Via iDrive:1."Mijn auto"2."Systeeminstellingen"3."Displays"4."Head-up display"5."Rotatie"6.Controller draaien tot de gewenste instel‐
ling bereikt is.7.Controller indrukken.
De instelling wordt opgeslagen voor het mo‐
menteel gebruikte bestuurdersprofiel.
Speciale voorruit
De voorruit is een onderdeel van het systeem.
De vorm van de voorruit laat een nauwkeurige
projectie toe.
Een folie in de voorruit voorkomt dat het beeld
dubbel wordt weergegeven.
Daarom wordt dringend geadviseerd, de speci‐
ale voorruit door een Service Partner van de fa‐ brikant of een andere gekwalificeerde Service
Partner of specialist te laten vervangen.
Seite 134BedieningWeergaven134
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Radarsensor schoon en vrij houden.In-/uitschakelen
Automatisch inschakelen
Het systeem wordt bij vertrek automatisch ge‐
activeerd.
Handmatig in-/uitschakelen Toets indrukken:
Het menu naar de Intelligent Safety-
systemen wordt weergegeven.
Als alle Intelligent Safety-systemen uitgescha‐
keld zijn, worden nu alle systemen ingescha‐
keld.
"INDIVIDUAL configureren": afhankelijk van de
uitvoering kunnen de Intelligent Safety-syste‐
men afzonderlijk geconfigureerd worden. De
individuele instellingen worden geactiveerd en
opgeslagen voor het momenteel gebruikte be‐
stuurdersprofiel. Zodra in het menu een instel‐
ling wordt gewijzigd, worden alle instellingen
van het menu geactiveerd.
Toets herhaaldelijk indrukken. Er
wordt tussen de volgende instellingen
gewisseld:
"ALL ON": alle Intelligent Safety-systemen
worden ingeschakeld. Voor de subfuncties
worden basisinstellingen geactiveerd.
"INDIVIDUAL": de Intelligent Safety-systemen
worden overeenkomstig de individuele instel‐
lingen ingeschakeld.
Enkele Intelligent Safety-systemen kunnen
niet afzonderlijk uitgeschakeld worden.
Toets ingedrukt houden:
Alle Intelligent Safety-systemen wor‐
den uitgeschakeld.ToetsStatusToets brandt groen: alle Intelligent
Safety-systemen zijn ingeschakeld.Toets brandt oranje: enkele Intelli‐
gent Safety-systemen zijn uitge‐
schakeld.Toets brandt niet: enkele Intelligent
Safety-systemen zijn uitgeschakeld.
Waarschuwingstijdstip instellen
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Intelligent Safety"4."Botswaarschuwing"5.Gewenste instelling selecteren.
Het geselecteerde tijdstip wordt opgeslagen
voor het momenteel gebruikte bestuurder‐
sprofiel.
Waarschuwing met remfunctie
Weergave
Als er een botsing met een waargenomen an‐
der voertuig dreigt, wordt in het instrumenten‐
paneel en in het Head-Up Display een waar‐
schuwingssymbool weergegeven.
SymboolMaatregelSymbool brandt rood: vooralarm.
Remmen en afstand vergroten.Symbool knippert rood en er klinkt
een signaal: acute waarschuwing.
Oproep om in te grijpen door rem‐
men en evt. uitwijken.Seite 150BedieningVeiligheid150
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
ToetsStatusToets brandt groen: alle Intelligent
Safety-systemen zijn ingeschakeld.Toets brandt oranje: enkele Intelli‐
gent Safety-systemen zijn uitge‐
schakeld.Toets brandt niet: enkele Intelligent
Safety-systemen zijn uitgeschakeld.
Waarschuwing met remfunctie
Weergave
Als er een botsing met een waargenomen an‐
der persoon dreigt, wordt in het instrumenten‐
paneel en in het Head-Up Display een waar‐
schuwingssymbool weergegeven.
Rood symbool wordt weergegeven en
er klinkt een signaal.
Direct zelf ingrijpen door remmen of uitwijken.
Remingreep De waarschuwing is een dringend verzoek om
zelf in te grijpen. Tijdens een waarschuwing
wordt, bij het bedienen van de rem, de maxi‐
male remkracht toegepast. Voorwaarde voor
de ondersteuning van de rembekrachtiging is
het voldoende snel en krachtig indrukken van
het rempedaal.
