Page 97 of 232

vastgehouden, verplaatst de stoel zich
plotseling hetgeen letsel kan
veroorzaken.
Ga als volgt te werk:
open de kap;
controleer of het contact is
uitgeschakeld;
schuif de passagiersstoel zo ver
mogelijk naar achter. U moet misschien
de stoel enigszins naar voren bewegen
en de rugleuning naar achteren
kantelen om het kinderzitje goed te
kunnen plaatsen;
controleer of de rugleuning goed is
vergrendeld door deze terug te duwen
tot dat deze niet verder gaat;
vergroot de ruimte tussen de
stoelzitting en de rugleuning iets om de
locaties voor de ISOFIX-bevestiging te
verifiëren.
BELANGRIJK De markeringen boven
de ISOFIX-bevestigingen geven de
locaties aan van de ISOFIX-
bevestigingen voor het aansluiten van
het kinderzitje.
bevestig het kinderzitje met de
ISOFIX-bevestiging volgens de
instructies van de fabrikant van het
kinderzitje;
schakel het contact IN en controleer
of het deactivatielampje fig. 72 UIT van
de airbag van de passagier brandt na
het installeren van het kinderzitje op de
passagiersstoel (zie de paragraaf
“Deactievatielampjes airbag passagier”).
Als het deactivatielampje UIT van de
airbag van de passagier niet brandt,
verwijdert u het kinderzitje, zet u het
contact UIT en installeert u het
kinderzitje opnieuw;
als uw kinderzitje is geleverd met een
tuiverankering, is het belangrijk deze
goed aan te brengen om de veiligheid
van het kind te waarborgen. Volg de
instructies van de fabrikant van het
kinderzitje zorgvuldig bij het installeren
van tuiverankeringen.
BELANGRIJK
92)Gebruik het juiste formaat kinderzitje.
Voor een effectieve bescherming bij
auto-ongelukken en een noodstop moet
een kind goed vastzitten met een
veiligheidsgordel of in een kinderzitje, naar
gelang de leeftijd en lengte van het kind.
Als dit niet gebeurt, kan het kind ernstig
verwond raken of zelfs overlijden bij een
ongeluk.
7106070808-12A-001AB
7206070432-121-001AB
95
Page 98 of 232

93)Volg de instructies van de fabrikant en
zorg ervoor dat de riemen in het zitje zijn
bevestigd. Het is gevaarlijk als de riemen
van het kinderzitje niet zijn bevestigd. Bij
een noodstop of een botsing kan het zitje
verplaatsen en ernstig letsel of het
overlijden van kinderen of andere
passagiers veroorzaken. Zorg ervoor dat
het kinderzitje correct is bevestigd volgens
de instructies van de fabrikant van het
kinderzitje. Als het zitje niet in gebruik is,
verwijder het dan uit de auto, bevestig het
met de veiligheidsgordel of vergrendel het
met BEIDE ISOFIX-bevestigingen en
bevestig de bijbehorende hoofdsteunriem.
94)Bevestig een kind altijd correct in een
kinderzitje. Het is zeer gevaarlijk om een
kind in uw armen te houden terwijl de auto
rijdt. Het maakt niet uit hoe sterk iemand is;
bij een noodstop of een botsing is niemand
in staat een kind vast te houden en dit kan
leiden tot ernstig letsel of overlijden van het
kind of andere passagiers. Zelfs bij een
licht ongeluk kan het kind worden
blootgesteld aan de kracht van de airbag
dat kan leiden tot ernstig letsel of overlijden
van het kind, of het kind wordt met kracht
tegen een volwassene geduwd, hetgeen
letsel van zowel het kind als de volwassene
kan veroorzaken.95)Zorg er altijd voor dat het
deactivatielampje UIT van de airbag van de
passagier brandt bij gebruik van een
kinderzitje. Het is zeer gevaarlijk om een
kind in een kinderzitje te plaatsen dat is
geïnstalleerd op de passagiersstoel als het
deactivatielampje UIT van de airbag niet
brandt. Bij een ongeluk kan de airbag
worden geactiveerd en leiden tot ernstig
letsel of zelfs overlijden van het kind in het
kinderzitje. Zorg er altijd voor dat het
deactivatielampje UIT van de airbag van de
passagiersstoel brandt.
