Page 105 of 292

103
laadhulp
Jumper_nl_Chap04_Technologie-a-bord_ed01-2016
Uitschakelen
Druk de twee schakelaars gelijktijdig lang in
om het systeem uit te schakelen. De lampjes
blijven branden. Terugkeren naar de nominale
wagenhoogte achter
Druk op de schakelaar "omhoog" (bij een
lage stand van de vering) of "omlaag" (bij een
hoge stand) tot de optimale stand is bereikt.
Opnieuw inschakelen
Door de twee schakelaars opnieuw gelijktijdig
lang in te drukken, wordt het systeem weer
ingeschakeld. De lampjes gaan uit.
Automatisch wijzigen van de
wagenhoogte achter
Bij een wagensnelheid hoger dan 20 km/h,
wordt de wagenhoogte achter automatisch
op de nominale stand teruggebracht.
Storing
In het geval van een storing in dit
systeem gaat dit verklikkerlampje
branden.
gebruiksvoorschrift
Het rijden met een te lage of te hoge
wagenhoogte kan schade aan de onderzijde
van de auto veroorzaken.
De wagenhoogte kan automatisch worden
bijgesteld afhankelijk van eventuele
wijzigingen in temperatuur of lading.
Gebruik dit systeem niet onder de volgende
omstandigheden:
-
werkzaamheden onder de auto,
-
het verwisselen van een wiel,
-
vervoeren van de auto met een
vrachtauto, trein, ferryboat, veerpont, ...
Controleer alvorens de wagenhoogte
hoger of lager in te stellen of er zich geen
voorwerpen of personen dicht bij de auto
bevinden om beschadiging van de auto of
letsel aan personen te voorkomen.
Bij een wagensnelheid hoger dan
5
km/h, wordt het systeem weer
automatisch ingeschakeld. Laat het systeem controleren door
het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
4
TECHNOLOGIE AAN BOORD
Page 106 of 292

104
Jumper_nl_Chap05_Securite_ed01-2016
HANdReMAlARM k NIPP e R l ICHT e N
Druk deze knop in: de richtingaanwijzers
knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.Aantrekken
Trek aan de hendel van de handrem om de
auto op de handrem te zetten.
Controleer voordat u uitstapt of de handrem
goed is aangetrokken.Trek de handrem uitsluitend bij
stilstaande auto aan.
Vrijzetten
Trek licht aan de hendel van de handrem
en druk op de knop om de handrem vrij te
zetten.Trek, in het uitzonderlijke geval dat
de handrem wordt gebruikt als de
auto rijdt, deze voorzichtig aan om de
achterwielen niet te blokkeren (slipgevaar).
Als de handrem nog (iets) is
aangetrokken, wordt dit aangegeven
door dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel.
Als de auto stilstaat op een helling,
draai dan de wielen richting trottoir en trek de
handrem aan.
Het is dan niet voldoende om alleen een
versnelling in te schakelen bij het parkeren van
de auto, zeker niet bij een beladen auto. Gebruik de alarmknipperlichten alleen
bij een noodsituatie, een noodstop of in
uitzonderlijke omstandigheden.
Veiligheid tijdens het rijden
Page 107 of 292
105
Veiligheid tijdens het rijden
Jumper_nl_Chap05_Securite_ed01-2016
ClAxON
Druk op het midden van het stuurwiel.
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar
Deze systemen zorgen tijdens het
remmen voor een betere stabiliteit en
bestuurbaarheid van uw auto, vooral op een
slecht of glad wegdek.
Inschakelen
Het antiblokkeersysteem treedt automatisch
in werking zodra een van de wielen dreigt te
blokkeren.
Als het antiblokkeersysteem ingrijpt, is dat
merkbaar aan het trillen van het rempedaal
en een specifiek geluid; dit is de normale
werking.Trap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het niet los.
Uitschakelen
De bestuurder kan deze systemen niet
uitschakelen.
HUlPSySTeMeN BIJ HeT ReMMeN
Uw auto is voorzien van drie systemen die u
helpen om de auto in een noodsituatie veilig
tot stilstand te brengen:
-
het antiblokkeersysteem (ABS),
-
de elektronische remdrukregelaar
(EBD),
-
Brake
Assist System (BAS).
5
VEILIGHEID
Page 108 of 292

