Page 49 of 292
Comfort
47
Jumper_nl_Chap03_Ergo-et-confort_ed01-2016
geluidsisolatie
De technische uitvoering van de vering van
uw auto zorgt voor meer comfort.
Deze ontwikkeling zorgt eveneens voor een
vermindering van het geluidsniveau.
geluidscomfort
De steenslagbescherming aan de onderzijde
van de carrosserie en in de wielkuipen zorgt
voor een aanzienlijk lager geluidsniveau
en beschermt de carrosserie tegen
beschadigingen van buitenaf.
3
eRgONOMIe eN COMFORT
Page 50 of 292

48
Jumper_nl_Chap03_Ergo-et-confort_ed01-2016
lICHTSCHAkelAAR
Richtingaanwijzers (groene
verklikkerlampjes)
Links: omlaag.
Rechts: omhoog.
Parkeerlichten aan
d
imlicht / g rootlicht aan
Schakelen tussen dim- en grootlicht
Trek de hendel volledig naar u toe.
lichtsignaal
Trek de hendel naar u toe, ongeacht de
stand van de ring.
Mistlampen vóór
Mistachterlicht
De mistlampen (volgens uitvoering) werken
als het dimlicht of grootlicht is ingeschakeld.
Druk op één van deze schakelaars om de
gewenste verlichting in te schakelen.
De mistlampen mogen uitsluitend
worden gebruikt bij dichte mist of zware
sneeuwval.
Bij helder of regenachtig weer, zowel
overdag als 's nachts, is het mistachterlicht
verblindend voor medeweggebruikers en
daarom niet toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te schakelen
zodra ze niet meer nodig zijn.Functie "snelweg"
Trek de hendel naar het stuur tot aan het
zware punt van de lichtschakelaar; de
desbetreffende richtingaanwijzers zullen vijf
keer knipperen..
Draai de ring met het witte merkteken in de
stand van de gewenste verlichting.
Stuurkolomschakelaars
Page 51 of 292

49
Stuurkolomschakelaars
Jumper_nl_Chap03_Ergo-et-confort_ed01-2016
AUTOMATISCHe VeRlICHTINg
Inschakelen
Draai de ring in de afgebeelde
stand.
Dek de lichtsensor in het midden van
de voorruit niet af.
FOllOW Me HOMe
Contact afgezet of contact in de stand
STOP.
Zet binnen 2
minuten na het afzetten van
de motor het contact in de stand STOP of
verwijder de sleutel uit het contact.
Trek de lichtschakelaar naar het stuurwiel
toe.
Het verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden.
Telkens als u de lichtschakelaar
naar het stuurwiel toe trekt, wordt
de duur van de follow-me-home verlichting
met 30
seconden verlengd. De maximale
duur bedraagt ongeveer 3
minuten. Zodra
de ingestelde duur is verstreken, wordt de
verlichting automatisch uitgeschakeld.
Houd de schakelaar langer dan 2
seconden
naar het stuurwiel toe getrokken om de
functie uit te schakelen. De functie "follow me home" (volgens
uitvoering) zorgt ervoor dat, als u de auto
verlaat, de dimlichten nog gedurende de
ingestelde tijd blijven branden (bijvoorbeeld
op een parkeerterrein).
U kunt zelf de gevoeligheid van de
lichtsensor instellen.
Raadpleeg de rubriek "Technologie aan
boord - Configuratie van de auto".
De automatische verlichting (volgens
uitvoering) zorgt er bij een geringe
lichtsterkte van de omgeving voor dat
automatisch het dimlicht wordt ingeschakeld.
Bij mist of sneeuwval kan de lichtsensor
voldoende licht waarnemen en zullen
de lichten niet automatisch worden
ingeschakeld. Schakel het dimlicht indien
nodig zelf in.
De verlichting wordt automatisch
uitgeschakeld als de lichtsterkte van de
omgeving weer voldoende is.
led-dAgRIJVeRlICHTINg
Als de motor wordt gestart, wordt de
dagrijverlichting automatisch ingeschakeld.
Zodra de parkeerlichten of het dim- of
grootlicht handmatig of automatisch wordt
ingeschakeld, gaat de dagrijverlichting uit.
Programmeren
Voor landen waar het voeren van verlichting
overdag niet wettelijk verplicht is, kunt
u de functie in- of uitschakelen via het
configuratiemenu.
Als het contact wordt afgezet, wordt de
verlichting automatisch uitgeschakeld.
3
eRgONOMIe eN COMFORT
Page 52 of 292
50
Jumper_nl_Chap03_Ergo-et-confort_ed01-2016
AUTOMATISCH gROOTlICHT
Dit systeem schakelt automatisch over op
grootlicht, afhankelijk van de lichtsterkte van
de omgeving en de aanwezigheid van overig
verkeer op de weg die worden geregistreerd
door een camera aan de bovenzijde van de
voorruit.Dit systeem is een hulpsysteem bij het
rijden.
De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk
voor de verlichting van zijn auto, voor
de aanpassing van de verlichting aan de
lichtsterkte van de omgeving, het zicht en
het verkeer, en voor het naleven van de
verkeersregels.
Stuurkolomschakelaars
Page 53 of 292