96)Zeer gevaarlijk! Zet nooit een naar
achteren gericht kinderzitje op de
passagiersstoel met een airbag die kan
worden geactiveerd: Gebruik NOOIT een
kinderzitje dat achterstevoren geplaatst
moet worden, op een voorstoel met een
GEACTIVEERDE FRONTAIRBAG; hierdoor
kan het KIND ERNSTIG of DODELIJK
LETSEL oplopen. Voertuigen met een
passagiersairbag zijn voorzien van een
waarschuwingslabel zoals hieronder is
getoond. Dit waarschuwingslabel wordt in
overeenstemming met de wettelijke
voorschriften aangebracht.
97)Zelfs bij een licht ongeluk kan een
kinderzitje worden geraakt door een
opgeblazen airbag en met kracht naar
achteren worden geduwd, hetgeen kan
leiden tot ernstig letsel of overlijden van het
kind. Als uw voertuig is uitgerust met een
passagiersdetectiesysteem, zorg er dan
altijd voor dat het deactivatielampje UIT van
de airbag van de passagier brandt als er
een kinderzitje tegen de rijrichting op de
passagiersstoel wordt geïnstalleerd.98)Verplaats de passagiersstoel zo ver
mogelijk naar achter voordat u een
kinderzitje op de passagiersstoel installeert.
Sommige kinderzitjes kunnen niet met de
passagiersstoel in de achterste stand
worden geïnstalleerd. Bij een botsing kan
de kracht van een geactiveerde airbag
leiden tot ernstig letsel of overlijden van het
kind. Zorg er voor dat het deactivatielampje
UIT van de airbag van de passagiersstoel
brandt.
99)Onder bepaalde omstandigheden is
het gevaarlijk om een kinderzitje te
installeren op de passagiersstoel. Uw
voertuig is uitgerust met een
classificatiesensor voor inzittenden. Zelfs
met een classificatiesensor voor inzittenden
wordt onder de volgende omstandigheden
bij gebruik van de passagiersstoel met een
kind in een kinderzitje het gevaar van een
airbag die wordt geactiveerd verhoogd; dit
kan leiden tot ernstig letsel of overlijden van
het kind. Het deactivatielampje UIT van de
airbag van de passagier brandt niet
wanneer een kind in het kinderzitje wordt
gezet / Bagage of andere voorwerpen
worden op de stoel gelegd terwijl het kind
in het kinderzitje zit / De stoel is gewassen /
Er is vloeistof gemorst op de stoel / De
passagiersstoel is naar achteren
verschoven en drukt tegen bagage of
andere voorwerpen / Bagage of andere
voorwerpen worden tussen de
passagiersstoel en de bestuurdersstoel
geplaatst / Er is een elektrisch apparaat op
de passagiersstoel gelegd / Er is een extra
elektrisch apparaat, zoals stoelverwarming,
op de passagiersstoel gemonteerd.
96
VEILIGHEID
Page 99 of 232

100)Laat een kind niet uit of tegen de
zijruit hangen van een voertuig met
zijairbags. Het is voor iedereen gevaarlijk uit
of tegen een zijruit te hangen. Dit is het
gebied van de passagiersstoel van waaruit
de zijairbags worden geactiveerd, zelfs als
een kinderzitje wordt gebruikt. De impact
van een geactiveerde zijairbag kan leiden
tot ernstig letsel of overlijden van een kind
dat niet in de juiste positie zit. Bovendien
kan het leunen op of tegen een portier de
zijairbags blokkeren en de voordelen van
deze extra beveiliging wegnemen.
Aangezien de zijairbags worden
opgeblazen via het schoudergedeelte van
de stoel moet u verhinderen dat een kind
over of tegen de zijruit leunt, ook als het
kind in een kinderzitje is geplaatst.
101)Gebruik nooit één veiligheidsgordel
voor meerdere personen. Het is gevaarlijk
één veiligheidsgordel voor meerdere
personen te gebruiken. Een
veiligheidsgordel die op deze manier wordt
gebruikt, kan de kracht van een botsing
niet spreiden en de twee passagiers
kunnen worden samengedrukt en ernstig
letsel oplopen of overlijden. Gebruik een
veiligheidsgordel nooit voor meer dan één
persoon en zorg er altijd voor dat elke
inzittende in de rijdende auto goed is
vastgesnoerd.
102)Gebruik de hoofdsteunriem en de
bijbehorende bevestiging voor een
kinderzitje. Bevestigingen van kinderzitjes
zijn alleen bestand tegen de belasting van
een correct geïnstalleerd kinderzitje. Deze
mogen in geen enkel geval worden
gebruikt als veiligheidsgordel voor
volwassenen, als tuigjes of om andere
voorwerpen in het voertuig te bevestigen.103)Installeer een babyzitje tegen de
rijrichting in altijd in de juiste stoelstand.
