Page 25 of 174
23
C-Zero_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
De aanduiding "---" die betekent dat
een onderhoudsbeurt al uitgevoerd had
moeten worden, verandert na verloop
van een bepaalde tijd en een bepaald
aantal verreden kilomters automatisch
in de resterende tijd tot de volgende
onderhoudsbeurt.
Nulstelling van de onderhoudsindicator
Na elke beurt moet de onderhoudsindicator
op 0 gezet worden.
Voer hiervoor de volgende procedure uit:
F
Z
et het contact af (contact in stand LOCK
of ACC).
F
D
ruk een paar keer op de resetknop A tot
de onderhoudsindicator op het scherm
wordt weergegeven.
F
D
ruk op de resetknop en houd deze
enkele seconden ingedrukt tot de
onderhoudssleutel op het display
begint te knipperen .
F
D
ruk op de resetknop als de sleutel
knippert om de aanduiding "---" te laten
veranderen in " CLEAR".
V
ervolgens wordt de resterende
afstand (of tijd) tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole weergegeven.
1
Instrumentenpaneel
Page 26 of 174

24
C-Zero_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
Deze functie geeft een schatting van het
aantal kilometers dat u nog kunt rijden tot
de accu leeg is, daarbij rekening houdend
met de omstandigheden (rijstijl, gebruik van
verwarming, airconditioning…).
Actieradiusindicator
Als de actieradius te klein is geworden,
wordt er "---" op het display aangegeven.
Bandenspanningscontrolesysteem
Keuze van de gemonteerde set
banden
Als u vooraf een tweede set banden met
sensoren in het systeem hebt geregistreerd,
moet u, na het ver wisselen van de wielen, de
juiste set selecteren via het display van het
instrumentenpaneel.
Doe dit op de volgende manier.
F
D
ruk op de knop A om de functie te
selecteren.
F
D
ruk nogmaals op de knop A en houd
deze langer dan 10 seconden ingedrukt
om van bandenset 1 over te schakelen op
bandenset 2 of andersom.
Na het aanpassen van de bandenspanning
van een of meer banden en na het verwisselen
van een of meer wielen moet u het
bandenspanningscontrolesysteem resetten.
Doe dit op de volgende manier.
F
D
ruk op de knop A om de functie te
selecteren.
F
D
ruk nogmaals op de knop A en houd deze
minimaal 3
seconden ingedrukt.
Er klinkt een geluidssignaal en
het waarschuwingslampje van het
bandenspanningscontrolesysteem knippert tot
het resetten is voltooid.
Instrumentenpaneel
Page 27 of 174

25
C-Zero_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
U kunt om de auto te vergrendelen of ontgrendelen de centrale vergrendeling bedienen met de sleutel in het portierslot of met de afstandsbediening.
De sleutel met afstandsbediening dient tevens voor het starten van de auto en maakt deel uit van de diefstalbeveiliging.
Sleutel met afstandsbediening
Uit-/inklappen van de
sleutel
F Druk op de knop A om de sleutel uit of in te klappen.
Ontgrendelen met de
afstandsbediening
F Druk op het geopende hangslot om de auto te ontgrendelen.
Vergrendelen van de auto
Na het ontgrendelen van de auto knipperen
de richtingaanwijzers tweemaal en wordt de
binnenverlichting ingeschakeld gedurende
15
seconden.
Tegelijkertijd worden de buitenspiegels
uitgeklapt (volgens uitvoering).
Ontgrendelen met de sleutel
F Draai de sleutel rechtsom in het slot van het bestuurdersportier om de auto te
ontgrendelen.
Na het ontgrendelen van de auto knipperen
de richtingaanwijzers tweemaal en wordt de
binnenverlichting ingeschakeld gedurende
15
seconden.
In dit geval worden de buitenspiegels niet
uitgeklapt.
Vergrendelen met de
afstandsbediening
F Druk op het gesloten hangslot om de auto te vergrendelen.
Na het vergrendelen van de auto knipperen de
richtingaanwijzers éénmaal .
Tegelijkertijd worden de buitenspiegels
ingeklapt (volgens uitvoering).
Vergrendelen met de sleutel
F Draai de sleutel linksom in het slot van het bestuurdersportier om de auto te
vergrendelen.
Na het vergrendelen van de auto knipperen de
richtingaanwijzers éénmaal .
In dit geval worden de spiegels niet ingeklapt.
Als de auto is vergrendeld en per
ongeluk wordt ontgrendeld zonder dat
binnen 30 seconden een portier of de
achterklep wordt geopend, wordt de
auto automatisch weer vergrendeld.
Met het slot aan passagierszijde
kunnen de overige portieren en/
of de achterklep niet vergrendeld of
ontgrendeld worden.
Ontgrendelen van de auto
2
Toegang tot de auto
Page 28 of 174
26
C-Zero_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Diefstalbeveiliging
Elektronische startblokkering
De contactsleutel bevat een elektronische chip
met een speciale code. Tijdens het aanzetten
van het contact moet deze code herkend
worden om de auto te kunnen starten.
De elektronische startblokkering vergrendelt
het motorcontrolesysteem kort nadat het
contact is uitgeschakeld, waardoor de motor bij
inbraak in de auto niet gestart kan worden.
Neem zo snel mogelijk contact op met het
CITROËN-netwerk als uw auto niet start.
Storing afstandsbediening
Als de afstandbediening defect is kan de
auto niet meer met de afstandsbediening
ontgrendeld en vergrendeld worden.
F
O
ntgrendel of vergrendel de auto
eerst met de sleutel in het slot van het
bestuurdersportier.
F
Ra
adpleeg vervolgens het
CITROËN-netwerk om de werking van de
afstandsbediening te laten controleren en
de batterij te laten vervangen voor zover
noodzakelijk.
Toegang tot de auto
Page 29 of 174

