verwijder het accudeksel.
2. Controleer of de hulpaccu 12 V is en
of de negatieve pool daarvan met de
massa verbonden is.
3. Indien de hulpaccu zich in een andere
auto bevindt, mogen beide auto's
elkaar niet raken. Zet de motor van de
auto met de hulpaccu stop en schakel
alle niet noodzakelijke elektrische
verbruikers in beide auto's uit.
4. Sluit de hulpstartkabels in precies
dezelfde volgorde aan zoals is
aangegeven in de illustratie.
Sluit het ene uiteinde van een
hulpstartkabel aan op de positieve
pool van de uitgeputte accu (1).
Sluit het andere uiteinde aan op de
positieve pool van de hulpaccu (2).
Sluit het ene uiteinde van de andere
hulpstartkabel aan op de negatieve
pool van de hulpaccu (3).
Sluit het andere uiteinde aan op
het massapunt aangegeven in de
illustratie op afstand van de uitgeputte
accu (4).
5. Start de motor van de auto waarin zich
de hulpaccu bevindt en laat de motor
gedurende enkele minuten draaien.
Start vervolgens de motor van de auto
met de uitgeputte accu. 6. Maak wanneer u gereed bent de kabels
voorzichtig los, in de omgekeerde
volgorde als beschreven in de
illustratie.
7. Als het accudeksel verwijderd is, dit in
omgekeerde volgorde van verwijderen
monteren.
OPMERKING
Controleer of de deksels stevig op hun
plaats zijn aangebracht.
Page 563 of 663

7–25
Als er zich een probleem voordoet
Starten in noodgevallen
Starten van een verzopen
motor
Indien de motor weigert te starten,
bestaat de kans dat deze is “verzopen”
(motor heeft een overmaat aan brandstof
toegevoerd gekregen).
Volg onderstaande procedure:
1. Als de motor bij de eerste poging
binnen vijf seconden niet start,
tien seconden wachten en opnieuw
proberen.
2. Zorg er voor dat de handrem
aangetrokken is.
3. Druk het gaspedaal volledig in en houd
dit ingedrukt.
4. Trap het koppelingspedaal
(handgeschakelde versnellingsbak)
of het rempedaal (automatische
transmissie) in en druk vervolgens de
startdrukknop in. Indien de motor start,
het gaspedaal onmiddellijk loslaten
aangezien het motortoerental dan
plotseling zal toenemen.
5. Indien de motor weigert te starten,
deze proberen te starten zonder het
gaspedaal in te drukken.
Als de motor na het volgen van de
voorgaande procedure nog steeds niet
start, uw auto laten inspecteren door een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
of ¿ ciële Mazda reparateur.
Starten door aanduwen
Uw Mazda niet door aanduwen proberen
te starten.
WAARSCHUWING
Nooit een auto door aanslepen
proberen te starten:
Het starten van een auto door
aanslepen is gevaarlijk. Wanneer
de motor start, kan de aangesleepte
auto plotseling naar voren schieten,
waardoor de twee auto's met elkaar in
botsing kunnen komen. De inzittenden
kunnen daarbij letsel oplopen.
OPGELET
Een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak mag niet door aanduwen
gestart worden. Hierdoor kan het
uitlaatgasreinigingssysteem beschadigd
worden.
OPMERKING
Een auto met een automatische
transmissie kan niet door aanduwen
gestart worden.
Page 564 of 663

7–26
Als er zich een probleem voordoet
Oververhitting
O v e r v e r h i t t i n g
Indien het waarschuwingslampje voor
hoge motorkoelvloeistoftemperatuur gaat
branden, de auto vermogen verliest of u
een luid tikkend of pingelend geluid hoort,
is de motor waarschijnlijk oververhit.
WAARSCHUWING
Stop op een veilige plaats, zet
vervolgens het contact uit en let er op
dat de ventilator niet draait alvorens te
proberen in de buurt van de
koelventilator te werken:
Werken in de buurt van de
koelventilator wanneer deze draait is
gevaarlijk. Als de motor is stopgezet
en de temperatuur in de motorruimte
hoog is, kan de ventilator gedurende
onbepaalde tijd blijven draaien.
U zou door de ventilator ernstige
verwondingen kunnen oplopen.
Geen van de
koelsysteemdoppen verwijderen
wanneer de motor en de radiateur heet
zijn:
Wanneer de motor en de radiateur heet
zijn, kan kokend hete koelvloeistof en
stoom onder druk naar buiten spuiten
en ernstig letsel veroorzaken.
De motorkap UITSLUITEND openen
nadat er geen stoom meer uit de
motorruimte komt:
Stoom van een oververhitte motor is
gevaarlijk. De ontsnappende stoom kan
ernstige brandwonden veroorzaken.
Als het waarschuwingslampje voor hoge
motorkoelvloeistoftemperatuur gaat
branden:
1. Rijd naar de kant van de weg en
breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand.
2. Schakel bij een automatische
transmissie in stand P (parkeren)
of schakel bij een handgeschakelde
versnellingsbak in neutraal.
3. Trek de handrem aan.
4. Schakel de airconditioning uit.
5. Controleer of er koelvloeistof of stoom
uit de motorruimte ontsnapt.
Als er stoom uit de motorruimte
komt:
Niet te dicht in de buurt van de
voorzijde van de auto komen. Zet de
motor stop.
Wacht totdat er geen stoom meer
naar buiten komt, open vervolgens de
motorkap en start de motor.
Indien er geen kokende koelvloeistof
of stoom naar buiten komt:
De motorkap openen en de motor
stationair laten draaien om deze
geleidelijk te laten afkoelen.
OPGELET
Als de koelventilator niet functioneert
terwijl de motor draait, zal de
motortemperatuur toenemen. Zet de
motor stop en neem contact op met een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
of ¿ ciële Mazda reparateur.
Page 565 of 663