51
Stuurkolomschakelaars
Jumper_nl_Chap03_Ergo-et-confort_ed01-2016
Inschakelen
Werking
Als de functie is geactiveerd, werkt het
systeem als volgt:
Als de omgeving voldoende is verlicht en/of
als de verkeerssituatie het gebruik van het
grootlicht niet toelaat:Raadpleeg de rubriek "Technologie aan
boord - Configuratie van de auto".
F
Geef een lichtsignaal (door de
schakelaar voorbij het zware punt te
bewegen) om de functie te activeren. De bestuurder kan indien nodig op elk
moment zelf de verlichting omschakelen.
F
Geef nogmaals een lichtsignaal
om de werking van de functie te
onderbreken; het verlichtingssysteem
wordt overgeschakeld op de stand
"automatische verlichting".
Bij een snelheid lager dan 15
km/h wordt de
functie automatisch uitgeschakeld.
Geef een nieuw lichtsignaal als u het
grootlicht toch wilt gebruiken; het grootlicht
blijft dan ingeschakeld tot de auto een
snelheid van 40
km/h bereikt.
Vanaf 40
km/h wordt de functie automatisch
weer ingeschakeld (op voorwaarde dat u
daarvoor niet nogmaals een lichtsignaal
hebt gegeven om het grootlicht weer uit te
schakelen).
Uitschakelen
F
Zet de ring van de lichtschakelaar in de
stand "
d imlicht".Er kunnen storingen in de werking van
het systeem optreden:
-
Als het zicht slecht is (bij
sneeuwval, zware regenval of
dichte mist, ...).
-
Als het gedeelte van de voorruit
voor de camera vuil, beslagen of
bedekt is (bijvoorbeeld met een
sticker).
-
Als de verlichting van uw auto
wordt weerkaatst door spiegelende
of reflecterende panelen
(bijvoorbeeld verkeersborden).
Het systeem signaleert geen:
-
W
eggebruikers die geen verlichting
voeren, zoals voetgangers.
-
V
oertuigen waarvan de verlichting
wordt afgeschermd, bijvoorbeeld
door een vangrail op de snelweg.
-
V
oertuigen die zich aan de top
of de voet van een steile helling,
in een bocht of op een zijweg
bevinden.
-
De dimlichten blijven
ingeschakeld: op het
instrumentenpaneel gaat dit
verklikkerlampje branden.
In een zeer donkere omgeving en als de
verkeerssituatie het toelaat: -
Het grootlicht
wordt automatisch
ingeschakeld: op het
instrumentenpaneel
gaan deze
verklikkerlampje
branden.
F
Zet de ring van de
lichtschakelaar in deze stand.
F
Configureer de functie via de toets
MO
de ; selecteer "ON" in het menu
"Grootlichtassistent".
3
eRgONOMIe eN COMFORT
Page 54 of 292