27
C-Zero_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Sleutels verloren
Ga met het kentekenbewijs van de auto en uw legitimatiebewijs naar het CITROËN-
netwerk.
Het CITROËN-netwerk kan de speciale code van de sleutel en de transponder opzoeken en
voor nieuwe sleutels zorgen.
Afstandsbediening
De radiografische afstandsbediening is een systeem met een groot bereik. Het is raadzaam
om niet met de knop van de afstandsbediening te spelen, om te voorkomen dat de portieren
per ongeluk ontgrendeld worden.
Druk nooit op de knoppen van uw afstandsbediening buiten het bereik en het zicht van uw
auto. De afstandsbediening kan dan onbruikbaar worden.
De afstandsbediening kan niet functioneren als de sleutel in het contactslot zit, zelfs als het
contact uit is.
Vergrendelen van de auto
Het rijden met vergrendelde portieren kan in geval van nood de toegang tot het interieur
belemmeren.
Neem uit veiligheidsoverwegingen (kinderen in de auto) de sleutel met afstandsbediening
mee als u de auto verlaat, zelfs al is dit voor korte duur.
Diefstalbeveiliging
Breng geen wijzigingen aan in de elektronische startblokkering; dit kan tot storingen leiden.
Bij het aanschaffen van een gebruikte auto
Laat uw sleutels door het CITROËN-netwerk in het elektronische geheugen van de auto
opslaan, zodat u er zeker van kunt zijn dat de in uw bezit zijnde sleutels de enige zijn
waarmee de auto kan worden gestart.
2
Toegang tot de auto
Page 30 of 174

28
C-Zero_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Portieren
Van buitenaf
F Ontgrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel en trek
aan de portiergreep.
Van binnenuit
F Trek aan de hendel van het voor- of achterportier om dit te openen.
Als de portieren vergrendeld zijn:
-
b
ij het openen van het bestuurdersportier
worden de andere portieren ontgrendeld,
-
he
t passagiersportier en de achterportieren
moeten eerst handmatig ontgrendeld
worden, voordat ze geopend kunnen
worden.
Als een portier of de achterklep niet goed gesloten is,
gaat het verklikkerlampje op het instrumentenpaneel
branden totdat het desbetreffende portier of de
achterklep gesloten wordt.
Openen
SluitenVergrendelen /
ontgrendelen van binnenuit
F Druk de knop op het bestuurdersportier
naar voren om de portieren en de
achterklep te vergrendelen en naar
achteren om ze te ontgrendelen.
Met de vergrendelknopjes op het
passagiersportier en de achterportieren
kunnen alleen de desbetreffende portieren
vergrendeld / ontgrendeld worden.
Toegang tot de auto
Page 31 of 174
29
C-Zero_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Achterklep
Openen
F Ontgrendel de auto met behulp van de afstandsbediening of de sleutel, druk op de
handgreep A en til de achterklep omhoog. F
T rek aan de handgreep B om de achterklep
te sluiten,
F
l
aat de handgreep los en druk licht op de
achterklep om deze te sluiten.
Sluiten
2
Toegang tot de auto
Page 32 of 174

30
C-Zero_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
1. Ruitbediening bestuurderszijde.
2. Ruitbediening passagierszijde.
3.
R
uitbediening rechtsachter.
4.
R
uitbediening linksachter.
5.
B
lokkeerschakelaar ruitbediening
passagierszijde en achter.
Ruitbediening
Werking
Blokkering van de ruitbediening
aan passagierszijde en achter
F Druk, voor de veiligheid van uw kinderen, op de
schakelaar 5 om de ruitbediening aan passagierszijde en
achter, ongeacht de stand van de ruiten, te blokkeren.
Als de schakelaar omlaag staat, is de
ruitbediening geblokkeerd.
Als de schakelaar omhoog staat, is de
ruitbediening niet geblokkeerd.
U kunt de ruiten handmatig of automatisch volledig openen en sluiten. De bediening van de ruiten achter kan geblokkeerd worden omwille van de
veiligheid van kinderen op de achterbank.
Na het afzetten van het contact kunnen
de ruiten nog ongeveer 30
seconden
worden bediend.
Nadat het bestuurdersportier is
gesloten kunnen de ruiten niet meer
worden geopend of gesloten.
Contact AAN:
F
D
ruk of trek de schakelaar tot het zware
punt. De ruit stopt zodra u de schakelaar
loslaat.
Neem bij het verlaten van de auto, zelfs
voor een korte periode, altijd de sleutel
uit het contact.
Wanneer tijdens het bedienen van de
ruit iets tussen de ruit en de sponning
bekneld raakt, moet de ruit weer
worden geopend. Druk daarvoor op de
desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan
passagierszijde bedient, moet deze
ervan verzekerd zijn dat niets het
correcte sluiten van de ruit verhindert.
De bestuurder moet ervan verzekerd
zijn dat de passagiers op de juiste
manier gebruik maken van de
elektrische ruitbediening.
Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens
het bedienen van de ruit niet kunnen
bezeren.
Automatische bediening (bestuurderszijde)
F
D
ruk de schakelaar tot voorbij het
zware punt in. Als u de schakelaar
hebt losgelaten, opent de ruit aan
bestuurderszijde volledig.
F
D
ruk nogmaals op de schakelaar om de
beweging van de ruit te stoppen.
Toegang tot de auto