Page 4 of 174

.
.
Instrumentenpaneel 10
Controlelampjes
11
Energievoorraadindicator
19
Verbruiks-/energieopwekkingsindicator
20
Kilometerteller
21
Dagteller
21
Dimmer dashboardverlichting
2
2
Onderhoudsindicator
22
Actieradiusindicator
24Sleutel met afstandsbediening
25
P
ortieren
28
Bagageruimte
29
Ruitbediening
3
0
Klepjes laadsystemen
3
1
Voorstoelen 32
Ac hterbank
34
Buitenspiegels
36
Voorzieningen interieur
3
8
Ventilatie
41
Verwarming
43
Airconditioning
4
3
Ontwasemen - Ontdooien vóór
4
6
Achterruitverwarming
46
Afstandsbediening
47Lichtschakelaar
53
Automatische verlichting
5
5
Koplampen verstellen
5
6
Ruitenwisserschakelaar
56
Plafonnier
57
Algemene aanbevelingen met betrekking tot de veiligheid 5 8
Alarmknipperlichten
5
9
Automatische werking van de remlichten
5
9
Claxon
59
Geluidssignaal voor voetgangers
6
0
Urgence-oproep of Assistance-oproep
6
1
Hulpsystemen bij het remmen
6
3
Stabiliteitscontrolesystemen
6
5
Verklikkerlampje verminderde motorremwerking 66
Veiligheidsgordels
67
Airbags
70
Kinderzitjes
74
Uitschakelen van de airbag vóór aan passagierszijde
7
7
ISOFIX-kinderzitjes
83
Kinderslot
86
Overzicht
Eco-rijden
Instrumentenpaneel Toegang tot de auto
Ergonomie en comfort Verlichting en zicht
Veiligheid
Inhoudsopgave
Page 8 of 174
6
C-Zero_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016
Ruitbediening 30
Zekeringen dashboard
1
34-136
Ventilatie
41- 42
Verwarming
43- 45
Airconditioning
43- 45
Ontwasemen/ontdooien vóór
4
6
Achterruitverwarming
46
12V-aansluiting
39
Handbediende parkeerrem
8
9
Binnenspiegel
37
USB-box
4
0 Ontgrendeling voorklep
1
06
Cockpit
Openen klepjes laadsystemen 31 Audio-installatie
145-162
Selectiehendel
90-91
Overzicht
Page 11 of 174

9
C-Zero_nl_Chap00c_eco-conduite_ed01-2016
Zuinig en milieuvriendelijk rijdenMet enkele praktische tips voor in het dagelijkse gebruik kunt u het energieverbruik van de auto beperken en de actieradius vergroten.
Hanteer een soepele rijstijl
Het energieverbruik van uw auto is sterk
afhankelijk van de omstandigheden op de weg,
van uw rijstijl en van de rijsnelheid.
Probeer altijd een soepele rijstijl te hanteren.
Rijd zo veel mogelijk in het "Eco"-zone
van de energiemeter: accelereer rustig
en gelijkmatig, rijd waar mogelijk met een
constante en gematigde snelheid.
Energie herwinnen
Anticipeer tijdens het rijden zodat u energie
kunt terugwinnen en de actieradius van de auto
kunt vergroten.
Gebruik de "Charge"-zone van de verbruiks-/
energieopwekkingsindicator zo veel mogelijk:
anticipeer op de omstandigheden door de auto
tijdig te laten uitrijden in plaats van te remmen.
Gebruik van elektrische
uitrusting
De ver warming en de airconditioning krijgen hun
energie van de tractiebatterij.
Als deze voorzieningen te veel worden gebruikt,
zal de actieradius van de auto beduidend
afnemen. Schakel ze daarom uit zodra de auto
op de gewenste temperatuur is en controleer
elke keer bij het starten of de airconditioning of
de ver warming aan staat.
Probeer ook het gebruik van de
voorruitontwaseming, de achterruitverwarming en
de stoelver warming zo veel mogelijk te beperken.
Voorkom onnodig
energieverbruik
Neem, net als bij andere auto's, geen onnodige
lading (gewicht) mee en voorkom dat de
stroomlijn van de auto wordt doorbroken
(rijden met open ruiten bij snelheden boven de
50
km/h, allesdragers op het dak, dakkoffer…).
Houd u aan de
onderhoudsvoorschriften
Controleer de bandenspanning regelmatig en
houd u aan het door CITROËN voorgeschreven
onderhoudsschema.
.
Eco-rijden
Page 21 of 174
19
C-Zero_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
Energievoorraadindicator
Weergave
Naarmate de beschikbare hoeveelheid energie
van de tractiebatterij geringer wordt, krijgt de
bestuurder vier waarschuwingen achter elkaar:
- als nog slechts 2 streepjes op de
en ergievoorraadindicator branden, gaat het
symbooltje (brandstofpomp met stekker) knipperen:
de reservevoorraad wordt aangesproken.
- Het laatste streepje van de energievoorraadindicator knippert.
-
H
et laatste streepje gaat uit: de actieradius
wordt niet meer weergegeven, de ver warming
en de airconditioning worden uitgeschakeld.
Waarschuwing lage energievoorraad
- Dit symbooltje gaat op het
instrumentenpaneel branden:
geleidelijk aan is er steeds
minder vermogen beschikbaar.
De laadtoestand van de tractiebatterij wordt
voortdurend op het instrumentenpaneel
weergegeven.
1
Instrumentenpaneel
Page 22 of 174
20
C-Zero_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
Verbruiks-/energieopwekkingsindicator
Energieverbruik
Als u het contact aanzet, verbruikt de auto
geen energie en wordt er ook geen energie
opgewekt: de wijzer bevindt zich in de
neutrale stand (mits de ver warming en de
airconditioning uitgeschakeld zijn).
Zone "Eco"
Deze geeft aan hoeveel energie van de tractiebatterij wordt verbruikt of opgewekt tijdens het rijden.
Neutrale standZone "Charge"
De wijzer verplaatst zich naar rechts. Naarmate
er meer energie verbruikt wordt, zal de wijzer
steeds verder naar rechts wijzen.
De wijzer staat in dit gebied als de auto zuinig
rijdt waardoor de actieradius wordt vergroot.De wijzer verplaatst zich naar links. Naarmate
de tractiebatterij sterker wordt geladen tijdens
het uitrijden en remmen zal de wijzer steeds
verder naar links wijzen.
Onder koude weersomstandigheden
wordt er minder energie teruggewonnen
door het remmen.
Instrumentenpaneel
Page 26 of 174

