Page 625 of 729
Onderhoud
10
7
Ten minste eenmaal per jaar:
Reinig de afvoeropeningen aan de
onderzijde van de portieren en de
dorpels.
Smeer alle portierscharnieren, slotvangers en motorkapscharnieren.
Smeer de portier- en motorkapsloten, - vergrendelingen.
Smeer de portierrubbers.
Controleer vóór de zomer de werking van de airconditioning.
Controleer het vloeistofniveau van de stuurbekrachtiging.
Controleer en smeer het bedieningsmechanisme van de
automatische transmissie.
Reinig de accu en de accupolen.
Controleer het rem- (en koppelings) vloeistofniveau.
Page 626 of 729

711
Onderhoud
UITLEG BIJ ONDERHOUDSSCHEMA
Motorolie en oliefilter
De motorolie moet worden ververst en
het filter moet worden vervangen volgens
de intervallen van het
onderhoudsschema. Als er onderongunstige omstandigheden gereden
wordt, moet de olie vaker ververst en het
filter vaker vervangen worden. Aandrijfriemen
Controleer alle aandrijfriemen op
tekenen van sneetjes, scheurtjes,
overmatige slijtage of verzadiging met
olie en vervang indien nodig. De
spanning van de aandrijfriemen moet
periodiek worden gecontroleerd en
indien nodig worden afgesteld. Brandstoffilter(element)
Door een verstopt filter kan de snelheid
waarmee gereden kan worden,afnemen, het emissiesysteem
beschadigd raken of slecht aanslaan
veroorzaakt worden. Als zich in de
brandstoftank te veel vuil ophoopt, dient
het filter mogelijk vaker vervangen te
worden.
We adviseren u het brandstoffilter te
laten vervangen door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Brandstofleidingen, -slangen en
aansluitingen
Controleer de brandstofleidingen, - slangen en aansluitingen op lekkage en
beschadigingen. We adviseren u de
brandstofleidingen, brandstofslangen en
aansluitingen te laten vervangen door
een officiële HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING
- Alleen dieselmotor
Werk nooit aan het inspuitsysteem bij draaiende motor of binnen 30
seconden na het afzetten van de
motor. De hogedrukpomp, de
common rail, de verstuivers en de
hogedrukleidingen staan onder
hoge druk, ook als de motor uit is
gezet. De brandstofstraal die kan
ontsnappen, kan ernstig letsel
veroorzaken. Mensen die een
pacemaker dragen, mogen niet
dichter dan 30 cm bij demotormodule of de bedrading in de
motorruimte komen als de motor
draait, omdat de hoge
stroomsterktes in het common rail-
systeem aanzienlijke magnetische
velden produceren.
OPMERKING
Wanneer u de riem controleert, zet dan het contact in stand LOCK/OFFof ACC.
Page 627 of 729

Onderhoud
12
7
Ontluchtingsslang en tankdop De ontluchtingsslang en de tankdop
moeten worden gecontroleerd volgens
de intervallen van het
onderhoudsschema. Zorg ervoor dat deontluchtingsslang of tankdop op de juiste
manier vervangen wordt. Vacuüm- en
carterventilatieslangen(benzinemotor)
Controleer het oppervlak van de slangen
op sporen van oververhitting of
mechanische schade. Hard en broos
rubber, barstjes, scheurtjes, sneetjes,
schaafplekken en overmatig zwellen zijn
tekenen van veroudering. Besteed extra
aandacht aan de controle van de delen
van de slang die zich het dichtst bij
warme onderdelen bevinden, zoals het
uitlaatspruitstuk.
Controleer de ligging van de slangen om
er zeker van te zijn dat de slangen niet in
contact komen met warmtebronnen,
scherpe randen of bewegende delen,
waardoor schade door oververhitting ofmechanische slijtage kan ontstaan.Controleer of alle slangaansluitingen,
zoals klemmen en koppelingen, goed
vastzitten en niet lekken. Vervang
slangen onmiddellijk als er sporen van
veroudering of beschadigingen
gevonden worden.Luchtfilter
We adviseren u het luchtfilter te laten
vervangen door een officiële HYUNDAI-
dealer. Bougies (benzinemotor)
Gebruik altijd nieuwe bougies met de
juiste warmtegraad. Klepspeling (benzinemotor) Controleer op vreemde bijgeluiden en/of
motortrillingen en stel indien nodig af. Weadviseren u het systeem te latenonderhouden door een officiële
HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING
Neem de bougies niet los wanneer
de motor heet is en controleer ze
dan ook niet. Anders kunt u uzelfbranden.
Page 628 of 729