Het is gevaarlijk om een babyzitje tegen de
rijrichting in te installeren zonder eerst de
tabel "Geschikt kinderzitje voor
verschillende stoelstanden" te raadplegen.
Een babyzitje tegen de rijrichting in dat in
de verkeerde stoelstand is geïnstalleerd,
kan niet goed worden vastgezet. Bij een
botsing kan het kind tegen iets of iemand in
het voertuig aankomen en ernstig letsel
oplopen of overlijden.
104)Gebruikt nooit een kinderzitje dat
tegen de rijrichting in wordt geïnstalleerd
op een passagiersstoel met een airbag.
Zeer gevaarlijk! Gebruik geen kinderzitje dat
tegen de rijrichting in wordt geïnstalleerd
op een stoel met een airbag ervoor! Het
kinderzitje kan worden geraakt door de
opgeblazen airbag en van de plaats
worden geslingerd. Een kind in het
kinderzitje zou ernstig gewond kunnen
raken of gedood kunnen worden. Als uw
voertuig is uitgerust met een
classificatiesysteem voor inzittenden, zorg
er dan altijd voor dat het deactivatielampje
UIT van de airbag van de passagier brandt
als er een kinderzitje tegen de rijrichting op
de passagiersstoel moet worden
geïnstalleerd.105)Installeer nooit een babyzitje in de
rijrichting in de incorrecte stoelstand: Het is
gevaarlijk om een babyzitje in de rijrichting
te installeren zonder eerst de tabel
"Geschikt kinderzitje voor verschillende
stoelstanden" te raadplegen. Een babyzitje
in de rijrichting dat in de verkeerde
stoelstand is geïnstalleerd, kan niet goed
worden vastgezet. Bij een botsing kan het
kind tegen iets of iemand in het voertuig
aankomen en ernstig letsel oplopen of
overlijden. Zorg er voor dat het
deactivatielampje UIT van de airbag van de
passagiersstoel brandt.
106)Verplaats de passagiersstoel zo ver
mogelijk naar achteren voordat u een
kinderzitje op de passagiersstoel installeert:
Bij een botsing kan de kracht van een
geactiveerde airbag leiden tot ernstig letsel
of overlijden van het kind. Zorg er voor dat
het deactivatielampje UIT van de airbag
van de passagiersstoel brandt.
107)Bevestig de hoofdsteunriem altijd aan
de juiste hoofdriembevestiging. Het is
gevaarlijk om de hoofdsteunriem aan de
incorrecte bevestiging vast te maken. Bij
een botsing kan de hoofdsteunriem
loskomen zodat het kinderzitje los komt te
zitten. Als het kinderzitje verplaatst kan dit
resulteren in ernstig letsel of overlijden van
het kind.
108)Leid de hoofdsteunriem altijd tussen
de hoofdsteun en de achterzijde van de
stoel door. Het is gevaarlijk de
hoofdsteunriem bovenlangs de hoofdsteun
te laten passeren. Bij een botsing kan de
hoofdsteunriem los glippen zodat het
kinderzitje los komt te zitten. Het kinderzitje
kan worden verplaatst hetgeen kan
resulteren in ernstig letsel of overlijden van
het kind.
97
Page 100 of 232

109)Volg de instructies van de fabrikant
voor het gebruik van het kinderzitje. Een
kinderzitje dat niet is vastgezet, levert
gevaarlijke situaties op. Bij een noodstop of
een botsing kan het zitje verplaatsen en
ernstig letsel of het overlijden van kinderen
of andere passagiers veroorzaken. Zorg
ervoor dat het kinderzitje correct is
bevestigd volgens de instructies van de
fabrikant.
110)Zorg ervoor dat het kinderzitje goed
vastzit. Een kinderzitje dat niet goed is
vastgezet, levert gevaarlijke situaties op. Bij
een noodstop of een botsing, kan het zitje
een projectiel worden, iemand raken en
ernstig letsel veroorzaken. Als het zitje niet
in gebruik is, plaats het dan in de kofferbak
of zorg ervoor dat het stevig vastzit met de
ISOFIX-bevestigingen.