Daarnaast kan het systeem bij botsingsgevaar
ondersteuning bieden door een remingreep.
De auto kan bij lage snelheid afgeremd worden
tot stilstand.
De remingreep wordt alleen uitgevoerd als de
dynamische stabiliteitscontrole DSC is inge‐
schakeld.
De remingreep kan door het indrukken van het
gaspedaal of door een actieve stuurbeweging
worden afgebroken.
Het herkennen van objecten kan beperkt zijn.
Houd rekening met de grenzen van het detec‐
tiegebied en de functionele beperkingen.
Grenzen van het systeem
Opmerking WAARSCHUWING
Het systeem kan in verband met de sys‐
teemgrenzen onjuist of niet reageren. Er be‐
staat kans op een ongeval of schade. De aan‐
wijzingen over de grenzen van het systeem in
acht nemen en eventueel actief ingrijpen.◀
Detectiegebied
Het detectievermogen van de camera is be‐
perkt.
Daarom kan het gebeuren dat er niet of te laat
wordt gewaarschuwd.
Het volgende wordt bijv. mogelijkerwijs niet
herkend:▷Deels niet-zichtbare voetgangers.▷Voetgangers die wegens de gezichtshoek
of contour niet als zodanig herkend wor‐
den.▷Voetgangers buiten het detectiegebied.▷Voetgangers kleiner dan ca. 80 cm.
Beperkte werking
De werking kan bijv. in de volgende situaties
beperkt zijn:
▷Bij dichte mist en hevige regen, opspat‐
tend water of sneeuwval.▷In scherpe bochten.▷Bij deactivering van de rijstabiliteitsregel‐
systemen, bijv. DSC OFF.▷Wanneer het gezichtsveld van de camera
of de voorruit vervuild of afgedekt is.▷Tot 10 seconden na het starten van de mo‐
tor via de start-/stopknop.▷Tijdens de kalibratieprocedure van de ca‐
mera direct na aflevering van de auto.▷Bij aanhoudende verblindende werking
door tegenlicht, bijv. door laaghangende
zon.Seite 154BedieningVeiligheid154
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
▷In het donker.
Night Vision met herkenning
van personen en dieren
Principe Night Vision met herkenning van personen en
dieren is een nachtzichtsysteem.
Een infraroodcamera detecteert het gebied
voor de auto en waarschuwt voor personen en
dieren op de straat. Warme objecten waarvan
de vorm lijkt op die van mensen of dieren wor‐
den herkend door het systeem. Het warmte‐
beeld kan indien nodig op het Control Display
worden weergegeven.
Afhankelijk van de uitvoering worden de gere‐
gistreerde objecten voor een betere herken‐
ning met de dynamische markeringsverlichting
verlicht, zie pagina 158.
Warmtebeeld
De warmteuitstraling van objecten in het ge‐
zichtsveld van de camera wordt weergegeven.
Warme objecten worden daarbij licht weerge‐
ven en koude objecten donker.
De herkenbaarheid hangt af van het tempera‐
tuurverschil met de achtergrond en van de ei‐
gen straling van het object, d.w.z. objecten met
gering temperatuurverschil ten aanzien van de
omgeving of met geringe warmteuitstraling zijn
beperkt herkenbaar.
Om veiligheidsredenen wordt het beeld vanaf
ca. 5 km/h en geringe helderheid van de omge‐
ving alleen bij ingeschakeld dimlicht weerge‐
geven.
Met bepaalde intervallen wordt gedurende een
fractie van een seconde een stilstaand beeld
weergegeven.
Herkenning van personen en dieren
De objectherkenning en -waarschuwing werkt
alleen in het donker.
Objecten met een menselijke vorm en vol‐
doende warmteuitstraling worden herkend.
Daarnaast herkent het systeem ook dieren
vanaf een bepaalde grootte, bijv. reeën.
Weergave op het Control Display bij ingescha‐
keld warmtebeeld:
▷Door het systeem herkende personen: in
heldergeel.▷Door het systeem herkende dieren: in don‐
kergeel.
Reikwijdte van de objectherkenning bij goede
omgevingsomstandigheden:
▷Persoonsherkenning: tot ca. 100 m▷Herkenning van grotere dieren: tot ca.
