.
.
Instrumentenpaneel 10
Controlelampjes
11
Energievoorraadindicator
19
Verbruiks-/energieopwekkingsindicator
20
Kilometerteller
21
Dagteller
21
Dimmer dashboardverlichting
2
2
Onderhoudsindicator
22
Actieradiusindicator
24Sleutel met afstandsbediening
25
P
ortieren
28
Bagageruimte
29
Ruitbediening
3
0
Klepjes laadsystemen
3
1
Voorstoelen 32
Ac hterbank
34
Buitenspiegels
36
Voorzieningen interieur
3
8
Ventilatie
41
Verwarming
43
Airconditioning
4
3
Ontwasemen - Ontdooien vóór
4
6
Achterruitverwarming
46
Afstandsbediening
47Lichtschakelaar
53
Automatische verlichting
5
5
Koplampen verstellen
5
6
Ruitenwisserschakelaar
56
Plafonnier
57
Algemene aanbevelingen met betrekking tot de veiligheid 5 8
Alarmknipperlichten
5
9
Automatische werking van de remlichten
5
9
Claxon
59
Geluidssignaal voor voetgangers
6
0
Urgence-oproep of Assistance-oproep
6
1
Hulpsystemen bij het remmen
6
3
Stabiliteitscontrolesystemen
6
5
Verklikkerlampje verminderde motorremwerking 66
Veiligheidsgordels
67
Airbags
70
Kinderzitjes
74
Uitschakelen van de airbag vóór aan passagierszijde
7
7
ISOFIX-kinderzitjes
83
Kinderslot
86
Overzicht
Eco-rijden
Instrumentenpaneel Toegang tot de auto
Ergonomie en comfort Verlichting en zicht
Veiligheid
Inhoudsopgave
5
C-Zero_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016
Interieur
Achtercompartiment 108
Ruimte onder voorklep
1
07 Veiligheidsgordels
6
7-69
Achterzitplaatsen
34-35
Bandenreparatieset
117-120
Matten
39
Airbags
70-73 Voorstoelen
32-34 Kinderzitjes
7
4-82
ISOFIX-bevestigingen
8
3
ISOFIX-kinderzitjes
8
4-85
Kinderbeveiliging
86
Indeling interieur
3
8- 40
Uitschakeling passagiersairbag
7
1
.
Overzicht
14
C-Zero_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
Controlelampjes uitgeschakelde functies
ControlelampjeStatusOorzaak Acties / Opmerkingen
Passagiersairbag Brandt constant, op de
middenconsole. De schakelaar in het dashboardkastje
staat in de stand "
OFF".
De frontairbag aan passagierszijde is
uitgeschakeld. Zet de schakelaar in de stand "
ON" om de frontairbag
aan passagierszijde in te schakelen. Bevestig in dit
geval op deze zitplaats geen kinderzitje met de
"rug in de rijrichting".
Controleer altijd de status van de passagiersairbag
voordat u de motor start.
ESP/ASR Brandt constant. De ESP/ASR-schakelaar op het
dashboard (bestuurderszijde) is
ingedrukt.
Het ESP/ASR is uitgeschakeld.
ESP: Electornic Stability Program.
ASR: Anti Spin Regeling. Druk de ESP/ASR-schakelaar op het dashboard
nogmaals in om het ESP/ASR weer in te schakelen.
De systemen worden automatisch opnieuw
ingeschakeld bij het starten van de auto.
De volgende lampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld.
Soms klinkt er ook een geluidssignaal.
Instrumentenpaneel
18
C-Zero_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
AirbagsBrandt tijdelijk. Als u het contact aanzet, gaat dit
lampje een paar seconden branden
en dan uit. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als het lampje blijft
branden.
Brandt constant. Er is een storing in een van de
airbags of de pyrotechnische
gordelspanners. Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Beveiliging van
de tractiebatterij Brandt constant.
De laadtoestand van de tractiebatterij
is laag of de tractiebatteij is te koud... Beperking van het beschikbare vermogen.
Laad de tractiebatterij zo snel mogelijk op.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als het lampje blijft branden.
