Page 17 of 521

15
DS3_nl_Chap00c_eco-conduite_ed02-2015
Beperk de oorzaken van een hoger
brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste
voor werpen in de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand (dakdragers, imperiaal,
fietsendrager, aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever een
dakkoffer.
Ver wijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal.
Vervang na de winter zo snel mogelijk de winterbanden door
zomerbanden.
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning (bij koude banden), houd u
daarbij aan de bandenspanning die staat vermeld op de sticker op de
portiersponning aan bestuurderszijde.
Controleer de bandenspanning met name:
-
v
oor een lange rit,
-
b
ij de wisseling van de seizoenen,
-
a
ls de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt.
Vergeet niet de bandenspanning van het reservewiel en van de wielen
van de aanhanger of de caravan te controleren.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie verversen, oliefilter,
luchtfilter en interieurfilter vervangen, enz.) en houd u daarbij aan het
aan uw situatie aangepaste onderhoudsschema van de fabrikant.
Uitvoeringen met een BlueHDi-dieselmotor: bij een storing in het
SCR-systeem stoot de auto schadelijke stoffen uit. Ga zo spoedig
mogelijk naar het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats
om de uitstoot van stikstofoxiden terug te brengen tot onder de
wettelijke normen.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan drie keer afslaan; zo
voorkomt u dat brandstof uit de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na 3000
km het gemiddelde
brandstofverbruik zich stabiliseert.
Eco-rijden
Page 18 of 521
DS3_nl_Chap01_controle-de-marche_ed02-2015
Controle van de werking
0
Page 19 of 521
DS3_nl_Chap01_controle-de-marche_ed02-2015
Page 20 of 521

DS3_nl_Chap01_controle-de-marche_ed02-2015
Instrumentenpaneel benzine - diesel met handgeschakelde versnellingsbak,
elektronisch gestuurde versnellingsbak (ETG) of automatische transmissie
Het instrumentenpaneel is permanent verlicht en bevat alle instrumenten en signaleringen voor de werking van de auto.
1.
T
oerenteller .
G
eeft het motortoerental aan
(x 1000
t /min).
2.
Sn
elheidsmeter .
G
eeft de wagensnelheid aan (km/h of
m p h).
3.
K
oelvloeistoftemperatuurmeter .
G
eeft de temperatuur van de koelvloeistof
van de motor aan.
Instrumenten
7. Dimmer dashboardverlichting. K
nop voor de instelling van de lichtsterkte
van de dashboardverlichting en de
sfeerverlichting.
4. Di
splay .
5. Br
andstofniveaumeter .
G
eeft de resterende hoeveelheid brandstof
in de tank aan.
6.
R
egelknop weergave display.
K
nop voor de weergave van afwisselend
de actieradius en de dagteller.
K
nop voor de weergave van de informatie
van de onderhoudsintervalindicator.
K
nop voor de nulstelling van de
geselecteerde functie (dagteller of
onderhoudsintervalindicator). Raadpleeg voo
r meer informatie over
de werking en de weergave van een
bepaalde functie de desbetreffende
paragraaf.
Page 21 of 521
19
DS3_nl_Chap01_controle-de-marche_ed02-2015
Display
E. Onderhoudsintervalindicator (
km of miles), vervolgens,
k
ilometerteller.
D
eze twee functies worden
achtereenvolgens na het aanzetten van het
contact weergegeven.
F.
O
lieniveaumeter.
N
a het aanzetten van het contact wordt
gedurende enkele seconden het olieniveau
weergegeven.
A. S
nelheidsbegrenzer
(
km/h of mph) of
S
nelheidsregelaar.
B.
S
chakelindicator .
C.
I
nformatie elektronisch gestuurde
versnellingsbak of automatische
transmissie.
D.
A
ctieradius
(
km of mijlen) of
Dag
teller.
Controle tijdens het rijden
Page 22 of 521

DS3_nl_Chap01_controle-de-marche_ed02-2015
Instrumentenpaneel benzinemotor met handgeschakelde
1. Toerenteller. G
eeft het motortoerental aan
(x 1000
t /min).
2.
Sn
elheidsmeter.
G
eeft de wagensnelheid aan (km/h of
m p h).
3.
K
oelvloeistoftemperatuurmeter.
G
eeft de temperatuur van de koelvloeistof
van de motor aan.
Instrumenten
7. Dimmer dashboardverlichting. K
nop voor de instelling van de lichtsterkte
van de dashboardverlichting en de
sfeerverlichting.
4. Di
splay.
5. Br
andstofniveaumeter.
G
eeft de resterende hoeveelheid brandstof
in de tank aan.
6.
R
egelknop weergave display.
K
nop voor de weergave van afwisselend
de actieradius en de dagteller.
K
nop voor de weergave van de informatie
van de onderhoudsintervalindicator.
K
nop voor de nulstelling van de
geselecteerde functie (dagteller of
onderhoudsintervalindicator). Raadpleeg voor meer informatie over
de werking en de weergave van een
bepaalde functie de desbetreffende
paragraaf.
versnellingsbak PERFORMANCEHet instrumentenpaneel is permanent verlicht en bevat alle instrumenten en signaleringen voor de werking van de auto.
Page 23 of 521
21
DS3_nl_Chap01_controle-de-marche_ed02-2015
Display
C. Onderhoudsindicator (
km of miles), vervolgens,
kilometerteller.
D
eze twee functies worden
achtereenvolgens na het aanzetten van het
contact weergegeven.
D.
O
lieniveaumeter.
N
a het aanzetten van het contact wordt
gedurende enkele seconden het olieniveau
weergegeven.
A. S
nelheidsbegrenzer
(
km/h of mph) of
S
nelheidsregelaar.
B.
A
ctieradius
(
km of mijlen) of
Dag
teller.
Controle tijdens het rijden
Page 24 of 521

DS3_nl_Chap01_controle-de-marche_ed02-2015
De controle- en waarschuwingslampjes geven de bestuurder informatie
over de werking van een systeem (controlelampje dat aangeeft of
een systeem ingeschakeld of uitgeschakeld is) of waarschuwen de
bestuurder in het geval van een storing (waarschuwingslampje).
Controle- en waarschuwingslampjes
Bijbehorende waarschuwingen
Sommige lampjes kunnen gaan branden in
combinatie met een geluidssignaal en een
melding op het multifunctionele display.De lampjes kunnen constant branden
of knipperen.
Een aantal lampjes heeft beide
mogelijkheden. Of het constant
branden of knipperen van een lampje
duidt op een storing, is afhankelijk van
de werkingsfase van de auto.
Als het lampje blijft branden, controleer
dan voordat u gaat rijden welke functie
het betreft.
Het controlelampje voor de
passagiersairbag blijft na het aanzetten
van het contact nog ongeveer een minuut
branden, ook nadat de motor is gestart.
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde
waarschuw
ingslampjes enkele seconden
branden.
Zodra de motor wordt gestart, moeten deze
lampjes weer uitgaan.