150 m▷Herkenning van middelgrote dieren: tot ca.
70 m
Invloeden van het milieu kunnen de beschik‐
baarheid van de objectherkenning beperken.
Wanneer de voertuigsystemen herkennen dat
het voertuig zich in een bebouwde kom be‐
vindt, wordt de herkenning van dieren tijdelijk
uitgeschakeld.
Seite 155VeiligheidBediening155
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
AanwijzingenWAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoon‐
lijke verantwoordelijkheid om het zicht en de
verkeerssituatie juist in te schatten. Er bestaat
gevaar voor ongevallen. Rijstijl aan de ver‐
keerssituatie aanpassen. Verkeerssituatie ob‐
serveren en in de betreffende situaties actief
ingrijpen.◀
Overzicht
Toetsen in de auto
Intelligent Safety
Warmtebeeld in-/uitschakelen
Camera
Bij lage buitentemperaturen wordt de camera
automatisch verwarmd.
Bij het reinigen van de koplampen wordt de ca‐
meralens automatisch mee gereinigd.
In-/uitschakelen
Automatisch inschakelen
Het systeem wordt bij vertrek in het donker au‐
tomatisch geactiveerd.
Warmtebeeld aanvullend inschakelen
Aanvullend kan op het Control Display het
warmtebeeld van de Night Vision-camera wor‐
den weergegeven. Deze functie heeft geen in‐
vloed op de objectherkenning.
Toets indrukken.
Het beeld van de camera wordt op het Control
Display weergegeven.
Warmtebeeld instellen via iDriveBij ingeschakeld warmtebeeld:
1.Helderheid of contrast selecteren.▷ "Helderheid".▷ "Contrast".2.Stel de gewenste waarde in.Seite 156BedieningVeiligheid156
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Weergave
Waarschuwing bij gevaar voor
personen of dieren
Als er een botsing met een waargenomen an‐
der persoon of dier dreigt, wordt in het instru‐
mentenpaneel en in het Head-Up Display een
waarschuwingssymbool weergegeven.
Hoewel vorm en warmteuitstraling worden ge‐
evalueerd, kan loos alarm niet worden uitge‐
sloten.
Waarschuwingsbereik voor de auto
Het waarschuwingsbereik voor de persoons‐
waarschuwing bestaat uit twee delen:
▷Centraal gebied, pijl 1, direct vóór de auto.▷Uitgebreid gebied, pijl 2, rechts en links.
Bij de dierwaarschuwing wordt er geen onder‐
scheid gemaakt tussen het centrale en het uit‐
gebreide gebied.
Het gehele gebied volgt de voertuigrichting in
overeenstemming met de stuuruitslag en ver‐
andert met de rijsnelheid. Bij toenemende
snelheid wordt het gebied bijv. langer en bre‐
der.
SymbolenSymboolBetekenisPersoonswaarschuwing.Dierwaarschuwing.Symbool
brandt rood.Vooralarm: zelf ingrijpen
door remmen of uitwijkenSymbool knip‐
pert rood en er
klinkt een sig‐
naal.Acute waarschuwing: direct
zelf ingrijpen door remmen
of uitwijken.
Het weergegeven symbool geeft de zijde van
het wegdek aan waar de persoon of het dier is
herkend.
Vooralarm
Vooralarm voor personen wordt weergegeven
als een persoon in het centrale gedeelte direct
voor de auto en links of rechts in het uitge‐
breide gebied wordt herkend.
Vooralarm voor dieren wordt weergegeven als
een dier voor de auto herkend wordt.
De bestuurder moet bij een vooralarm zelf in‐
grijpen.
Acute waarschuwing Acute waarschuwing wordt weergegeven als
een persoon of dier in de onmiddellijke omge‐
ving voor de auto herkend wordt.
De bestuurder moet bij een acute waarschu‐
wing direct zelf ingrijpen.
Weergave in het Head-Up Display
De waarschuwing wordt gelijktijdig in het
Head-Up Display en in het instrumentenpaneel
weergegeven.
Seite 157VeiligheidBediening157
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
De aanbeveling voor pauze kan ook via iDrive
in- of uitgeschakeld en ingesteld worden:
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Aandachtassistent"4.Gewenste instelling selecteren.▷"Uit": er wordt geen aanbeveling voor
pauze gegeven.▷"Standaard": de aanbeveling voor
pauze wordt met een bepaalde waarde
gegeven.▷"Gevoelig": de aanbeveling voor pauze
wordt vroeger gegeven.
