Page 153 of 521

151
DS3_nl_Chap06_securite_ed02-2015
De waarschuwing blijft actief tot het
systeem is gereset.
Een te lage bandenspanning is niet
altijd aan de band te zien. Een visuele
controle is dus niet voldoende. Controleer voordat u het systeem
gaat resetten of de spanning van
de vier banden overeenkomstig de
gebruiksomstandigheden van de auto
en de voorschriften op de sticker met
de bandenspanningen is.
Het bandenspanningscontrolesysteem
geeft geen meldingen als de
bandenspanning bij het resetten onjuist
is.
Waarschuwing te lage bandenspanning
U krijgt deze waarschuwing als dit
lampje blijft branden in combinatie
met een geluidssignaal en een
melding.
F
V
erminder onmiddellijk uw snelheid en
vermijd plotselinge stuurbewegingen en
krachtig remmen.
F
S
top zodra dit mogelijk is op een veilige
plaats. F
C ontroleer als u een compressor in
de auto hebt (bijvoorbeeld die van de
bandenreparatieset) de spanning van de
vier banden als deze zijn afgekoeld. Rijd
voorzichtig verder als het niet mogelijk is
om deze controle onmiddellijk uit te voeren.
of
F
G
ebruik in het geval van een lekke band
de bandenreparatieset of het reservewiel
(volgens uitvoering).
Resetten
Elke keer nadat u een of meer banden op
spanning hebt gebracht en na het verwisselen
van een of meer wielen, moet u het systeem
resetten.
Veiligheid
Page 154 of 521

DS3_nl_Chap06_securite_ed02-2015
Het resetten van het systeem moet gebeuren bij afgezet contact en stilstaande auto via het configuratiemenu van de auto.
Monochroom display A
F Druk op de toets MENU om het algemene
menu te openen.
F
D
ruk op de toets " 5" of " 6" om het menu
Config. auto te selecteren en bevestig uw
keuze door op de toets OK te drukken.
F
D
ruk op de toets " 5" of " 6" om het menu
" Reset bandensp " te selecteren en bevestig
uw keuze door op de toets OK te drukken.
E
r verschijnt een melding ter bevestging
van het verzoek.
F
B
evestig uw keuze door op de toets OK te
drukken.
Monochroom display C
F Druk op de toets MENU om het algemene
menu te openen.
F
D
ruk op de toets " 5" of " 6" om het
menu " Persoonlijke instellingen -
configuratie " te selecteren en bevestig uw
keuze door op de toets OK te drukken.
F
D
ruk op de toets " 5" of " 6" om het
menu " Configuratie auto instellen " te
selecteren en bevestig uw keuze door op
de toets OK te drukken. F
D ruk op de toets "
5" of " 6" om het menu
" Bandenspanning " en vervolgens het
menu " Resetten " te selecteren en bevestig
uw keuzes door op de toets OK te drukken.
H
et resetten wordt bevestigd door een
melding.
Page 155 of 521

153
DS3_nl_Chap06_securite_ed02-2015
Touchscreen
F Druk op de toets MENU.
F S electeer het menu " Rijden "
F
S
electeer op de secundaire pagina "
Initialisatie bandensp.controle ".
Het resetverzoek wordt bevestigd door een
melding.
F
Sel
ecteer " j a " of " Nee " en bevestig uw
keuze.
Het resetten wordt bevestigd door een melding. De nieuw opgeslagen waarden van de
bandenspanning worden door het systeem
beschouwd als referentiewaarden.Sneeuwkettingen
Het systeem hoeft niet gereset
te worden na het aanbrengen of
verwijderen van sneeuwkettingen.
Controleer na werkzaamheden aan
het systeem altijd de spanning van
de vier banden en reset het systeem
vervolgens.
Het bandenspanningscontrolesysteem
werkt alleen betrouwbaar als bij het
resetten van het systeem de vier
banden de correcte spanning hebben.
Storing
Als het waarschuwingslampje te lage
bandenspanning gaat knipperen en vervolgens
blijft branden in combinatie met het lampje
Service, wijst dit op een storing in het systeem.
In dat geval werkt de bandenspanningscontrole
mogelijk niet goed.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Veiligheid
Page 156 of 521

