Page 145 of 292
143
RCZ_nl_Chap07_verifications_ed01-2015
DIESELMOTOR
Dit overzicht is een hulpmiddel bij het controleren van de verschillende\
vloeistofniveaus, het vervangen van bepaalde onderdelen en het ontlucht\
en
van het brandstofcircuit.
1.
Reservoir stuurbekrachtiging.
2.
Reservoir ruiten- en koplampsproeiers.
3.
Reservoir koelvloeistof.
4.
Reservoir remvloeistof.
5.
Accu/zekeringen.
6.
Zekeringkast. 7.
Luchtfilter
.
8.
Oliepeilstok.
9.
Motorolie (bij)vullen.
10.
Handopvoerpomp.
11 .
Ontluchtnippel.
7/
ONDERHOUD
Page 146 of 292

144
RCZ_nl_Chap07_verifications_ed01-2015
2.0 HDI-MOTOR
F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter diesel.
F
Open de motorkap.
F
V
erwijder indien nodig de afdekkap van de motor voor toegang tot
de opvoerpomp.
F
Draai de ontluchtingsnippel los.
F
Bedien de handopvoerpomp tot u brandstof door de transparante
slang ziet stromen.
F
Draai de ontluchtingsnippel vast.
F
Bedien de startmotor tot de motor aanslaat (als de motor bij de
eerste poging niet aanslaat, wacht dan vijftien seconden alvorens
opnieuw te starten).
F
Als de motor na enkele pogingen niet aanslaat, bedien dan de
handopvoerpomp en vervolgens de startmotor opnieuw
.
F
Breng de afdekkap van de motor aan en controleer vervolgens of
deze goed vastzit.
F
Sluit de motorkap.
BRANDSTOFTANK LEEG (DIESEL)
Als de motor niet direct aanslaat, beëindig dan uw startpoging en
herhaal de procedure.
Bij auto's met HDi-motor is het in het geval van een lege brandstoftank \
noodzakelijk om het brandstofsysteem handmatig te ontluchten:
raadpleeg de afbeelding van de desbetreffende motorruimte.
Page 147 of 292

145
RCZ_nl_Chap07_verifications_ed01-2015
NIVEAUS CONTROLEREN
MOTOROLIENIVEAU
Het motorolieniveau kan bij aangezet contact worden
gecontroleerd via de motorolieniveaumeter op het
instrumentenpaneel of met de oliepeilstok.Let bij werkzaamheden onder de motorkap goed op, want bepaalde
delen van de motor kunnen zeer heet zijn (kans op brandwonden)
en de motorventilateur kan ieder moment aanslaan (zelfs bij
afgezet contact).
Controleer deze niveaus regelmatig en respecteer de voorwaarden
zoals vermeld in het onderhoudsschema van de fabrikant. Vul indien
nodig bij, tenzij anders aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende
circuit controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
De controle van het motorolieniveau is alleen betrouwbaar als de
auto op een horizontale ondergrond staat en de motor ten minste
30
minuten niet heeft gedraaid.
Het is normaal dat u tussen twee onderhoudsbeurten door olie moet
bijvullen. PEUGEOT adviseert u om elke 5000
km het olieniveau te
controleren en, indien nodig, olie bij te vullen.
Controle met de oliepeilstok
Raadpleeg de rubriek "Benzinemotor" of "Dieselmotor" om te zien waar
de oliepeilstok zich bevindt in de motorruimte van uw auto.
F
T
rek aan het gekleurde uiteinde om de oliepeilstok volledig uit de
schacht te trekken.
F
V
eeg de peilstok af met een schone, niet pluizende doek.
F
Steek de oliepeilstok weer volledig in de schacht en trek hem er
weer uit om het oliepeil te controleren: het oliepeil is correct als het\
tussen de merktekens
A en B ligt. A = MA
x I
B = MINI
Als u ziet dat het oliepeil boven het merkteken A of onder het
merkteken B ligt, start de motor dan niet.
-
Als het oliepeil boven het merkteken MAXI
ligt (kans op
motorschade), neem dan contact op met het PEUGEOT-netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
-
Als het oliepeil lager is dan het merkteken MINI
, vul dan altijd
motorolie bij.
7/
ONDERHOUD
Page 148 of 292