713
Onderhoud
Koelsysteem
Controleer de onderdelen van het
koelsysteem, zoals radiateur,
koelvloeistofreservoir, slangen enaansluitingen op lekkage en
beschadigingen. Vervang beschadigdeonderdelen.
Koelvloeistof
De koelvloeistof moet worden ververst
volgens de intervallen van hetonderhoudsschema.
Versnellingsbakolie
(indien van toepassing)
Controleer de versnellingsbakolie
volgens het onderhoudsschema.Automatische-
transmissievloeistof
(indien van toepassing)
Onder normale
gebruiksomstandigheden hoeft de
automatische-transmissievloeistof niet
gecontroleerd te worden.
We raden u aan de automatische-
transmissievloeistof te laten verversen
door een officiële HYUNDAI-dealer
overeenkomstig het onderhoudsschema.
✽✽
AANWIJZING
Automatische-transmissievloeistof is in
eerste instantie rood van kleur.
Door het rijden wordt de automatische-
transmissievloeistof donkerder.
Dit is normaal en de verkleuring is geen
reden om de vloeistof te vervangen.
Remleidingen en -slangen
Controleer visueel op juiste bevestiging,
schaafplekken, scheurtjes, veroudering
en lekkage. Vervang verouderde ofbeschadigde onderdelen direct. Remvloeistof
Controleer het vloeistofniveau in het
remvloeistofreservoir. Het
vloeistofniveau dient zich tussen de
merktekens MIN en MAX aan de zijkant
van het reservoir te bevinden. Gebruik
uitsluitend de voorgeschreven
hydraulische remvloeistof (DOT3 of
DOT4).
Parkeerrem
Controleer het parkeerremsysteem
inclusief het parkeerrempedaal (of
parkeerremhendel) en de kabels.
OPMERKING
Het gebruik van andere dan de voorgeschreven vloeistof kanstoringen en defecten in de
transmissie veroorzaken.
Gebruik alleen de voorgeschrevenautomatische-transmissievloeistof. (Zie "Aanbevolen smeermiddelen
en hoeveelheden" in hoofdstuk 8.)
Page 629 of 729

Onderhoud
14
7
Schijfremmen, remblokken,
remklauwen en remschijven
Controleer de remblokken op overmatige
slijtage, de schijfremmen op slingering
en slijtage en de remklauwen op
vloeistoflekkage.
Zie de website van HYUNDAI voor meer
informatie over het controleren van de
remblokken en remvoeringen. ( http://brakeman
ual.hmc.co.kr)
Bevestigingsbouten wielophanging
Controleer of de bouten van de
wielophanging goed vastzitten en niet
beschadigd zijn. Draai ze met het
voorgeschreven aanhaalmoment vast. Stuurhuis, stuurstangen en
stofhoezen/onderste fuseekogel
Breng de auto tot stilstand, zet de motor
uit en controleer op overmatige speling inhet stuurwiel.
Controleer de stuurstangen op knikken of
beschadigingen. Controleer de
stofhoezen en fuseekogel op
veroudering, scheurtjes of
beschadigingen. Vervang beschadigdeonderdelen.
Stuurbekrachtigingspomp,
aandrijfriem en slangen
Controleer de stuurbekrachtigingspomp en slangen op lekkage en
beschadigingen. Vervang beschadigde of
lekkende onderdelen direct. Controleer
de aandrijfriem op sneetjes, scheurtjes,
overmatige slijtage en controleer of hij
goed geolied is en de spanning juist is.
Vervang of stel indien nodig af.Aandrijfassen en
aandrijfashoezen
Controleer de aandrijfassen, -hoezen en
klemmen op scheurtjes, veroudering of
beschadigingen. Vervang beschadigdeonderdelen en breng indien nodig nieuw
vet aan.
Koudemiddel airconditioning/
aircocompressor
(indien van toepassing) Controleer de leidingen en aansluitingen
van de airconditioning op lekkage enbeschadigingen.
Page 630 of 729