DS3_nl_Chap06_securite_ed02-2015
Hulpsystemen bij het remmen
Uw auto is voorzien van drie systemen die u
helpen om de auto in een noodsituatie veilig tot
stilstand te brengen:
-
h
et antiblokkeersysteem (ABS),
-
de
elektronische remdrukregelaar (EBD),
-
B
rake Assist System (BAS).Antiblokkeersysteem
(ABS) en elektronische
remdrukregelaar
Deze systemen zorgen tijdens het remmen
voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid
van uw auto, vooral op een slecht of glad
wegdek.
Inschakelen
Het antiblokkeersysteem treedt automatisch
in werking zodra een van de wielen dreigt te
blokkeren.
Als het antiblokkeersysteem ingrijpt, is dat
merkbaar aan het trillen van het rempedaal; dit
is de normale werking. Trap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het
niet
los.
Storing
Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met de
controlelampjes STOP en ABS , een
geluidssignaal en een melding op het display,
duidt dit op een storing in de elektronische
remdrukregelaar. Door deze storing zou u tijdens het
remmen de controle over uw auto kunnen verliezen.
Stop op een veilige plaats.
Zorg er bij vervanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat er wielen
worden gemonteerd die aan de
voorschriften van de constructeur voldoen.
Als dit waarschuwingslampje gaat branden
in combinatie met een geluidssignaal en
een melding op het display, duidt dit op
een storing in het antiblokkeersysteem. Door deze
storing zou u tijdens het remmen de controle over uw
auto kunnen verliezen.
Raadpleeg in beide gevallen het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Page 157 of 521

155
DS3_nl_Chap06_securite_ed02-2015
Brake Assist System (BAS)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remafstand kleiner wordt.
Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld als het rempedaal
sneller wordt ingetrapt dan een bepaalde grenswaarde.
Het systeem zorgt er dan voor dat de benodigde
bedieningskracht minder wordt en dat de effectiviteit
van het remmen wordt vergroot.
Trap het rempedaal bij een noodstop
zeer krachtig in en laat het pedaal
niet los.
Stabiliteitscontrolesystemen
Antislipregeling (ASR)
en dynamische
stabiliteitscontrole (ESP)
De antislipregeling verbetert de tractie van de
wielen om doorslippen te voorkomen, door in
te grijpen op de remmen van de aangedreven
wielen en op het motorkoppel.
De dynamische stabiliteitscontrole grijpt in via
de remmen van één of meer wielen en via het
motorkoppel om de auto (binnen de grenzen
van de natuurkundige wetmatigheden) weer in
de juiste koers te brengen.Inschakelen
De systemen worden automatisch ingeschakeld
zodra de motor wordt gestart.
De systemen worden geactiveerd zodra de wielen
te weinig grip hebben of de koers van de auto afwijkt
van de door de bestuurder gewenste richting.
In dat geval gaat dit controlelampje
op het instrumentenpaneel
knipperen.
Veiligheid
Page 158 of 521

DS3_nl_Chap06_securite_ed02-2015
Uitschakelen
Als het onder bijzonder zware omstandigheden
(diepe sneeuw, modder,...) niet lukt om weg
te rijden, kan het nuttig zijn de systemen uit te
schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en
weer grip kunnen krijgen.
F
D
ruk op deze knop die zich links onder het
stuurwiel bevindt.
Als het controlelampje van de knop brandt, zijn
de systemen uitgeschakeld.
Opnieuw inschakelen:
Deze systemen worden automatisch weer
ingeschakeld als het contact opnieuw wordt
aangezet of vanaf 50
km/h, behalve bij
uitvoeringen met een 1,6
liter benzinemotor
(THP 165, THP 155, THP 150) en de
PERFORMANCE.
F
D
ruk nogmaals op deze knop om de
systemen handmatig weer in te schakelen.
Storing
De systemen ESP en ASR zorgen
voor meer veiligheid tijdens het rijden.
De bestuurder mag zich echter nooit
laten verleiden tot het nemen van meer
risico's of tot te hard rijden.
De goede werking van de systemen
wordt verzekerd door het naleven van
de voorschriften van de constructeur
ten aanzien van:
-
d
e wielen (banden en velgen),
-
d
e onderdelen van het
remsysteem,
-
de
elektronische componenten,
-
p
rocedures voor montage en
werkzaamheden.
Laat de systemen na een aanrijding
controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. Als dit lampje op het
instrumentenpaneel en het
controlelampje van de knop gaan
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding, duidt
dit op een storing in deze systemen.
Laat de systemen controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Page 159 of 521