146
RCZ_nl_Chap07_verifications_ed01-2015
REMVLOEISTOFNIVEAU
Het remvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk bij het
merkteken "MAx I" te bevinden. Controleer indien dit niet het
geval is of de remblokken van uw auto zijn versleten.
Remvloeistof verversen
Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor het
voorgeschreven verversingsinterval.
Type remvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven remvloeistof.
STUURBEKRACHTIGINGSVLOEISTOFNIVEAU
Het stuurbekrachtigingsvloeistofniveau dient zich zo dicht
mogelijk bij het merkteken "MA x I" te bevinden. Draai bij
koude motor de dop open om het niveau te controleren.
Eigenschappen van de olie
Controleer, voordat u olie bijvult of de olie ververst, of de nieuwe olie
geschikt is voor de motor van uw auto en voldoet aan de normen van
de fabrikant.
Motorolie bijvullen
Raadpleeg de rubriek "Benzinemotor" of "Dieselmotor" om te zien waar
de olievuldop zich bevindt in de motorruimte van uw auto.
F
Draai de dop van de vulopening.
F
Giet de olie voorzichtig in de opening om morsen op
motoronderdelen te voorkomen (dit kan brand veroorzaken).
F
W
acht enkele minuten en controleer vervolgens nogmaals het
oliepeil met de peilstok.
F
V
ul indien nodig nog olie bij.
F
Draai nadat u het oliepeil nogmaals hebt gecontroleerd de dop
zorgvuldig op de vulopening en steek de peilstok weer in de
schacht.
Na het bijvullen zal de olieniveaumeter op het dashboard bij het
aanzetten van het contact na 30
minuten de juiste waarde aangeven.
Olie verversen
Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor het
verversingsinterval voor uw auto.
Om een verminderde betrouwbaarheid van de motor en de
emissieregeling te voorkomen is het gebruik van additieven in de
motorolie niet toegestaan.
Page 149 of 292

F0
147
RCZ_nl_Chap07_verifications_ed01-2015
BRANDSTOFADDITIEFNIVEAU
( DIESELUITVOERING
MET
ROETFIL
TER )
Het minimumniveau van het additief wordt aangegeven door
het permanent branden van dit verklikkerlampje in combinatie
met een geluidssignaal en een melding met betrekking tot een
te laag additiefniveau van het roetfilter.
Bijvullen
Het reservoir moet snel worden bijgevuld door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats.
AFGEWERKTE PRODUCTEN
Vermijd langdurig huidcontact met afgewerkte olie en andere
vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen zijn bijtend en schadelijk voor de
gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere vloeistoffen niet in het riool, in het
water of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de daarvoor bestemde containers bij
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
KOELVLOEISTOFNIVEAU
Het koelvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk bij het
merkteken "MA
x I" te bevinden, maar mag beslist niet hoger zijn.
Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de koelvloeistof
geregeld door de koelventilator.
Wacht bovendien alvorens werkzaamheden aan het koelsysteem uit
te voeren ten minste 1
uur nadat de motor gedraaid heeft, omdat het
koelsysteem onder druk staat.
Draai om brandwonden te voorkomen de dop eerst 2
omwentelingen
los om de druk te laten dalen. Verwijder, als de druk eenmaal gedaald
is, de dop en vul koelvloeistof bij. De koelventilator kan ook nog gaan draaien nadat de motor is
afgezet: houd daarom voorwerpen en kleding uit de buurt van de
ventilator.
Type koelvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven koelvloeistof.
NIVEAU RUITEN- EN
KOPLAMPSPROEIER
VLOEISTOF
Wanneer uw auto is voorzien van koplampsproeiers,
wordt een te laag vloeistofniveau van de ruiten- en
koplampsproeiers aangegeven door een geluidssignaal en
een melding op het display van het instrumentenpaneel.
Vul bij de eerstvolgende gelegenheid het reservoir bij.
Type ruiten- en koplampsproeiervloeistof
Voor een optimale reiniging en om het bevriezen van de sproeiers te
voorkomen is het (bij)vullen van het reservoir met water niet toegesta\
an.
Onder winterse omstandigheden is het raadzaam ruitensproeiervloeistof
op basis van ethanol of methanol te gebruiken.
7/
ONDERHOUD
Page 150 of 292

