king. In dit geval kan het initialiseren van
het glazen dak, zie pagina 77, helpen.
Op het Control Display wordt een storingsmel‐
ding weergegeven. Er vindt geen nieuwe sluit‐
poging plaats.
Inklembeveiliging
Overtreft bij het sluiten van het glazen dak de
sluitkracht een bepaalde waarde, dan wordt
het sluiten vanaf ongeveer het midden van de
dakopening of bij het sluiten uit opgeheven po‐
sitie onderbroken.
Het glazen dak opent zich een stukje.
WAARSCHUWING
Bij de bediening van het glazen dak kun‐
nen lichaamsdelen worden ingeklemd. Er be‐
staat kans op letsel. Bij het openen en sluiten
erop letten dat het bewegingsgebied van het
glazen dak vrij is.◀
Sluiten zonder inklembescherming uit geopende positie
Bij gevaar van buitenaf als volgt te werk gaan:
1.Schakelaar door het drukpunt heen naar
voren schuiven en houden.
Inklembeveiliging wordt beperkt en het
glazen dak wordt een stukje geopend wan‐
neer de sluitkracht een bepaalde waarde
overschrijdt.2.Schakelaar opnieuw door het drukpunt
heen naar voren schuiven en ingedrukt
houden, tot het glazen dak zonder inklem‐
beveiliging sluit. Let erop dat het sluitbe‐
reik vrij is.
Sluiten zonder inklembescherming uit verhoogde positie
Bij gevaar van buiten de schakelaar door het
drukpunt heen naar voor schuiven en zo hou‐
den.
Het glazen dak sluit zonder inklembeveiliging.
Initialiseren na stroomonderbreking
Na een stroomonderbreking tijdens het ope‐
nen of sluiten is het glazen dak mogelijk
slechts beperkt te bedienen.
Systeem initialiseren Het systeem kan bij stilstaande auto of lo‐
pende motor geïnitialiseerd worden.
Bij de initialisatie sluit het glazen dak zonder
inklembeveiliging.
WAARSCHUWING
Bij de bediening van het glazen dak kun‐
nen lichaamsdelen worden ingeklemd. Er be‐
staat kans op letsel. Bij het openen en sluiten
erop letten dat het bewegingsgebied van het
glazen dak vrij is.◀
Schakelaar naar boven drukken
en in die stand houden tot de
initialisatie afgerond is:▷De initialisatie start 15 se‐
conden en wordt beëindigd
wanneer het glazen dak en
het schuifpaneel geheel zijn
gesloten.▷Het glazen dak sluit zonder inklembeveili‐
ging.Seite 77Openen en sluitenBediening77
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
InschakelenToets indrukken.
Basisstand instellen
Toets indrukken om naar de basis‐
stand terug te keren.
De wordt afgebroken als de toets opnieuw in‐
gedrukt wordt.
Vitality programma's Principe
Met het vitaliseringsprogramma achterin kun‐
nen verschillende spiergroepen getraind wor‐
den. De actieve bewegingen helpen daarbij om
vermoeidheidsverschijnselen te voorkomen.
Algemeen
Na het starten van het vitaliseringsprogramma
wordt elke keer een kalibratie-run uitgevoerd.
Daarbij wordt de intensiteit van de oefeningen
individueel ingesteld.
Animaties op de betreffende beeldschermen
achterin laten zien welke bewegingen moeten
worden uitgevoerd. Een display geeft de reste‐
rende tijd van elke oefening aan. Er vindt een
directe terugmelding voor de uitgevoerde oe‐
fening plaats door middel van sterren en een
gekleurde balk:
▷Groen: de oefening wordt correct uitge‐
voerd.▷Grijs: de uitgeoefende druk is te laag.▷Rood: de uitgeoefende druk is te hoog.
Doel van de oefeningen is om de balk zo lang
mogelijk in het groene bereik te houden. Na
elke oefening vindt een algemene beoordeling
plaats door het toekennen van sterren.
Inschakelen
Op de beeldschermen achterin:
1."Mijn auto"2."Stoelcomfort"3."BMW vitaliseringsprogramma"
Uitschakelen
Op de beeldschermen achterin:
1.Pijltoets links op de afstandsbediening
achterin indrukken.2."Stoppen"
BMW Touch Command
De bediening van het vitaliseringsprogramma
is ook via BMW Touch Command mogelijk.
Stoel- en
armsteunverwarming
Algemeen
Het systeem verwarmt indien gewenst de
stoelen en armleuningen. De stoelverwarming
kan ook zonder de armsteunverwarming wor‐
den gebruikt.
Seite 93InstellenBediening93
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Overzicht
Voorin
Stoel- en armsteunverwarming
Achterin
Stoel- en armsteunverwarming
Inschakelen Toets afhankelijk van de temperatuur‐
stand eenmaal indrukken.
Hoogste stand bij weergave van drie balken op
het aircodisplay.
Als de rit binnen ca. 15 minuten wordt voortge‐
zet, dan worden de stoel- en armsteunverwar‐
ming automatisch geactiveerd met de laatst in‐
gestelde temperatuur.
