Page 177 of 232

MOTOROLIE
192)
40)
4)
Motoroliepeil controleren
Ga als volgt te werk:
verzeker u ervan dat het voertuig op
een vlakke ondergrond is geplaatst;
laat de motor tot op normale
bedrijfstemperatuur opwarmen;
schakel de motor uit en wacht
minstens 5 minuten, zodat de olie naar
het oliecarter kan terugstromen;
trek de peilstok 1 fig. 149 naar
buiten, veeg hem schoon en breng hem
weer helemaal aan;
trek de peilstok weer naar buiten en
controleer het peil. Het peil is normaal
als het tussen Laag en Vol staat. Open
de motoroliedop/vulopening 2 en vul
voldoende olie bij tot het peil op Vol is
geplaatst als het peil bijna tot of onder
Laag is gedaald.
BELANGRIJK Vul niet te veel motorolie
bij. Daardoor kan de motor beschadigd
raken.
verzeker u ervan dat de O-ring op de
peilstok correct is aangebracht, voordat
u de peilstok weer op zijn plaats
aanbrengt;
breng de peilstok helemaal op zijn
plaats aan.
Motorolieverbruik
Tijdens de eerste gebruiksperiode van
het voertuig dienen de omstandigheden
van het motorolieverbruik als
gestabiliseerd te worden beschouwd na
de eerste 5000 - 6000 km.
OPMERKING Het is normaal dat alle
motoren onder normale
rijomstandigheden motorolie verbruiken.
Het motorolieverbruik kan oplopen tot
400 g/1000 km als gevolg van
verdamping, inwendige ventilatie of deverbranding van de smeerolie in de
werkende motor. Een nieuwe motor kan
wegens het inrijproces meer olie
verbruiken. Het olieverbruik hangt ook
af van het motortoerental en de
belasting van de motor. Onder extreme
rijomstandigheden kan het olieverbruik
hoger zijn.
Motorolie verversen
OPMERKING Laat de motorolie door
een expert verversen, bij voorkeur door
een Abarth Servicenetwerk.
MOTORKOELVLOEISTOF
193) 194) 195)
41) 42) 43) 44) 45)
Bij koude motor moet het
koelvloeistofpeil in de radiateur tussen
de markeringen F (vol) en L (laag) op
het koelvloeistofreservoir fig. 150 staan.
14907030403-121-001AB
15007030501-121-001AB
175
Page 178 of 232

Vul voldoende koelvloeistof aan het
koelvloeistofreservoir toe voor een
geschikte antivries en roestwerende
bescherming tot het peil op F (vol)
staat, als het peil bijna tot L (laag) is
gedaald of dit peil heeft bereikt.
Draai de dop van het
koelvloeistofreservoir stevig vast nadat
de koelvloeistof te hebben bijgevuld.
Neem contact op met het Abarth
Servicenetwerk als het
koelmiddelreservoir leeg is of regelmatig
koelvloeistof moet worden bijgevuld.
REM- /
KOPPELINGVLOEISTOF
198) 203)
46)
Het peil moet tussen MAX en MIN staan
fig. 151.
Doorgaans neemt het peil in het
reservoir af naarmate de afgelegde
afstand en de slijtage van de koppeling-
en remvoering toeneemt. Neem contact
op met het Abarth Servicenetwerk om
het koppeling-/remsysteem te laten
controleren als het peil erg laag is.
OPMERKING In versies met stuur
rechts is het reservoir aan de linkerzijde
van de motorruimte aangebracht.
KOPLAMP- EN
RUITENSPROEIER
VLOEISTOF
196) 197) 204)
Inspecteer het vloeistofpeil in het
ruitensproeierreservoir fig. 152; draai de
dop open en vul de vloeistof bij
wanneer dit nodig is.
REGELEENHEID
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK
5)
Het oliepeil van de versnellingsbak mag
uitsluitend gecontroleerd worden bij een
werkplaats van het Abarth
Servicenetwerk.