715
Onderhoud
MOTOROLIE
Controle van het motoroliepeil
1. Controleer of de auto horizontaal staat.
2. Start de motor en laat deze op de normale bedrijfstemperatuur komen.
3. Zet de motor uit en wacht ongeveer 5 minuten zodat de olie naar het carter
terug kan lopen. 4. Trek de peilstok uit de houder, veeg
hem schoon en steek hem weer
geheel in de houder. 5. Trek de peilstok opnieuw uit de houder
en controleer het peil. Het peil moet
zich ergens tussen F en L bevinden.
WAARSCHUWING
- Radiateurslang
Wees voorzichtig met de
radiateurslang tijdens het
controleren of bijvullen van de
motorolie. Deze kan namelijk nog
zo warm zijn, dat u zich eraan kuntbranden.
OPMERKING - Dieselmotor
Als te veel motorolie wordt bijgevuld, kan dit door de klopverschijnselen leiden totnadieselen. Hierdoor kan motorschade ontstaan, waarbij
plotselinge verhogingen van hetmotortoerental, motorlawaai enwitte rook waargenomen kunnen
worden.
OPMERKING
Vul niet te veel motorolie bij. Dit kan schade aan de motor
veroorzaken.
Mors geen motorolie wanneer u olie bijvult of ververst. Als umotorolie morst in de
motorruimte, verwijder dit danonmiddellijk.
Wanneer u de peilstok afveegt, doe dit dan met een schone doek.Wanneer er vuil in de olie
terechtkomt, kan motorschadeontstaan.
ODM076059L
OXM079004
■ Type A
■Type B
Page 631 of 729
Onderhoud
16
7
Als het peil zich bij of op de L bevindt,
moet u olie bijvullen tot de F. Vul niet te
veel olie bij.
Gebruik een trechter om morsen van
olie op motoronderdelen te
voorkomen.
Gebruik alleen de voorgeschreven
motorolie. (Zie "Aanbevolensmeermiddelen en hoeveelheden" inhoofdstuk 8.)Motorolie verversen en filter
vervangen
We adviseren u de motorolie en het
oliefilter te laten vervangen door een
officiële HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING
Gebruikte motorolie kan irritatie of
huidkanker veroorzaken indien de
huid langdurig in contact komt met
de olie. De stoffen die in gebruikte
motorolie aanwezig zijn, hebben bij
laboratoriumproeven geleid tot
kanker bij proefdieren. Was uw
handen zorgvuldig met zeep en
warm water als ze in contact zijn
geweest met gebruikte motorolie.
ODM076060L
OXM079005
■ Type A
■Type B
Page 632 of 729

717
Onderhoud
Het hogedruk-koelsysteem is voorzien
van een reservoir dat gevuld is met een
koelvloeistof die ook voldoende
bescherming biedt tegen bevriezing. Het
reservoir is in de fabriek gevuld.
Controleer de vorstbescherming en het
koelvloeistofpeil ten minste één keer per
jaar, aan het begin van het winterseizoen
en voordat u naar een kouder klimaatreist.Koelvloeistofpeil controleren
KOELVLOEISTOF
WAARSCHUWING
Losdraaien van de
radiateurdop
Verwijder de radiateurdop nooit terwijl de motor draait of nog een
hoge temperatuur heeft.
Daardoor kan er schade aan het
koelsysteem en de motor
ontstaan; bovendien kunt u
ernstig letsel oplopen doordat er
hete koelvloeistof of stoomontsnapt.
(Vervolg)
(Vervolg)
Zet de motor uit en wacht tot dezeis afgekoeld. Verwijder de
radiateurdop uiterst voorzichtig.
Wikkel een dikke doek rond de
dop en draai hem voorzichtig
linksom tot de eerste aanslag. Ga
een stukje achteruit wanneer de
druk van het koelsysteem af gaat.
Pas als u zeker weet dat er geen
overdruk meer is, drukt u de dopmet de doek in en draait u hem
verder linksom om hem teverwijderen.
Verwijder de radiateurdop of de aftapplug niet als de motor en de
radiateur nog heet zijn, zelfs niet
als de motor niet loopt. Er kan
nog steeds hete koelvloeistof en
stoom ontsnappen, waardoor erernstig letsel kan ontstaan.
OPMERKING
Rijd niet zonder koelvloeistof.
Anders kan de waterpompbeschadigd raken, de motor
vastlopen, enz.
Wanneer de motor oververhit raakt door te weinig koelvloeistofkan het plotseling bijvullen van
koelvloeistof barsten in de motorveroorzaken. Vul koelvloeistof langzaam en in kleinehoeveelheden bij om schade tevoorkomen.