111)Zorg ervoor dat er geen
veiligheidsgordels of andere voorwerpen in
de buurt van of rond het kinderzitje dat met
de ISOFIX-bevestiging is vastgemaakt,
aanwezig zijn. Het levert gevaarlijke
situaties op als de aanwijzingen van de
fabrikant die bij het kinderzitje zijn geleverd
niet zorgvuldig worden opgevolgd. Als
veiligheidsgordels of een ander voorwerp
verhinderen dat het kinderzitje veilig kan
worden aangesloten op de ISOFIX-
bevestigingen en het kinderzitje niet correct
wordt geïnstalleerd, dan kan het kinderzitje
worden verplaatst bij een noodstop of
botsing en leiden tot ernstig letsel of
overlijden van het kind of andere
inzittenden. Zorg er tijdens het installeren
van een kinderzitje voor dat er geen
veiligheidsgordels of andere voorwerpen in
de buurt van de ISOFIX-bevestigingen
aanwezig zijn. Volg altijd de instructies van
de fabrikant van het kinderzitje.AANVULLEND
VEILIGHEIDS
SYSTEEM SRS -
AIRBAG
VOORZORGSMAAT
REGELEN AANVULLEND
VEILIGHEIDSSYSTEEM
(SRS)
112) 113) 114)
De aanvullende veiligheidssystemen
(SRS) aan de voor- en zijkant omvatten
drie verschillende soorten airbags.
BELANGRIJK Verifieer met welk type
airbag uw voertuig is uitgerust door de
locatie-indicatoren van de “SRS AIR
BAG” op te zoeken.
Deze indicatoren zijn zichtbaar in de
zone waar de airbags geïnstalleerd zijn.
De airbags zijn op de volgende plaatsen
geïnstalleerd:
het stuurwiel (bestuurdersairbag);
het dashboard van de passagier
(passagiersairbag);
de buitenkanten van de rugleuningen
van de stoelen (zijairbags).
De airbags van de aanvullende
veiligheidssystemen zijn ontworpen om
in bepaalde situaties extra bescherming
te bieden. Daarom zijn de
veiligheidsgordels altijd belangrijk zoals
hieronder is beschreven.
Zonder het gebruik vanveiligheidsgordels kunnen de airbags bij
een ongeluk niet voldoende
bescherming bieden. De
veiligheidsgordel moet worden gebruikt
om:
te voorkomen dat de inzittende
wordt geworpen in een airbag die wordt
opgeblazen;
mogelijk letsel tijdens een ongeval
waarbij de airbag niet opblaast, zoals
omrollen of een botsing achterop, te
beperken;
mogelijk letsel bij een frontale,
bijna-frontale of zijbotsingen die niet
ernstig genoeg zijn voor de activering
van de airbags te beperken;
de mogelijkheid om uit het voertuig
geworpen te worden te beperken;
mogelijk letsel aan het onderlichaam
en de benen tijdens een ongeval te
beperken aangezien de airbags deze
delen van het lichaam niet beschermen;
de bestuurder in een positie te
houden die een betere controle van het
voertuig waarborgt.
Een kind dat te klein is voor het gebruik
van de veiligheidsgordel, moet veilig in
een kinderzitje worden geplaatst.
Beoordeel aandachtig welk kinderzitje
voor uw kind nodig is en volg de
installatieaanwijzingen in dit handboek
alsmede de aanwijzingen van de
fabrikant van het kinderzitje.
98
VEILIGHEID
Page 101 of 232
ONDERDELEN AANVULLEND VEILIGHEIDSSYSTEEM (SRS)
1Opblaassystemen en airbags voor bestuurders en passagiers
2Botssensoren en diagnostische module (SAS-unit)
3Veiligheidsgordels - gordelspanners
4Frontairbagsensoren
5Botssensoren zijkant
6Waarschuwingslampje airbag/gordelspansysteem
7Opblaassystemen en airbags zijkant
8Indicatielampje uitschakeling passagiersairbag
9Passagiersdetectiesensor
10Passagiersdetectiemodule
7303040300-121-002AB
99
Page 102 of 232

WERKING VAN DE
SRS-AIRBAGS
115) 116) 117) 118) 119) 120) 121) 122) 123) 124) 125) 127)
Uw voertuig is uitgerust met de
volgende typen SRS-airbags.
SRS-airbags zijn ontworpen om samen
met de veiligheidsgordels letsel tijdens
een ongeval te beperken. Ze bieden de
inzittenden bescherming in aanvulling
op de beveiligende functie van de
veiligheidsgordels. Zorg er altijd voor
dat u de veiligheidsgordels op de juiste
manier draagt.