Zelfdiagnose van het
hoogspanningscircuitBrandt constant.
Een storing in het elektrische
hoogspanningscircuit Stop onmiddellijk.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Controlelampje
StatusOorzaak Acties / Opmerkingen
Verminderde
motorremwerking Knippert.
Omdat de tractiebatterij is volledig
opgeladen, is de motorremwerking
tijdelijk verminderd. Anticipeer zo goed mogelijk op het remmen: gebruik
het rempedaal om de auto af te remmen of volledig tot
stilstand te brengen.
Instrumentenpaneel
61
C-Zero_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Urgence-oproep of Assistance-oproep
Urgence-oproep met lokalisatie
Druk in geval van nood langer
dan 2 seconden op deze toets.
Het knipperen van het groene LED-
lampje en een gesproken bericht
bevestigen dat de oproep naar de
alarmcentrale van "de Urgence-
oproep met lokalisatie" is verstuurd*.
Door deze toets meteen opnieuw in te drukken,
wordt de oproep geannuleerd.
Het groene LED-lampje dooft.
Het groene LED-lampje blijft branden (zonder te
knipperen) wanneer de verbinding tot stand is gebracht.
Aan het einde van het gesprek gaat het lampje uit.
De alarmcentrale van de Urgence-oproep
met lokalisatie lokaliseert onmiddellijk uw
auto, neemt in uw landstaal** contact met u
op en roept indien nodig de hulp in van de
bevoegde hulpdiensten**. In landen waar de
alarmcentrale niet operationeel is of wanneer
de lokalisatie uitdrukkelijk is geweigerd, wordt
de oproep meteen doorgestuurd naar de
hulpdiensten (112), zonder lokalisatie. Wanneer de elektronische eenheid
airbags een botsing heeft gedetecteerd,
wordt onafhankelijk van het eventueel
afgaan van de airbags, automatisch een
Urgence-oproep gedaan.
*
A
fhankelijk van de algemene
gebruiksvoor waarden, die u bij uw
verkooppunt kunt opvragen, en de technische
beperkingen van het systeem.
**
Afhankelijk van de geografische dekking van de
"Urgence-oproep met lokalisatie", "de Assistance-
oproep met lokalisatie" en van de officiële landstaal
die door de eigenaar van de auto is gekozen.De lijst van de landen waar het systeem
beschikbaar is en de lijst van beschikbare
telematicadiensten kunt u bij uw verkooppunt
opvragen of op de internetsite voor uw land
bekijken.
Indien u gebruikmaakt van de dienst
CITROËN Connect Box met SOS-
pakket en pechhulpservice, beschikt
u over aanvullende diensten via uw
persoonlijke pagina op de internetsite
voor uw land.
5
Veiligheid
69
C-Zero_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Adviezen
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder
te controleren of alle passagiers hun
veiligheidsgordel goed hebben omgedaan
en vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al
betreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels
niet om; de gordels zijn dan niet voldoende
effectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een
oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte
van de gordel automatisch wordt aangepast
aan de lichaamsbouw van de gebruiker. De
gordel wordt automatisch opgerold als deze
niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik van
de gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van
een automatische blokkeerinrichting die
in werking treedt bij een aanrijding, een
noodstop of het over de kop slaan van
de auto. U kunt de blokkeerinrichting
deblokkeren door stevig aan de riem te
trekken en deze weer los te laten, zodat de
riem weer een stukje wordt opgerold.
Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan
1,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan
één persoon gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens
het rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over kinderzitjes.
Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
-
d
ient deze strak om het lichaam te
worden gedragen,
-
m
oet deze in een vloeiende beweging
naar voren worden getrokken, zonder
dat de gordel gedraaid raakt,
-
m
ag deze door niet meer dan één
persoon worden gedragen,
-
m
ag deze geen beschadigingen of rafels
vertonen,
-
m
ag er om te voorkomen dat de gordel niet
goed werkt, niets aan worden gewijzigd.
Vanwege de wettelijke
veiligheidsvoorschriften moeten
werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd
door het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats, die tevens voor
de garantie zorgt en de werkzaamheden
volgens de voorschriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto
regelmatig controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats,
vooral als de gordels beschadigingen vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop
of een reinigingsmiddel voor textiel,
verkrijgbaar bij het CITROËN-netwerk.