ACCU-ONDERHOUD
199) 200) 201) 202)
47)
6)
Hoe krijgt u het beste van uw accu:
houd de accu goed gemonteerd;
houd de bovenkant droog en
schoon;
houd de accuklemmen en de
aansluitingen schoon, stevig
aangedraaid en bedekt met een laagje
vaseline of vet;
spoel gelekte elektrolyt onmiddellijk
weg met een oplossing van water en
bicarbonaat;
koppel de accukabels los en laad de
accu elke zes weken op als het voertuig
lange tijd niet zal worden gebruikt.
15107030601-121-002AB
15207030901-121-001AB
176
ONDERHOUD EN ZORG
Page 179 of 232

OPMERKING
Elke keer dat de accu wordt
aangesloten nadat deze afgesloten is
geweest, moet de volgende procedure
worden uitgevoerd:
de motor opwarmen;
bij stilstaand voertuig, de motor
draaiend en de versnelling in de
vrijstand N/P (voor automatische
versnellingsbak), het gaspedaal volledig
intrappen om het toerental tot boven de
6000 tpm te brengen;
laat het gaspedaal los en wacht tot
de motor natuurlijk terugkeert tot
stationair.
Als deze procedure niet wordt
uitgevoerd, kan het
waarschuwingslampje aan gaan: in
dit geval, neem contact op met het
Abarth Servicenetwerk.
BELANGRIJK Als na de eerste keer
intrappen van het gaspedaal de motor
boven de 6000 rpm is gebracht, er nog
een onmiddellijk daarna volgt zonder
dat de motor natuurlijk stationair
draaien bereikt, wordt de leerprocedure
ongeldig en het
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel gaat aan. Als de
motor niet boven de 6000 rpm is
gebracht of niet wordt opgewarmd, laatde regeleenheid de mogelijkheid open
om de beschreven procedure te
herhalen.
Elektrolytpeil controleren
Door een laag elektrolytpeil zal de accu
snel ontladen raken.
Inspecteer het elektrolytpeil minstens
een keer per week. Als het peil laag is,
draai de doppen los en laat het peil tot
tussen het bovenste en onderste peil
stijgen (1 fig. 153 = bovenste peil/2=
onderste peil) door voldoende
gedestilleerd water toe te voegen.Vul
de accu niet te veel.
Beoordeel het soortgelijke gewicht van
de elektrolyt met een hydrometer. Doe
dit met name bij koud weer. Laad de
accu op als het soortgelijke gewicht
laag is.Accu vervangen
Neem contact op met het Abarth
Servicenetwerk om de accu te laten
vervangen.
Nadat de accu opnieuw is aangesloten,
de leerprocedure met het tandwiel
uitvoeren zoals beschreven in paragraaf
“Accu-onderhoud” in dit hoofdstuk.
BELANGRIJK
190)Rook nooit als u werkzaamheden in
de motorruimte verricht. Er kunnen
ontvlambare gassen en dampen aanwezig
zijn die brandgevaar opleveren.
191)Wees erg voorzichtig bij het uitvoeren
van werkzaamheden in de motorruimte
wanneer de motor nog warm is: gevaar
voor brandwonden. Kom niet te dicht bij de
koelventilator van de radiateur: de
elektrische ventilator kan inschakelen;
gevaar voor verwondingen. Sjaals, dassen
of andere loszittende kleding kunnen door
de bewegende onderdelen worden
meegetrokken.
192)Wacht voor het bijvullen van de
motorolie tot de motor is afgekoeld
alvorens de vuldop los te maken. Dit geldt
in het bijzonder voor voertuigen met een
aluminium vuldop (waar aanwezig).
BELANGRIJK: gevaar voor brandwonden!
15307031202-ALL-001AB
177
Page 180 of 232

193)Gebruik geen lucifers of open vuur in
de motorruimte. BIJ HETE MOTOR GEEN
KOELVLOEISTOF BIJVULLEN: een hete
motor is gevaarlijk. De onderdelen in de
motorruimte kunnen erg warm worden als
de motor heeft gelopen. Daardoor kunt u
brandwonden oplopen. Controleer de
motorkoelvloeistof in het reservoir
zorgvuldig, maar draai het reservoir niet
open.
194)Draai de dop van het koelsysteem niet
open wanneer de motor en de radiateur
warm zijn. Wanneer de motor en de
radiateur warm zijn kan hete koelvloeistof
en stoom onder druk naar buiten spuiten
en ernstig letsel veroorzaken.