106
Jumper_nl_Chap05_Securite_ed01-2016
gebruiksvoorschrift
Het antiblokkeersysteem garandeert geen
kortere remweg. Op een erg glad wegdek
(ijzel, olie enz.) kan de remweg door de
werking van het ABS juist langer zijn. Trap
het rempedaal bij een noodstop krachtig en
volledig in en laat het niet los, ook niet op
een glad wegdek. Het ABS zorgt er dan voor
dat u om het obstakel heen kunt sturen.
Zorg er bij vervanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat er wielen
worden gemonteerd die aan de voorschriften
van de constructeur voldoen.Brake Assist System (BAS)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remafstand kleiner wordt.
Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een
bepaalde grenswaarde.
Het systeem zorgt er dan voor dat de
benodigde bedieningskracht minder wordt
en dat de effectiviteit van het remmen wordt
vergroot.
Uitschakelen
De bestuurder kan dit systeem niet
uitschakelen.
Storing
Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met een
melding op het display van het
instrumentenpaneel, duidt dit op
een storing in het antiblokkeersysteem. Door
deze storing zou u tijdens het remmen de
controle over uw auto kunnen verliezen.
Voor een optimale werking van het
remsysteem is het raadzaam een
inremperiode van 500
km aan te houden.
Vermijd gedurende deze periode situaties
waarbij u hard, veelvuldig en aanhoudend
moet remmen. Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met het
waarschuwingslampje
ABS en
een melding op het display van
het instrumentenpaneel, duidt dit op een
storing in de elektronische remdrukregelaar.
Door deze storing zou u tijdens het remmen
de controle over uw auto kunnen verliezen. Trap het rempedaal bij een noodstop zeer
krachtig in en laat het pedaal niet los.
Stop op een veilige plaats.
Raadpleeg in beide gevallen het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Veiligheid tijdens het rijden
Page 109 of 292

107
Veiligheid tijdens het rijden
Jumper_nl_Chap05_Securite_ed01-2016
STABIlITeITSCONTROleSySTeMeN
Uitschakelen
De bestuurder kan dit systeem niet
uitschakelen.
dynamische stabiliteitscontrole
(C d S)
De dynamische stabiliteitscontrole grijpt in
via de remmen van één of meer wielen en
via het motorkoppel om de auto (binnen de
natuurkundige grenzen) weer in de juiste
koers te brengen.
Als uw auto is voorzien van het CDS-
systeem, stuur dan niet tegen om de auto in
de juiste koers te houden.
Inschakelen
Het CDS-systeem wordt automatisch
ingeschakeld zodra de motor wordt gestart. Storing
Als dit verklikkerlampje
brandt, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding ter
bevestiging op het display van het
instrumentenpaneel, wijst dit op een storing
in het CDS-systeem.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. Inschakelen
Als de motor wordt gestart, wordt dit
systemen automatisch ingeschakeld.
Dit systeem treedt in werking als de auto
grip verliest of uit de koers dreigt te raken.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle
grond, ...) kan het nuttig zijn het
ASR-systeem uit te schakelen, zodat
de wielen kunnen spinnen en weer grip
kunnen krijgen.
-
Druk op deze knop in het midden van
het dashboard om dit systeem uit te
schakelen.
Antislipregeling (ASR)
De antislipregeling zorgt voor een optimale
tractie. Het systeem voorkomt het spinnen
van de wielen door in te grijpen op de
remmen van de aangedreven wielen en op
het motormanagement.
Als het verklikkerlampje van de knop brandt
en er een melding op het display van het
instrumentenpaneel verschijnt, is het
ASR-systeem uitgeschakeld.
Het systeem wordt geactiveerd
zodra de wielen te weinig grip
hebben of de koers van de auto
afwijkt van de door de bestuurder
gewenste richting.
In dat geval gaat dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel knipperen.
5
VEILIGHEID
Page 110 of 292

108
Jumper_nl_Chap05_Securite_ed01-2016
Opnieuw inschakelen
Het ASR-systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld als het contact opnieuw wordt
aangezet.
-
Druk nogmaals op deze knop om
het systeem handmatig weer in te
schakelen.
Storing Als dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding ter
bevestiging op het display van het
instrumentenpaneel, duidt dit op een storing
in het ASR-systeem.
Laat het systeem controleren door
het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.g ebruiksvoorschrift
Het ASR- en het CDS-systeem zorgen
voor meer veiligheid tijdens het rijden. De
bestuurder mag zich echter nooit laten
verleiden tot het nemen van meer risico's of
tot het te snel rijden.
De goede werking van de systemen
wordt verzekerd door de naleving van
de voorschriften van de constructeur
op het gebied van wielen (banden en
velgen), onderdelen van het remsysteem,
elektronische onderdelen alsmede de
montageprocedure en het uitvoeren van
werkzaamheden door het netwerk.
Laat deze systemen na een aanrijding
controleren door het CITROËN-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.load Adaptive Control
Het werkelijke totaalgewicht van een
bedrijfsauto is sterk afhankelijk van de mate
van belading. De plaats van het zwaartepunt
kan dus veranderen in lengterichting, maar
ook in verticale richting.
Elke verandering heeft invloed op het
remmen, de tractie, het bochtgedrag en de
neiging tot omslaan.
De Load Adaptive Control berekent het
werkelijke totaalgewicht door het gedrag van
de auto tijdens het accelereren en remmen
te analyseren.
Dit systeem past vervolgens de werking
van het CDS- en het ASR-systeem aan
de gewichtsverdeling van de auto aan.
In noodsituaties blijft de auto zo beter de
opgelegde koers volgen.
Veiligheid tijdens het rijden
Page 111 of 292