Als ECO PRO, zie pagina 262, geactiveerd is,
wordt de verwarmingscapaciteit verlaagd.
Uitschakelen
Toets ingedrukt houden tot de bal‐
kenweergave op het aircodisplay ver‐
dwijnt.
Temperatuurverdeling Verwarming van zitting en rugleuning kan af‐
zonderlijk worden ingesteld.
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Klimaatcomfort"4."Stoel- en armsteunverwarming"5.Gewenste stoel selecteren.6.Controller indrukken en draaien om de
temperatuurverdeling in te stellen.
Armsteunverwarming in-/uitschakelen
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Klimaatcomfort"4."Stoel- en armsteunverwarming"5.Gewenste stoel selecteren.6."Armst. met stoel verwarmen"
Actieve stoelventilatie
Principe Via geïntegreerde ventilators worden de zit‐
vlakken en leuningen gekoeld.
De ventilatie dient voor afkoelen, bijv. bij ver‐
warmde auto of voor het duurzaam koelen bij
hoge temperaturen.
Seite 94BedieningInstellen94
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Overzicht
Voorin
Actieve stoelventilatie
Achterin
Actieve stoelventilatie
Inschakelen Toets afhankelijk van ventilatiestand
eenmaal indrukken.
Hoogste stand bij weergave van drie balken op
het aircodisplay.
Na korte tijd wordt automatisch een stand te‐
ruggeschakeld om onderkoeling te voorko‐
men.
Uitschakelen Toets ingedrukt houden tot de bal‐
kenweergave op het aircodisplay ver‐
dwijnt.
Seite 95InstellenBediening95
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
▷Snelheidsregeling.▷Rugleuningbreedte bij comfortstoelen.
Overzicht
Bediening
Rijmodi
ToetsRijmodusConfiguratieSPORTINDIVIDUALCOMFORTPLUSECO PROINDIVIDUALADAPTIVE
Rijmodus selecteren Toets van de gewenste rijmodus eenmaal in‐drukken.
Configuratie van de rijmodus activeren
Toets van de gewenste rijmodus meermaals
indrukken.
Rijmodus INDIVIDUAL configureren
1.Gewenste rijmodus activeren via rijbele‐
vingsschakelaar.2."INDIVIDUAL configureren"
Gewenste instelling selecteren.
De individuele configuratie van de rijmodus
wordt overgenomen voor het momenteel ge‐
bruikte bestuurdersprofiel. De laatst ingestelde
configuratie wordt bij het opnieuw oproepen
van de rijmodus direct geactiveerd. Bij het in‐
schakelen van rijden-stand-by wordt automa‐
tisch de rijmodus COMFORT geselecteerd.
Weergaven op het
instrumentenpaneel
De geselecteerde rijmodus
wordt op het instrumentenpa‐
neel weergegeven.
Weergave op het Control Display Het wisselen van rijmodus kan voor korte tijd
op het Control Display worden weergegeven.
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Rijbelevingsschakelaar"4."Info rijmodus op controledisplay"
Rijmodi in detail
COMFORT
Principe
Gebalanceerde afstemming tussen dynamisch
en zuinig rijden.
Inschakelen Toets zo vaak indrukken tot in het in‐
strumentenpaneel COMFORT wordt
weergegeven.
COMFORT PLUS
Principe
Op comfort gerichte afstemming voor optimaal
reiscomfort.
Seite 116BedieningRijden116
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
WeergavenUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Instrumentenpaneel Principe
De weergaven op het instrumentenpaneel zijn
variabel. Wanneer van programma wordt ge‐
wisseld via de rijbelevingsschakelaar, past de
weergave zich aan het desbetreffende pro‐ gramma aan. De verandering van de weergavekan via iDrive worden gedeactiveerd.
De weergaven op het instrumentenpaneel kun‐
nen gedeeltelijk van de afbeeldingen in deze
handleiding afwijken.
Overzicht1Brandstofmeter 122Uitgebreid instrumentenpaneel: a ctiera‐
dius 1232Snelheidsmeter3Tijd 123
Buitentemperatuur 123
Weergaven rijhulpsystemen
Benodigd onderhoud 1244Toerenteller 123
Selectielijsten 127
ECO PRO-weergaven 262
Aanduiding van de navigatie5Motortemperatuur 1236Transmissie-aanduiding 111
Status rijbelevingsschakelaar 1157Meldingen, bijv. Check-Control
Boordcomputer 1288Weergaven rijhulpsystemen
Snelheidslimietinformatie 126
Geen uitgebreid instrumentenpaneel: a
ctieradius 1239Kilometers resetten 129
Aanzicht instellen
Principe Het instrumentenpaneel kan naast de weerga‐
ven van de rijprogramma's op drie verschil‐
lende werkingswijzen worden ingesteld.