Controleer na het neerklappen of verstellen
van een stoel of de achterbank of de gordel
zich op de juiste plaats bevindt en goed is
opgerold.
Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhankelijk van
de aard en de kracht van de aanrijding ,
vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan.
Het activeren van de gordelspanners gaat
gepaard met wat onschadelijke rook en een
knal, als gevolg van de activering van de
pyrotechnische lading die in het systeem is
geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van
de airbag branden.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
5
Veiligheid
70
C-Zero_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen om de
bescherming van de inzittenden te verbeteren
bij ernstige aanrijdingen. De airbags vormen
een aanvulling op de werking van de
veiligheidsgordels met gordelkrachtbegrenzers.
De elektronische schoksensoren registreren
in dat geval de frontale en zijdelingse
aanrijdingen waaraan de registratiezones voor
een aanrijding worden blootgesteld:
-
b
ij een ernstige aanrijding worden de airbags
onmiddellijk opgeblazen en dragen zo bij aan
een betere bescherming van de inzittenden
van de auto; direct na de aanrijding ontsnapt
het gas uit de airbags zodat noch het zicht,
noch het eventueel verlaten van de auto door
de inzittenden wordt belemmerd,
-
bij een minder ernstige aanrijding of een
aanrijding van achteren en in bepaalde gevallen
waarin de auto over de kop slaat, treden de
airbags in sommige gevallen niet in werking. De
veiligheidsgordels zorgen in deze situaties voor
de bescherming van de inzittenden.
De airbags werken alleen als het
contact aan is.
De airbags werken slechts eenmaal.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt
(tijdens hetzelfde of een volgend
ongeval), zullen de airbags niet meer
afgaan. Het activeren van een airbag gaat
gepaard met wat rook en een knal,
als gevolg van de activering van
de pyrotechnische lading die in het
systeem is geïntegreerd.
Deze rook is niet schadelijk, maar kan
voor personen die daar gevoelig voor
zijn irriterend werken.
De knal die bij de ontsteking van een
airbag wordt geproduceerd, kan het
gehoor gedurende een korte periode
enigszins verminderen.
Registratiezones voor een aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Imp
actzone opzij.
Airbags vóór
Activering
De airbags worden allebei opgeblazen, behalve
als de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld,
bij een ernstige frontale aanrijding binnen (een
gedeelte van) de impactzone vóór ( A), in de
lengterichting van de auto en vanaf de voorzijde
richting de achterzijde van de auto, die zich op een
horizontale ondergrond moet bevinden.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen het
dashboard en de inzittende om te verhinderen dat
deze naar voren klapt. De airbags vóór beschermen het hoofd en de
borst van de bestuurder en de passagier bij
een frontale aanrijding.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in
het stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard, boven het dashboardkastje.
Veiligheid
71
C-Zero_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Uitschakelen
Alleen de airbag aan passagierszijde kan
worden uitgeschakeld:
F
z
et het contact af , steek de sleutel in de
schakelaar voor uitschakelen van de airbag
aan passagierszijde A ,
F
d
raai deze in de stand "OFF" ,
F
v
erwijder de sleutel. Het verklikkerlampje op de middenconsole
brandt zolang de airbag is uitgeschakeld, bij
ingeschakeld contact.
Schakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag aan passagierszijde altijd uit
als u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk gewond
raken.
Opnieuw inschakelen
Als u het kinderzitje hebt ver wijderd, zet dan
de schakelaar A weer op "ON" om de airbag
opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid van
uw passagier te garanderen.
Het verklikkerlampje gaat uit.
Storing
Als dit lampje op het instrumentenpaneel
gaat branden, raadpleeg dan zo snel
mogelijk het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren. De airbags
zouden niet meer geactiveerd kunnen
worden bij een ernstige aanrijding.
In dat geval mag u geen kinderzitje
op de voorpassagierss
toel plaatsen en geen volwassene op
deze stoel laten plaatsnemen.
5
Veiligheid