157
DS3_nl_Chap06_securite_ed02-2015
Active City Brake
Active City Brake is een rijhulpfunctie die
beoogt een frontale aanrijding te voorkomen
of de snelheid van een frontale aanrijding te
verminderen wanneer de bestuurder niet of
onvoldoende ingrijpt (onvoldoende intrappen
van het rempedaal).Dit systeem is ontwikkeld om de
veiligheid te verbeteren.
De bestuurder moet zelf altijd het
verkeer in de gaten blijven houden
en de afstand tot en de snelheid
van andere weggebruikers blijven
inschatten.
Active City Brake is slechts een
hulpsysteem; de bestuurder moet altijd
attent blijven.
Bekijk de lasersensor nooit met een
optisch instrument (vergrootglas,
microscoop enz.) op een afstand van
minder dan 10
cm: kans op oogletsel.
Dit automatische noodremsysteem remt later
af dan de bestuurder normaal gesproken zou
doen. Het systeem grijpt dus alleen in als de
kans op een aanrijding groot is.
Werkingsprincipe
Dit systeem detecteert met een lasersensor
boven aan de voorruit voertuigen die in
dezelfde richting rijden of die vóór de auto
stilstaan.
Indien noodzakelijk remt de auto automatisch
af om een aanrijding met de voorligger te
voorkomen.
Voorwaarden voor activering
Active City Brake werkt als aan de volgende
voorwaarden wordt voldaan:
●
h
et contact is aangezet,
●
d
e auto rijdt vooruit,
●
d
e snelheid ligt tussen ongeveer 5 en
30
km/h,
●
d
e remhulpsystemen (ABS, EBD, BAS)
zijn niet defect,
●
d
e stabiliteitscontrolesystemen (ASR, ESP)
zijn niet uitgeschakeld of defect,
●
d
e auto maakt geen scherpe bocht,
●
h
et systeem is de laatste 10 seconden niet
in werking getreden.
Veiligheid
Page 160 of 521

DS3_nl_Chap06_securite_ed02-2015
Werking
Als uw auto te dicht bij de voorligger komt of
de voorligger te snel nadert, remt het systeem
automatisch om een aanrijding te voorkomen.
De aanrijding kan automatisch worden
voorkomen als het snelheidsverschil tussen uw
auto en de voorligger niet groter is dan 15 km/h.
Is het verschil groter, dan probeert het systeem
een aanrijding te voorkomen of de kracht van de
botsing te beperken door de auto af te remmen.
Het automatische noodremsysteem kan de
auto volledig tot stilstand brengen als dit
nodig is.
In dat geval blijven de remmen enige tijd
(ongeveer 1,5
seconde) geactiveerd terwijl
de auto stilstaat. De bestuurder kan in die tijd
de controle over de auto overnemen en het
rempedaal intrappen. U wordt dan door de weergave van een
melding gewaarschuwd.
De remlichten van uw auto gaan branden om
andere weggebruikers te waarschuwen.
Na een aanrijding wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld; het werkt
dan niet meer.
Ga naar het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het
systeem weer gebruiksklaar te laten
maken. Tijdens het automatische remmen
kan de bestuurder zelf, door het
rempedaal stevig in te trappen, altijd
proberen harder te remmen dan het
noodremsysteem. Het ingrijpen van het systeem kan ook
tot gevolg hebben dat de motor afslaat,
behalve als de bestuurder tijdens het
automatische remmen snel genoeg het
koppelingspedaal intrapt.
Uitschakelen
Het systeem kan worden uitgeschakeld via het
configuratiemenu van de auto. Dit menu kan bij
aangezet contact worden geopend.
De status van het systeem wordt bij het
afzetten van het contact opgeslagen.Als het systeem is uitgeschakeld, wordt
elke keer dat de auto wordt gebruikt, een
melding weergegeven om aan te geven
dat het systeem is uitgeschakeld.