Weergave
Bij groter wordende onoplettendheid of ver‐
moeidheid van de bestuurder wordt een op‐
merking op het Control Display weergegeven,
met de aanbeveling om een pauze in te lassen.
Tijdens de weergave kunnen de volgende in‐
stellingen worden geselecteerd:
▷"Niet meer vragen"▷"Stopgelegenheden"▷"Later herinneren"
De aanbeveling voor pauze wordt na 20
minuten herhaald.
Na een pauze kan op z'n vroegst na ca. 45 mi‐
nuten weer een aanbeveling voor pauze wor‐
den weergegeven.
Grenzen van het systeem
De werking kan bijv. in de volgende situaties
beperkt zijn en wordt er geen of een verkeerde
waarschuwing gegeven:
▷Als de tijd verkeerd is ingesteld.▷Als de gereden snelheid overwegend on‐
der ca. 70 km/h ligt.▷Bij sportieve rijstijl, bijv. bij sterke accelera‐
tie of snel rijden door bochten.▷In actieve rijsituaties, bijv. vaak veranderen
van rijbaan.▷Bij slechte toestand van het wegdek.▷Bij sterke zijwind.Seite 171VeiligheidBediening171
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
▷Geen markering: systeem is uitgeschakeld.
ControlelampjeControlelampje groen: het systeem is
actief.
Controlelampje grijs: het systeem is
onderbroken.
Geen controlelampje: het systeem is uitge‐
schakeld.
Statusweergave De weergave van de ingestelde gewen‐
ste snelheid verdwijnt na korte tijd.
Als er geen snelheid wordt weergegeven, is er
op dit moment eventueel niet voldaan aan de
voorwaarden die voor de werking vereist zijn.
Weergaven in het Head-Up Display Een deel van de informatie over het systeem
kan ook worden weergegeven op het Head-Up
Display.
Het symbool wordt op het Head-Up
Display weergegeven als de ingestelde
gewenste snelheid is bereikt.
Actieve snelheidsregeling
met Stop & Go-functie, ACC
Principe
Met dit systeem kan een gewenste rijsnelheid
worden gekozen die bij vrije rijbaan door de
auto automatisch wordt gehandhaafd.
Binnen hetgeen mogelijk is past het systeem
de snelheid automatisch aan een langzamere
voorligger aan.
De afstand die het systeem tot de voorligger
aanhoudt, kan worden gevarieerd. Deze is om
veiligheidsredenen snelheidsafhankelijk.
Om op afstand te blijven reduceert het sys‐
teem automatisch de snelheid, remt het even‐
tueel licht en versnelt het opnieuw als het
voorliggendevoertuig sneller beweegt.
Als het voorliggende voertuig tot stilstand af‐
remt en na korte tijd vertrekt, kan het systeem
dit in het gegeven kader registreren. De eigen
auto wordt automatisch afgeremd en accele‐
reert weer.
Als het voorliggende voertuig na langere tijd
weer vertrekt, kort het gaspedaal bedienen of
de betreffende toets indrukken om het sys‐
teem weer te activeren. De auto accelereert
automatisch.
Zodra de rijbaan vrij is, wordt tot de gewenste
rijsnelheid versneld.
Voorliggers worden door een radarsensor en
een camera geregistreerd.
Algemeen
Naargelang de voertuiginstelling kunnen de
kenmerken van de snelheidsregeling op be‐
paalde punten veranderen.
De gewenste snelheid wordt ook op neer‐
waartse hellingen gehandhaafd. Op opwaartse hellingen kan de snelheid echter afnemen als
het motorvermogen niet toereikend is.
In de rijmodus ECO PRO kan de rijsnelheid in
verband met de verbruiksvriendelijke rijstijl in
sommige gevallen boven of onder de inge‐
stelde snelheid komen, bijv. op hellingen.
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoon‐
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssitua‐
tie juist in te schatten. Wegens systeembeper‐
kingen kan het systeem niet in alle
verkeerssituaties zelfstandig op gepaste wijze
reageren. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Ver‐
keerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.◀Seite 180BedieningRijhulpsystemen180
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15