Instellen
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Systeeminstellingen"3."Displays"Seite 118BedieningWeergaven118
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
4."Instrumentencombinatie"5.Gewenste instelling selecteren.▷"STANDARD": alle weergaven op het
instrumentenpaneel zijn actief.▷"RUSTIG" De weergaven op het instru‐
mentenpaneel worden tot het hoogst‐
nodige beperkt.▷"INDIVIDUAL": alle weergaven op het
instrumentenpaneel zijn actief. Afzon‐
derlijke weergaven kunnen individueel
worden geconfigureerd.
Individueel aanzicht
▷"Weergave rijmodus": bij het veranderen
van rijmodus naar ECO PRO of SPORT,
schakelt het instrumentenpaneel automa‐
tisch om naar de betreffende weergave.▷"Snelheidsoverschrijding": als de door de
snelheidslimietinformatie herkende snel‐
heid wordt overschreden, wordt het over‐
schreden bereik in de snelheidsaanduiding
met een rode band weergegeven.▷Instrumentenpaneel met uitgebreide om‐
vang:
"Loepfunctie": de actuele snelheid wordt in
de snelheidsaanduiding vergroot weerge‐
geven.
Check-Control
Principe Check-Control controleert functies in de autoen geeft een melding als in de bewaakte syste‐
men een storing is opgetreden.
Op het instrumentenpaneel en op het Head-
Up Display wordt een Check-Control-melding
weergegeven als een combinatie van controle-
of waarschuwingslampjes en textuele meldin‐
gen.
Tevens klinkt er evt. een akoestisch signaal en
verschijnt er een tekstbericht op het Control
Display.
Controle- en waarschuwingslampjes
Algemeen
Controle- en waarschuwingslampjes op het in‐
strumentenpaneel kunnen in verschillende
combinaties en kleuren gaan branden.
Van sommige lampjes wordt bij het tot stand
brengen van rijden-stand-by de werking ge‐
controleerd, waarbij deze even kort branden.
Rode lampjes
Gordelherinnering De veiligheidsgordel aan de bestuur‐
derszijde is niet omgedaan. Bij som‐
mige landuitvoeringen: passagiersgor‐
del niet omgegespt of voorwerpen herkend op
de passagiersstoel.
Controleren of de veiligheidsgordel correct is omgedaan.
Gordelherinnering voor de achterbank Rood: de veiligheidsgordel van de be‐
treffende zitplaats op de achterbank is
niet vastgemaakt.
Groen: de veiligheidsgordel van de betreffende
zitplaats op de achterbank is vastgemaakt.
Airbagsysteem Airbagsysteem en gordelspanner zijn
mogelijk defect.
De auto zo snel mogelijk door een Ser‐
vice Partner van de fabrikant of een andere ge‐
kwalificeerde Service Partner of specialist la‐
ten controleren.
Parkeerrem Parkeerrem is vastgezet.
Voor meer informatie, zie Parkeerrem
loszetten, zie pagina 106.Seite 119WeergavenBediening119
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Aanvullende tekstmeldingenMeer informatie, bijv. over de oorzaak van een
storing en de noodzaak tot ingrijpen, kan wor‐
den opgeroepen via Check-Control.
Bij dringende meldingen wordt de aanvullende
tekst automatisch op het Control Display ge‐
toond.
Functies
Afhankelijk van de Check-Control-melding
kunnen de volgende functies geselecteerd
worden.▷"Handleiding"
Bijkomende informatie over de Check-
Control-melding weergeven in de geïnte‐
greerde handleiding.▷"Serviceaanmelding"
Contact opnemen met een Service Partner
van de fabrikant of een andere gekwalifi‐
ceerde Service Partner of een specialist.▷"BMW pechhulp"
Contact opnemen met de hulpdienst.
Check-Control-meldingen
onderdrukken
Toets op de richtingaanwijzerschakelaar in‐
drukken.
▷Enkele Check-Control-meldingen worden
permanent weergegeven en blijven zicht‐
baar, totdat de storing is opgelost. Bij
meerdere gelijktijdige storingen worden de
meldingen na elkaar weergegeven.Deze meldingen kunnen gedurende ca. 8
seconden onzichtbaar worden gemaakt.
Hierna worden deze weer automatisch
weergegeven.▷Andere Check-Control-meldingen verdwij‐
nen na ca. 20 seconden automatisch. Zij
blijven opgeslagen en kunnen opnieuw
worden weergegeven.
Opgeslagen Check-Control-
meldingen weergeven
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Autostatus"3. "Check Control"4.Tekstmelding selecteren.
Meldingen aan het einde van de rit
Bepaalde meldingen die tijdens het rijden zijn weergegeven worden na het uitschakelen van
rijden-stand-by opnieuw weergegeven.
BrandstofmeterInstrumentenpaneel Het hellen van de auto kan tot
schommelingen in de weergave
leiden.
Een pijl naast het benzinepomp‐
symbool laat zien aan welke kant
van de auto de tankdopklep zit.
Aanwijzingen voor tanken, zie pagina 272.
Instrumentenpaneel met uitgebreide
omvang
Het hellen van de auto kan tot
schommelingen in de weergave
leiden.
De actuele actieradius wordt als getalswaarde weergegeven.
Seite 122BedieningWeergaven122
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15