195)Het koelsysteem staat onder druk.
Vervang indien nodig de dop alleen door
een origineel exemplaar om de werking van
het systeem niet negatief te beïnvloeden.
Draai bij warme motor de dop van het
reservoir niet los: gevaar voor
brandwonden.
196)Rijd nooit met een leeg
ruitensproeierreservoir voor de voorruit:
ruitensproeiers zijn van fundamenteel
belang voor een goed zicht. Herhaaldelijke
werking van het systeem zonder vloeistof
kan leiden tot schade aan of snelle
verslechtering van sommige
systeemcomponenten.
197)Sommige in de handel verkrijgbare
voorruit-ruitensproeiervloeistoffen zijn
ontvlambaar. De motorruimte omvat warme
onderdelen die bij contact met de vloeistof
brand kunnen veroorzaken.198)Remvloeistof is giftig en uiterst
corrosief. Als er per ongeluk remvloeistof
gemorst wordt, moeten de betrokken delen
onmiddellijk worden gewassen met water
en neutrale zeep. Vervolgens met veel
water afspoelen. In geval van inslikken
onmiddellijk een arts raadplegen.
199)Accuvloeistof is giftig en corrosief.
Vermijd contact met huid en ogen. Houd
open vuur en vonkvormende apparaten uit
de buurt van de accu: brand- en
explosiegevaar.
200)Als de accu met onvoldoende
vloeistof werkt, kan dit de accu
onherstelbaar beschadigen en een explosie
veroorzaken.
201)Als de auto langdurig gestald moet
worden bij zeer lage temperaturen,
verwijder dan de accu en breng deze naar
een verwarmde plek, om bevriezing te
voorkomen.
202)Bij werkzaamheden aan de accu of in
de buurt van de accu, moeten de ogen
altijd met een speciale bril beschermd
worden.
203)Laat de remmen inspecteren als het
koppeling-/remvloeistofpeil laag is. Een
laag koppeling-/remvloeistofpeil is
gevaarlijk. Een laag koppeling-/
remvloeistofpeil kan duiden op slijtage van
de remvoering of een lek in het
remsysteem waardoor de remmen kunnen
haperen en een ongeval kan worden
veroorzaakt.204)Vul het reservoir uitsluitend met
ruitensproeiervloeistof of kraanwater. Het
gebruik van antivries als
ruitensproeiervloeistof is gevaarlijk.
Wanneer antivries op de voorruit gespoten
wordt, zal de voorruit bevuild raken
waardoor uw zicht afneemt en een ongeval
kan worden veroorzaakt.
BELANGRIJK
39)Let erop dat de verschillende types
vloeistoffen tijdens het bijvullen niet
verwisseld worden: ze mogen absoluut niet
onderling gemengd worden! Bijvullen met
een ongeschikte vloeistof kan ernstige
schade aan het voertuig veroorzaken.
40)Het oliepeil mag nooit boven het
MAX-teken komen.
41)Vul geen olie bij met andere kenmerken
dan de olie waarmee de motor is gevuld.
42)Vul niet alleen water bij. Voeg altijd een
geschikt antivriesmiddel toe. Zie voor het
type koelvloeistof de tabel “Vloeistoffen en
smeermiddelen” in het hoofdstuk
“Technische specificaties”.
43)Gebruik uitsluitend zacht
(gedemineraliseerd) water in het
koelvloeistofmengsel. Mineraalhoudend
water zal de doeltreffendheid van de
koelvloeistof verlagen.
44)Gebruik geen koelvloeistoffen die
alcohol, methanol, boraat of silicaat
bevatten. Deze koelvloeistoffen kunnen
schade aan het koelsysteem veroorzaken.
45)Meng geen alcohol of methanol met de
koelvloeistof. Daardoor kan schade aan het
koelsysteem worden veroorzaakt.
178
ONDERHOUD EN ZORG
Page 181 of 232

46)Gebruik geen oplossing die meer dan
60% antivries bevat. Daardoor neemt de
doeltreffendheid af.