7–27
Als er zich een probleem voordoet
Oververhitting
6. Controleer of de koelventilator draait
en zet vervolgens de motor stop nadat
de temperatuur gedaald is.
7. Controleer nadat de motor is afgekoeld
het niveau van de koelvloeistof.
Als het niveau laag is, kijken of er
lekkages van koelvloeistof zijn bij de
radiateur en de slangen.
Als u een lekkage of andere
beschadiging aantreft of als er nog
steeds koelvloeistof naar buiten lekt:
Zet de motor stop en neem contact op met
een deskundige reparateur, bij voorkeur
een of ¿ ciële Mazda reparateur.
Koelvloeistofreservoir
Koelventilator
Dop van koelsysteem
Als u geen problemen aantreft, de motor
afgekoeld is en er geen tekenen van
lekkage zijn:
Vul voorzichtig koelvloeistof bij al
naargelang vereist (pagina 6-21 ).
OPGELET
Indien de motor oververhit blijft of
regelmatig oververhit raakt, dient u
het koelsysteem te laten inspecteren.
Als er in dat geval geen reparatie
wordt uitgevoerd, kan de motor ernstig
beschadigd raken. Raadpleeg een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
of ¿ ciële Mazda reparateur.
Page 566 of 663

7–28
Als er zich een probleem voordoet
Wanneer de afsluitklep van de brandstofvuldop niet kan worden geopend
W a n n e e r d e a f s l u i t k l e p
van de brandstofvuldop
niet kan worden geopend
Als de accu is uitgeput, kan de afsluitklep
van de brandstofvuldop niet geopend
worden.
In dit geval kan de afsluitklep van de
brandstofvuldop geopend worden door
het probleem van de uitgeputte accu te
verhelpen.
Zie Starten met een hulpaccu op pagina
7-22 .
Als de afsluitklep van de brandstofvuldop
ook na het verhelpen van het probleem
van de uitgeputte accu niet kan worden
ontgrendeld, is er mogelijk een defect in
het elektrische systeem.
In dit geval kan de afsluitklep van
de brandstofvuldop bij wijze van
noodmaatregel geopend worden aan de
hand van onderstaande procedure.
1. Open het kofferdeksel.
Zie Openen en sluiten van het
kofferdeksel op pagina 3-26 .
2. Trek aan het middelste gedeelte van
de plastic klemmen en verwijder de
klemmen.
3. Trek de afdekking binnen in de
kofferruimte voor een deel naar
achteren en trek vervolgens aan de
noodontgrendelhendel.
Noodontgrendelhendel
Page 567 of 663

7–29
Als er zich een probleem voordoet
Slepen in noodgevallen
Sleepmethoden
Indien slepen noodzakelijk is, wordt
het aanbevolen dit aan een deskundige
reparateur, bij voorkeur een of ¿ ciële
Mazda reparateur of aan een erkend
sleepbedrijf over te laten.
Om beschadiging van de auto te
voorkomen, is het van belang dat de juiste
takel- en sleepmethoden gebruikt worden.
Daarbij dient men de wettelijke bepalingen
omtrent het slepen van auto's in acht te
nemen.
Een auto dient bij het slepen normaal met
de aangedreven wielen (achterwielen)
omhoog getakeld voortgetrokken te
worden. Indien dit door buitengewoon
grote schade aan de auto niet mogelijk is,
dienen wieldollies gebruikt te worden.
Wieldollies
Ontspan de handrem, wanneer de auto
gesleept wordt met de achterwielen op de
grond.
OPGELET
De auto nooit in achterwaartse
richting slepen met de aangedreven
wielen op de grond. Dit kan interne
beschadiging van de transmissie
veroorzaken.
De auto niet slepen met behulp
van een vrijdragend takelsysteem.
Hierdoor kan uw auto beschadigd
worden. Maak steeds gebruik
van wieldollies of van een
takeltransportvoertuig.
Als in een noodgeval geen sleepdienst
beschikbaar is, mag de auto met alle vier
wielen op de grond gesleept worden met
behulp van de sleephaak aan de voorzijde
van de auto.
De auto mag alleen gesleept worden op
een verhard wegdek over een korte afstand
en met lage snelheid.
Page 568 of 663