109
Veiligheid tijdens het rijden
Jumper_nl_Chap05_Securite_ed01-2016
Intelligent Traction Control
Systeem dat zorgt voor extra tractie in
situaties met weinig grip (sneeuw, ijzel,
modder...).
Dit systeem signaleert situaties met weinig
grip en zorgt ervoor dat u onder deze
omstandigheden kunt wegrijden en kunt
blijven rijden.
In dergelijke omstandigheden neemt de
Intelligent Traction Control het over van
het ASR-systeem door de aandrijfkracht
over te brengen op het wiel met de
meeste grip, waardoor de tractie en de
bestuurbaarheid optimaal zijn. Inschakelen
Bij het starten van de auto is dit systeem
uitgeschakeld.
Druk op deze knop in het midden van het
dashboard om het systeem in te schakelen;
het lampje van de knop gaat branden.
Het systeem blijft actief tot ongeveer
30
km/h.
Zodra u sneller rijdt dan 30
km/h, wordt het
systeem automatisch uitgeschakeld, maar
blijft het lampje van de knop branden.
Het systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld zodra u weer langzamer dan
30
km/h rijdt.Uitschakelen
Druk op deze knop in het midden van het
dashboard om het systeem uit te schakelen.
Het lampje van de knop gaat uit en de ASR
is weer actief.
Storing
Bij een storing in de Intelligent
Traction Control gaat dit lampje
branden.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
5
VEILIGHEID
Page 112 of 292

11 0
Jumper_nl_Chap05_Securite_ed01-2016
Hill descent Control
Hulpsysteem bij het afdalen van een helling
op wegdek met weinig grip (modder, gravel
enz.) of bij het afdalen van een steile helling.
Dit systeem beperkt de kans op wegglijden
van de auto en de kans dat de auto te veel
vaart maakt tijdens een afdaling.
Door autonoom elke rem individueel te
activeren zorgt het systeem ervoor dat de
auto met een constante snelheid een helling
afdaalt.Uitschakelen
Druk op deze knop in het midden van het
dashboard om het systeem uit te schakelen.
Het verklikkerlampje van de knop gaat uit.
Als de wagensnelheid hoger wordt dan 50
km/h,
wordt de functie volledig uitgeschakeld; het
verklikkerlampje van de knop gaat uit.
Storing
Bij een storing in de Hill Descent
Control gaat dit verklikkerlampje
branden.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Inschakelen
Bij het starten van de motor is het systeem
uitgeschakeld.
Druk, bij een wagensnelheid tot 30
km/h, op
deze knop in het midden van het dashboard
om het systeem in te schakelen; het
verklikkerlampje van de knop gaat branden.
Zodra de auto de helling begint af te dalen,
kunt u het gaspedaal en het rempedaal
loslaten; het verklikkerlampje van de knop
knippert.
De remlichten worden automatisch
ingeschakeld als de functie is geactiveerd.
Als de wagensnelheid hoger wordt dan
30
km/h, wordt het systeem automatisch
uitgeschakeld. Het verklikkerlampje van de
knop blijft echter branden.
Het systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld zodra de wagensnelheid lager
wordt dan 30
km/h.Het systeem werkt slechts bij hellingen
van meer dan 8%.
Gebruik het systeem niet met de
versnellingsbak in de neutraalstand.
Schakel een voor de wagensnelheid
geschikte versnelling in om te voorkomen
dat de motor afslaat.
U kunt op elk gewenst moment het
gaspedaal of het rempedaal weer
intrappen. Als de remmen oververhit zijn, kan
de functie niet worden geactiveerd.
Wacht enkele minuten om de remmen te
laten afkoelen en probeer het vervolgens
opnieuw.
Veiligheid tijdens het rijden