47)Vermijd dat remvloeistof, die uiterst
corrosief is, in contact komt met gelakte
zones. Spoel bij contact onmiddellijk af met
water.
BELANGRIJK
4)De gebruikte motorolie en oliefilters
bevatten stoffen die schadelijk zijn voor het
milieu. Het wordt geadviseerd naar een
werkplaats van het Abarth Servicenetwerk
te gaan om de olie en het oliefilter te laten
vervangen.
5)Gebruikte versnellingsbakolie bevat
stoffen die schadelijk zijn voor het milieu.
Het wordt geadviseerd contact op te
nemen met het Abarth Servicenetwerk om
de vloeistof te laten vervangen.
6)Accu’s bevatten stoffen die zeer
gevaarlijk zijn voor het milieu. Neem voor
het vervangen van de accu contact op met
het Abarth Servicenetwerk.
ACCU OPLADEN
205) 206)
WAARSCHUWINGEN
BELANGRIJK De procedure voor het
opladen van de accu is uitsluitend
bedoeld ter informatie. Geadviseerd
wordt contact op te nemen met het
Abarth Servicenetwerk om deze
werkzaamheden te laten uitvoeren.
BELANGRIJK Schakel alle accessoires
uit en stop de motor, alvorens de accu
op te laden.
BELANGRIJK Het verdient aanbeveling
de accu langzaam en met een lage
stroomsterkte ongeveer 24 uur op te
laden. De accu langer opladen, kan de
accu beschadigen.
BELANGRIJK Controleer of de kabels
van de elektrische installatie correct zijn
aangesloten op de accu, d.w.z. de
pluskabel (+) op de plusklem en de
minkabel (-) op de minklem. De
accuklemmen zijn gemarkeerd met de
symbolen plus (+) en min (-), en zijn
weergegeven op het deksel van de
accu. De kabelklemmen moeten ook
corrosievrij zijn en stevig aan de
klemmen bevestigd worden. Als een
"snellader" wordt gebruikt terwijl deaccu in het voertuig is gemonteerd,
moeten eerst de beide kabels van de
accu losgemaakt worden alvorens de
acculader aan te sluiten. Gebruik geen
"snellader" voor de levering van
startspanning.
BELANGRIJK Nadat de accu opnieuw
is aangesloten, de leerprocedure met
het tandwiel uitvoeren zoals beschreven
in paragraaf “Accu-onderhoud” in dit
hoofdstuk.
PROCEDURE VOOR HET
OPLADEN VAN DE ACCU
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
verwijder de doppen voordat u de
accu oplaadt;
sluit de kabels van de acculader aan
op de accupolen; let daarbij op de
polariteit;
schakel de acculader in;
schakel na het opladen eerst de
acculader uit alvorens de accu los te
koppelen;
sluit de minklem weer aan op de
accu.
179
Page 182 of 232

BELANGRIJK
205)Accuvloeistof is giftig en corrosief:
vermijd de aanraking met de huid en de
ogen. Het opladen van de accu moet
worden uitgevoerd in een goed
geventileerde ruimte, ver van open vuur en
mogelijke bronnen van vonken om brand-
en ontploffingsgevaar te vermijden.
206)Probeer nooit een bevroren accu op
te laden: ontdooi eerst de accu om
ontploffing ervan te voorkomen. Als de
accu bevroren is geweest, moet door
gespecialiseerd personeel gecontroleerd
worden of de cellen niet beschadigd zijn en
of de behuizing geen scheuren vertoont,
waardoor de giftige en corrosieve vloeistof
kan weglekken.
WIELEN EN BANDEN
VEILIGHEIDSINFORMATIE
207) 208) 209)
48) 49)
Controleer voor een lange reis en
ongeveer elke twee weken de spanning
van de banden en van het reservewiel,
indien aanwezig. Controleer de
bandenspanning wanneer de banden
koud zijn.
Het is normaal dat door het opwarmen
van de banden de spanning tijdens het
rijden toeneemt. Zie voor de correcte
bandenspanning de paragraaf “Wielen
en gegevens banden” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”.
Banden moeten worden vervangen
wanneer de profieldiepte van het
loopvlak minder dan 1,6 mm bedraagt.