148
RCZ_nl_Chap07_verifications_ed01-2015
CONTROLES
ACCU
R
OETFILTER ( DIESEL )
Bij een nieuwe auto kunt u de eerste paar keer dat het roetfilter
geregenereerd wordt een brandlucht ruiken; dit is volkomen
normaal.
Als langdurig met zeer lage snelheid wordt gereden of de motor
langdurig stationair draait, kan bij gasgeven soms rook uit de
uitlaat waargenomen worden. Dit heeft geen invloed op de
prestaties en heeft geen gevolgen voor het milieu.
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om regelmatig te controleren
of de accupolen en -klemmen schoon zijn, vooral bij warm
weer en in de winter.
Raadpleeg voordat u de accukabels losneemt de rubriek "Accu" voor
meer informatie over de te nemen voorzorgsmaatregelen.
Het verstopt raken van het roetfilter wordt aangegeven door
het tijdelijk branden van dit verklikkerlampje in combinatie
met een geluidssignaal en een melding met betrekking tot het
verstopt raken van het roetfilter.
Ga om het roetfilter te regenereren, zodra de omstandigheden het toelaten,
met een snelheid van minimaal 60 km/h rijden tot het lampje uitgaat.
Als het lampje blijft branden, raadpleeg dan het hoofdstuk over het
additiefniveau.
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het onderhoudsschema van de
fabrikant dat betrekking heeft op de motoruitvoering van uw auto voor
het controleren van bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
LUCHTFILTER EN INTERIEURFILTER
Laat de filters periodiek vervangen volgens de in het
onderhoudsschema van de fabrikant aangegeven
intervallen.
Als de omgeving (veel stof...) en het gebruik (veel
stadsverkeer...) daartoe
aanleiding geven, moeten de filters twee
keer zo vaak worden vervangen
.
Een verstopt interieurfilter kan de prestaties van de airconditioning
verstoren en onaangename geuren veroorzaken. Laat bij het olie verversen tevens het oliefilter vervangen.
Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor het
vervangingsinterval van dit onderdeel.
OLIEFILTER
Page 151 of 292

149
RCZ_nl_Chap07_verifications_ed01-2015
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK
A
UTOMATISCHE TRANSMISSIE
R
EMBLOKKENS TAAT V AN REMSCHIJVEN
De versnellingsbak is onderhoudsvrij (olie verversen niet
noodzakelijk).
Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor de
periodieke onderhoudscontrole.
De automatische transmissie is onderhoudsvrij (olie
verversen niet noodzakelijk).
Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor het
interval van de niveaucontrole.
De slijtage van de remblokken is sterk afhankelijk van de
rijstijl, vooral bij stadsverkeer en veel korte ritten. Hierdoor
kan het noodzakelijk blijken om de remblokken vaker, tussen
twee onderhoudscontroles door, te laten controleren.
Als het remsysteem vrij is van lekkages, duidt een te laag
remvloeistofniveau erop dat de remblokken versleten zijn. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats voor informatie over het controleren van de
slijtage van de remschijven.
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT aanbevolen producten of
gelijkwaardige kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke organen als het remsysteem te
optimaliseren, selecteert en biedt PEUGEOT specifieke producten
aan.
Na het wassen kan er zich een laagje vocht of onder winterse
omstandigheden ijs vormen op de remschijven en remblokken: de
remwerking kan daardoor afnemen. Rem een paar keer lichtjes
om de remmen vocht- en ijsvrij te maken.
HANDREM
Als de handrem een te grote slag heeft of als het systeem
minder goed werkt, moet de handrem, zelfs tussen twee
onderhoudsbeurten door, worden afgesteld.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
7/
ONDERHOUD
Page 152 of 292
150
RCZ_nl_Chap08_info-pratiques_ed01-2015
BANDENREPARATIESETTOEGANG T OT DE SET
Deze set bevindt zich in de opbergbak onder de vloerplaat van de
bagageruimte.
De volledige set voor de reparatie van een band bestaat uit een
compressor en een flacon met afdichtmiddel. Hiermee kunt u de band
tijdelijk repareren, zodat u de dichtstbijzijnde garage kunt bereiken.
Met deze reparatieset kunnen de meeste lekke banden worden
gerepareerd, als het lek zich in het loopvlak of de hiel van de band
bevindt.