24
C-Zero_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
Deze functie geeft een schatting van het
aantal kilometers dat u nog kunt rijden tot
de accu leeg is, daarbij rekening houdend
met de omstandigheden (rijstijl, gebruik van
verwarming, airconditioning…).
Actieradiusindicator
Als de actieradius te klein is geworden,
wordt er "---" op het display aangegeven.
Bandenspanningscontrolesysteem
Keuze van de gemonteerde set
banden
Als u vooraf een tweede set banden met
sensoren in het systeem hebt geregistreerd,
moet u, na het ver wisselen van de wielen, de
juiste set selecteren via het display van het
instrumentenpaneel.
Doe dit op de volgende manier.
F
D
ruk op de knop A om de functie te
selecteren.
F
D
ruk nogmaals op de knop A en houd
deze langer dan 10 seconden ingedrukt
om van bandenset 1 over te schakelen op
bandenset 2 of andersom.
Na het aanpassen van de bandenspanning
van een of meer banden en na het verwisselen
van een of meer wielen moet u het
bandenspanningscontrolesysteem resetten.
Doe dit op de volgende manier.
F
D
ruk op de knop A om de functie te
selecteren.
F
D
ruk nogmaals op de knop A en houd deze
minimaal 3
seconden ingedrukt.
Er klinkt een geluidssignaal en
het waarschuwingslampje van het
bandenspanningscontrolesysteem knippert tot
het resetten is voltooid.
Instrumentenpaneel
Page 44 of 174

42
C-Zero_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Neem voor een optimale werking van de ver warming, ventilatie en airconditioning de
volgende gebruiksadviezen in acht:
F
A
ls de binnentemperatuur zeer hoog blijft nadat de auto lang in de zon heeft gestaan,
kunt u het passagierscompartiment kort ventileren door de ruiten te openen.
Z
et de knop van de luchtopbrengst zodanig dat de interieurlucht goed ververst wordt.
F
C
ondensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat er zich een klein plasje
water onder de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel.
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de
uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters en
overige uitstroomopeningen en de ventilatieopening in de bagageruimte vrij blijven.
F
K
ies onder normale omstandigheden altijd voor de toevoer van buitenlucht; bij langdurig
gebruik van de luchtrecirculatie in het interieur kunnen de voorruit en de zijruiten
beslaan.
F
Z
et de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het systeem in
goede staat te houden.
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het interieur filter en laat de filterelementen periodiek
vervangen.
F
L
aat de airconditioning regelmatig controleren om het systeem in per fecte staat te
houden.
F
G
ebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning
De ver warming en ventilatie worden
gevoed door de tractiebatterij; het
gebruik ervan zorgt voor een hoger
stroomverbruik van de auto en daarmee
voor een kleinere actieradius.
Schakel de ver warming of de
airconditioning uit als u dat noodzakelijk
lijkt.
Tijdens het normaal laden van de auto
kunnen de ventilatie, de ver warming en
de airconditioning worden geactiveerd
als het contact in de stand ACC staat.
Tijdens het snelladen van de auto
kunnen de ventilatie, de ver warming
en de airconditioning niet worden
geactiveerd.
Ergonomie en comfort
Page 45 of 174
43
C-Zero_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Airconditioning
1. Temperatuurregeling
F Draai de knop rechtsom om de temperatuur te verhogen en
linksom om deze te verlagen.
Het systeem kan handmatig worden ingesteld of automatisch functioneren.
1.
Temperatuurregeling
2.
L
uchtopbrengstregeling
3.
Luchtverdeling
4.
T
oevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie
5.
T
o e t s " M a x "
6.
A
irconditioning aan/uit Als
de knop in de stand "●" staat, is de
t
emperatuur van de toegevoerde lucht
gelijk aan die van de buitenlucht.
Als u tijdens het gebruik van de
verwarming of airconditioning de
knop
in de stand "●" zet, wordt de
v
erwarming of airconditioning direct
uitgeschakeld.
Verwarming /
ventilatie
3
Ergonomie en comfort