EEN BAND VERVANGEN
210)
Als een band regelmatig verslijt zal een
slijtage-indicator in de vorm van een
doorgetrokken streep dwars op het
loopvlak verschijnen. Vervang de band
wanneer dit het geval is (zie afbeelding):
1: nieuw loopvlak/2: versleten loopvlak
(3 = loopvlak slijtage-indicator).Vervang de band voordat de streep
over het hele loopvlak loopt.
SNEEUWKETTINGEN
50)
De sneeuwkettingen mogen alleen op
de achterwielen gemonteerd worden.
Controleer de spanning van de
sneeuwkettingen na enkele tientallen
meters rijden.
BELANGRIJK Het gebruik van
sneeuwkettingen met banden met
niet-originele afmetingen kan het
voertuig beschadigen.
BELANGRIJK Het gebruik van
verschillende banden maten of -typen
(M+S, winter, enz.) op de voor- en
achterassen kan de bestuurbaarheid
van de auto benadelen, met het risico
van controleverlies over het voertuig en
bijgevolg ongevallen.
15407031403-ALL-001AB
180
ONDERHOUD EN ZORG
Page 183 of 232

AANBEVELINGEN VOOR
DE VERWISSELING VAN
BANDEN
211)
Alle wielen worden daarbij op een
andere as gezet, indien mogelijk aan de
andere zijde van het voertuig.
BELANGRIJK De volgende
wisselmethodes mogen NIET worden
gebruikt met banden met
éénrichtingsloopvlak! Dit type banden
kan alleen aan dezelfde zijde van het
voertuig, d.w.z. van de vooras naar de
achteras en vice versa, worden
verwisseld.
BELANGRIJK Verwissel de banden
regelmatig. Een onregelmatige slijtage
van de banden is gevaarlijk. Verwissel
de banden elke 10.000 km of vaker als
onregelmatige slijtage ontstaat om de
slijtage van het loopvlak te vereffenen
en een goede hantering en goede
remprestaties te behouden.
BELANGRIJK Aangezien uw voertuig
geen reservewiel heeft, kunt u de wielen
niet veilig verwisselen met de krik die
samen met uw voertuig geleverd wordt.
Neem contact op met het Abarth
Servicenetwerk voor de verwisseling
van de banden.BELANGRIJK Verwissel banden met
éénrichtingsloopvlak en radiaalbanden
met een asymmetrisch loopvlak of
spijkers uitsluitend van voor naar achter
en niet van de ene naar de andere kant.
De prestaties van de band zullen
afnemen als de banden van de ene
naar de andere kant worden verwisseld.Met differentieelblokkering
Uw voertuig is uitgerust met een
differentieelblokkering. Het volgende
niet gebruiken:
banden met een andere maat dan is
gegeven;
banden met verschillende maten of
typen tegelijkertijd;
onvoldoende opgepompte banden.
Als deze aanwijzingen niet worden
nageleefd, zal de verwisseling van de
wielen rechts en links verschillen,
waardoor de differentieelblokkering
constant wordt belast. Hierdoor zal een
storing worden veroorzaakt.
BELANGRIJK
207)Verwissel banden met een
“éénrichtingsprofiel” niet kruiselings, door
ze van de rechterzijde naar de linkerzijde en
omgekeerd te verplaatsen. Dit type banden
kan alleen aan dezelfde zijde van het
voertuig, d.w.z. van de vooras naar de
achteras en vice versa, worden verwisseld.208)Rijden met geheel of gedeeltelijk
leeggelopen banden kan gevaarlijk zijn en
de band onherstelbaar beschadigen.
209)Gebruik altijd banden die in goede
staat verkeren. Rijden met versleten
banden is gevaarlijk. Door beperkt rem- en
stuurvermogen en geringere tractie kan
een ongeval worden veroorzaakt.
210)Vervang alle vier de banden
tegelijkertijd. Het vervangen van slechts
één band is gevaarlijk. Daardoor kan de
hantering van de band en het
remvermogen afnemen, waardoor de
controle over het voertuig verloren gaat.