Gordelspanners
De spanners van de veiligheidsgordels
zijn ontworpen voor activatie bij matige
of ernstige frontale, of bijna frontale
botsingen. Bovendien werkt de spanner
bij een zij-aanrijding aan de zijde waar
de botsing optreedt. De spanners
werken verschillend naar gelang the
type airbag dat is geïnstalleerd. Zie voor
bijzonderheden over de werking van de
gordelspanners de paragraaf
"Activeringscriteria SRS-airbag".
Bestuurdersairbag
De frontairbag aan de bestuurderszijde
bevindt zich in het stuurwiel fig. 74.Wanneer de botsingsensor van de
airbag een frontale botsing met een
kracht die groter dan middelmatig is
waarneemt, zal de bestuurdersairbag
snel opblazen om voornamelijk letsel
aan het hoofd of de borst van de
passagier, veroorzaakt door het stoten
tegen het stuurwiel, te voorkomen.
Raadpleeg de "Activeringscriteria SRS
airbag" in dit hoofdstuk voor meer
informatie over het opblazen van de
airbag.
Passagiersairbag
(Eentraps)
De passagiersairbag is in het
dashboard van de passagier
aangebracht fig. 75.Het opblaasmechanisme van de
passagiersairbag is hetzelfde als dat
van de bestuurdersairbag dat hierboven
is beschreven. Raadpleeg de
"Activeringscriteria SRS airbag" in dit
hoofdstuk voor meer informatie over het
opblazen van de airbag.
De passagiersairbag is bovendien zo
ontworpen dat deze uitsluitend
opblaast wanneer het
passagiersdetectiesysteem waarneemt
dat een passagier op de
passagiersstoel zit. Raadpleeg de
"Activeringscriteria SRS airbag" in dit
hoofdstuk voor meer informatie over het
opblazen van de airbag.
7406010203-126-123AB7506010204-126-123AB
100
VEILIGHEID
Page 103 of 232

Zijairbags
De zijairbags zijn in de buitenzijden van
de rugleuningen gemonteerd fig. 76.
Het systeem blaast de zijairbag
uitsluitend op aan de zijde waar het
voertuig geraakt is wanneer de
botsingsensoren van de airbag een
zijbotsing waarnemen met een kracht
die groter dan middelmatig is.De zijairbag wordt snel opgeblazen om
het letsel aan het hoofd en de borst van
de bestuurder of de passagier door het
stoten tegen de inwendige onderdelen,
zoals het portier of het raam, te
voorkomen. Raadpleeg de
"Activeringscriteria SRS airbag" in dit
hoofdstuk voor meer informatie over het
opblazen van de airbag.
De zijairbag van de passagier is
bovendien zo ontworpen dat deze
uitsluitend opblaast wanneer het
passagiersdetectiesysteem waarneemt
dat een passagier op de
passagiersstoel zit.
Waarschuwingslampje/-pieptoon
Een systeemstoring of werkingsconditie
wordt aangegeven met een
waarschuwing.
Zie de paragraaf "Lampjes en
berichten" in het hoofdstuk
"Kennismaking met het
instrumentenpaneel". Zie de paragraaf
"Waarschuwingsgeluid is geactiveerd"
in het hoofdstuk "Kennismaking met het
instrumentenpaneel".Frontairbag passagierszijde en
kinderzitjes
PlaatsNOOITeen kinderzitje tegen de
rijrichting in op de voorstoel met een
actieve passagiersairbag. Als bij een
botsing de airbag wordt opgeblazen,
kan dit leiden tot dodelijk letsel van het
kind.
NeemALTIJDde aanwijzingen vermeld
op het label op de zonneklep aan
passagierszijde fig. 77 in acht.
7606010205-126-123AB
7703030100-133-555
101
Page 104 of 232
ACTIVERINGSCRITERIA SRS AIRBAG
Deze tabel geeft de SRS-apparatuur weer die afhankelijk van het type botsing zal worden geactiveerd (de illustraties zijn van de
representatieve gevallen van botsingen).
SRS-apparatuurBotsingtypen
Een ernstige frontale/bijna-
frontale botsingEen ernstige zijbotsing (*) Een botsing achterop
SRS-apparatuur
Gordelspanner X (**) (beide zijden) X (**) (alleen aan geraakte zijde)
Bij een botsing achterop zullen
de airbags en gordelspanners
niet worden geactiveerd Bestuurdersairbag X
Passagiersairbag X (**)
Zijairbag X (**) (alleen aan geraakte zijde)
102
VEILIGHEID