52
Jumper_nl_Chap03_Ergo-et-confort_ed01-2016
kOPlAMPeN VeRSTelleN
Pas de stand van de koplampen aan de
belading van de auto aan.
De koplampen kunnen worden versteld als
het dimlicht of het grootlicht is ingeschakeld.Druk herhaaldelijk op
deze schakelaars op het
dashboard om de koplampen te
verstellen.
Een verklikkerlampje op het
display geeft de geselecteerde
stand aan (0, 1, 2, 3).
PARkeeRVeRlICHTINg
De lichten kunnen blijven branden als de
auto geparkeerd staat met afgezet contact,
sleutel in de stand STOP of sleutel uit het
contact verwijderd.
Zet de ring van de lichtschakelaar in de
stand O, vervolgens op dimlicht of grootlicht.
Het verklikkerlampje op het
dashboard gaat branden.
De lichten blijven branden zolang
de auto geparkeerd staat.
Als de verlichting langdurig blijft branden,
kan de laadtoestand van de accu van uw
auto aanzienlijk worden verminderd. Reizen naar het buitenland
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in
een land waarin het verkeer aan de andere
kant van de weg rijdt, moet de afstelling
van de koplampen worden gewijzigd om te
voorkomen dat tegemoetkomend verkeer
wordt verblind.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Stuurkolomschakelaars
Page 55 of 292

53
Stuurkolomschakelaars
Jumper_nl_Chap03_Ergo-et-confort_ed01-2016
RUITeNWISSeRSCHAkelAARConstant wissen met lage snelheid: 2 standen omlaag.
Dek de regensensor, die zich aan de
bovenzijde van de voorruit bevindt,
niet af.
Ruiten- en koplampsproeiers
Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe, de
ruitensproeiers treden in werking in combinatie
met het tijdelijk inschakelen van de ruitenwissers.
De koplampsproeiers treden gelijktijdig met de
ruitensproeiers in werking als de dimlichten zijn
ingeschakeld (volgens uitvoering).
Ruitenwissers vóór
De ruitenwissers werken uitsluitend als het
contact in de stand MAR staat.
De schakelaar heeft vijf standen:
Ruitenwissers uit.
Intervalstand: 1
stand omlaag.
In deze stand is het mogelijk 4
intervallen te
kiezen door aan de ring te draaien:
-
zeer lang interval,
-
lang interval,
-
normaal interval,
-
kort interval.
Automatische ruitenwissers met regensensor
De snelheid van de automatische ruitenwissers
(volgens uitvoering) wordt automatisch
aangepast aan de hoeveelheid neerslag.
Automatisch wissen: 1 stand omlaag. Bij
het selecteren van deze stand maken de
ruitenwissers één slag. Als het contact afgezet
is geweest, moet de functie opnieuw worden
geactiveerd.
Als deze stand is geselecteerd, is het mogelijk
de gevoeligheid van de regensensor te
verhogen door aan de ring te draaien.
gebruiksvoorschrift
Controleer bij vorst vóór het inschakelen
van de ruitenwissers of de ruitenwissers vrij
kunnen bewegen.
U kunt in de uitsparingen van de
voorbumper staan om eventuele
opeengehoopte sneeuw aan de onderzijde
van de voorruit en op de ruitenwissers te
verwijderen.
U kunt de ruitenwisserbladen zelf
vervangen.
Raadpleeg de rubriek "Snel weer op
weg - Ruitenwisserbladen versleten".
U kunt zelf het vloeistofniveau
controleren.
Raadpleeg de rubriek "Onderhoud -
Niveaus en controles".
Constant wissen met hoge snelheid:
3
standen omlaag.
Eén keer wissen: trek de schakelaar naar
het stuurwiel toe.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem
geldt dat zolang de ruitenwissers vóór zijn
ingeschakeld in de stand hoge snelheid, de
STOP-stand niet beschikbaar is.
Zet het contact af als de auto gewassen
wordt in een wasstraat of schakel de stand
voor automatisch wissen uit.
3
eRgONOMIe eN COMFORT
Page 56 of 292
54
Jumper_nl_Chap03_Ergo-et-confort_ed01-2016
SNelHeIdSRegelAAR
(3,0
l H dI - MOTOR )
Voor het instellen van de gewenste
wagensnelheid.
Met dit systeem kan de bestuurder, bij
normaal doorstromend verkeer met een
constante ingestelde snelheid rijden,
behalve op steile hellingen en met zware
belading.
Deze voorziening werkt alleen bij snelheden
boven 30
km/h vanaf de 2
e versnelling.
Functie geselecteerd.
Functie uitgeschakeld.
De werking van de snelheidsregelaar
(volgens uitvoering) wordt aangegeven door
een pictogram op de wijzerplaat van de
toerenteller.
Stuurkolomschakelaars