211)Gebruik altijd het formaat wielen dat
voor uw voertuig geschikt is. Het gebruik
van een wiel met een verkeerd formaat is
gevaarlijk. Daardoor kunnen het remmen
en de hantering worden benadeeld,
waardoor de controle over het voertuig en
een ongeval kunnen worden veroorzaakt.
BELANGRIJK
48)De wegligging hangt ook af van de
correcte bandenspanning.
49)Bij een te lage spanning wordt de band
te heet, hetgeen ernstige schade aan de
band kan veroorzaken.
50)Beperk uw snelheid wanneer er
sneeuwkettingen gemonteerd zijn;
overschrijd de 50 km/u niet. Vermijd kuilen,
trottoirbanden en stoepen en rijd geen
lange stukken op sneeuwvrije wegen om
het voertuig en het wegdek niet te
beschadigen.
181
Page 184 of 232

CARROSSERIE
DE LAK BESCHERMEN
51) 52)
7)
Werk beschadigingen van de laklaag,
zoals krassen en schuurplekken,
onmiddellijk bij om roestvorming te
voorkomen.
Volg onderstaande aanwijzingen om het
voertuig correct te wassen:
verwijder de antenne wanneer het
voertuig gewassen wordt;
als voor het wassen van het voertuig
hogedrukreinigers worden gebruikt,
houd dan een afstand van minimaal
40 cm t.o.v. de carrosserie aan om
beschadiging of aantasting te
voorkomen. Stagnerend water kan op
lange termijn leiden tot schade aan het
voertuig;
maak de carrosserie, indien mogelijk,
eerst nat met een waterstraal onder
lage druk;
was de carrosserie met een zachte
spons met een lichte zeepoplossing en
spoel de spons regelmatig uit;
spoel goed af met schoon water en
droog met een luchtstraal of een
zeemleren lap.
Droog de minder zichtbare delen (bijv.randen van portieren, motorkap,
koplampranden) zorgvuldig, aangezien
in deze zones water makkelijker kan
stagneren. Was het voertuig nooit als
het in de zon heeft gestaan of als de
motorkap nog warm is: de glans van de
lak kan afnemen.
De kunststof carrosseriedelen moeten
op dezelfde wijze als de rest van het
voertuig gewassen worden.
BELANGRIJK Parkeer de auto zo min
mogelijk onder bomen; de hars die uit
de bomen druppelt, maakt de lak mat
en vergroot de kans op roestvorming.
BELANGRIJK Vogelpoep moet zo snel
en zo goed mogelijk verwijderd worden,
omdat hierin bijzonder agressieve zuren
aanwezig zijn.
Lakschilfers
De lak gaat schilferen wanneer grof
zand dat door de banden van een
ander voertuig in de lucht geworpen
wordt op uw voertuig terechtkomt.
Een veilige afstand tussen u en het
voertuig voor u bewaren beperkt het
risico op lakschilfers die voor vliegend
grof zand worden veroorzaakt.
BELANGRIJK Bij lage temperaturen
wordt de lak van een voertuig harder.
Daardoor neemt het risico op
schilfervorming toe.BELANGRIJK Door geschilferde lak kan
uw voertuig gaan roesten. Repareer de
lak als dit probleem zich voordoet met
de reparatielak van FCA en volgens de
aanwijzingen van dit deel. Als u de
getroffen zone niet repareert kan het
voertuig erg gaan roesten en zijn dure
reparaties nodig.
Matgelakte versies
(indien aanwezig)
Uw voertuig zou uitgerust kunnen zijn
met een exclusieve matte lak die
speciale zorg nodig heeft voor het
behoud ervan.
Ga als volgt te werk om het voertuig
correct te wassen:
maak de carrosserie eerst nat met
een waterstraal onder lage druk.
Onthoud dat stagnerend water op
lange termijn de auto kan beschadigen;
was de carrosserie met een zachte
spons met een lichte zeepoplossing en
spoel de spons regelmatig uit;
spoel goed af met water en droog
met perslucht of een leren zeem,
zonder herhaaldelijk over bepaalde
zones te wrijven.WAARSCHUWING
DE LAK ONDERHOUDEN
Wassen
Om de lak tegen roest en veroudering
te beschermen, dient u uw voertuig
minstens eenmaal per maand grondig
182
ONDERHOUD EN ZORG