Page 57 of 292
55
RCZ_nl_Chap03_confort_ed01-2015
SPIEGELS
BUITENSPIEGELS
De verstelbare buitenspiegels zorgen voor het benodigde zicht naar
achteren bij een inhaalmanoeuvre of het parkeren van de auto. De
buitenspiegels worden elektrisch in- en uitgeklapt.
Ontwaseming - ontdooiingVerstellen
F Zet de knop
A naar links of rechts om de desbetreffende spiegel te
selecteren.
F
Duw de knop B
in de 4 richtingen om de spiegel af te stellen.
F
Zet de knop
A weer in het midden.
Stel om veiligheidsredenen de buitenspiegels zo af dat de "dode
hoek" zo klein mogelijk is.
De weergegeven objecten in de buitenspiegels lijken verder af
dan ze in werkelijkheid zijn.
Hiermee moet rekening worden gehouden om de afstand ten
opzichte van achteropkomend verkeer goed in te schatten.
De ontwaseming - ontdooiing van de buitenspiegels kan
worden ingeschakeld door bij draaiende motor op de toets
van de achterruitverwarming te drukken.
Zie de paragraaf "Ontwaseming - ontdooiing achterruit".
3/
ERGONOMIE EN COMFORT
Page 58 of 292

56
RCZ_nl_Chap03_confort_ed01-2015
Inklappen
F Van buitenaf: vergrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel.
F
V
anuit het interieur: trek bij aangezet contact de schakelaar A
vanuit de middelste stand naar achteren.
Als de buitenspiegels zijn ingeklapt met behulp van de
schakelaar A, worden ze niet automatisch uitgeklapt als de auto
wordt ontgrendeld. Trek nogmaals de schakelaar A naar achteren
om de buitenspiegels uit te klappen.
Uitklappen
F Van buitenaf: ontgrendel de auto met de afstandsbediening of de
sleutel.
F
V
anuit het interieur: trek bij aangezet contact de schakelaar A
vanuit de middelste stand naar achteren.
Het automatisch in- en uitklappen van de buitenspiegels kan
worden gedeactiveerd door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Indien nodig kunnen de buitenspiegels handmatig worden
ingeklapt.
Automatisch kantelen buitenspiegels bij het achteruitrijden
De buitenspiegels kunnen bij het achteruit inparkeren naar de grond
worden gericht.
Programmeren
F Schakel bij draaiende motor de achteruitversnelling in.
F
Selecteer en verstel achtereenvolgens de linker en rechter
buitenspiegel.
De ingestelde standen worden direct opgeslagen.
Inschakelen
F Schakel bij draaiende motor de achteruitversnelling in.
F
Beweeg de schakelaar A
naar rechts of links om de desbetreffende
buitenspiegel te selecteren.
De geselecteerde buitenspiegel wordt in de geprogrammeerde stand
gericht.
Uitschakelen
F Haal de versnellingsbak uit de achteruitversnelling en wacht
tien seconden.
of
F
Zet de schakelaar A
in de middelste stand.
De buitenspiegel keert terug naar de oorspronkelijke stand.
De buitenspiegel keert ook terug naar de oorspronkelijke stand:
-
zodra sneller wordt gereden dan 10
km/h,
-
als de motor wordt afgezet.
Page 59 of 292
57
RCZ_nl_Chap03_confort_ed01-2015
BINNENSPIEGEL
Verstelbare spiegel voor het zicht recht achter de auto.
De binnenspiegel is voorzien van een antiverblindingsstand waardoor
de spiegel donkerder wordt en de bestuurder minder hinder ondervindt
van bijvoorbeeld de zon en van de koplampen van achteropkomend
verkeer.
Automatisch dimmende binnenspiegel
Zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld, wordt de
spiegel in de dagstand gezet voor een maximaal zicht naar
achteren.
Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die vanaf de achterzijde
van de auto op de spiegel valt meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk
en automatisch over van de dag- in de nachtstand. Door de welving in de achterruit kan het beeld in de binnenspiegel
enigszins vervormd zijn; houd hier rekening mee tijdens het
achteruitrijden.
3/
ERGONOMIE EN COMFORT
Page 60 of 292

58
RCZ_nl_Chap03_confort_ed01-2015
TOEGANG T OT DE ACHTERBANK
ACHTERBANK
Achterbank met twee zitplaatsen, met een vaste zitting en een
neerklapbare rugleuning, beide uit één stuk.
De hoofdsteunen achter kunnen niet worden verwijderd.
NEERKLAPPEN VAN DE RUGLEUNING VAN DE ACHTERBANK
TERUGPLAATSEN V AN DE RUGLEUNING V AN DE ACHTERBANK
Let er voor uw veiligheid en die van uw pasagiers op dat de rugleuning
bij het terugplaatsen goed vergrendeld wordt. F
Open het kof
ferdeksel.
F
T
rek aan de handgreep onder de hoedenplank om de rugleuning te
ontgrendelen.
Plaats bij het vervoeren van lange voorwerpen geen lading
zwaarder dan 30 kg op de achterzijde van de rugleuning.
Plaats geen scherpe voorwerpen op de achterzijde van de
rugleuning om te voorkomen dat deze beschadigd raakt.
F
Controleer of de zitting van de voorstoel ver genoeg naar voren staat.
F
T
rek de hendel omhoog om de rugleuning naar voren te klappen;
de zitting blijft op zijn plaats.
Bij het terugduwen keert de rugleuning terug in de oorspronkelijke stand\
.
De rugleuning kan worden neergeklapt om de bagageruimte te vergroten.
De bediening voor het ontgrendelen van de rugleuning bevindt zich in
de bagageruimte.
F
Controleer of de voorstoelen ver genoeg naar voren zijn geschoven.
F
Controleer of er geen voorwerpen op de achterbank liggen.
F
Bevestig de gespen van de veiligheidsgordels aan de daarvoor
bevestigde punten tussen de hoofdsteunen. F
Klap de rugleuning neer op de zitting.
Page 61 of 292

59
RCZ_nl_Chap03_confort_ed01-2015
VENTILATIE
LUCHTTOEVOER
De lucht in het interieur wordt gefilterd en wordt van buitenaf
toegevoerd via het luchtrooster onder de voorruit, of in het interieur
gerecirculeerd.
LUCHTGELEIDING
De lucht kan afhankelijk van de instellingen van de bestuurder via
verschillende circuits worden toegevoerd:
-
rechtstreekse toevoer naar het interieur (toevoer van buitenlucht),
-
toevoer via het verwarmingscircuit,
-
toevoer via het circuit van de airconditioning.
Stel de temperatuurregeling in: de lucht van de verschillende circuits
wordt gemengd om het gewenste comfortniveau te bereiken.
Stel de luchtverdeling in: de lucht wordt via de gewenste
uitstroomopeningen over het interieur verdeeld.
Stel de luchtopbrengst in: de aanjagersnelheid wordt verhoogd of
verlaagd.
BEDIENINGSPANEEL
Het systeem wordt bediend via het bedieningspaneel A van de
middenconsole. De volgende functies zijn aanwezig:
-
temperatuurregeling,
-
luchtopbrengstregeling,
-
regeling luchtverdeling,
-
ontdooien en ontwasemen,
-
handbediende of automatische airconditioning.
LUCHTVERDELING
1. Uitstroomopeningen voor het ontdooien of ontwasemen van de
voorruit.
2.
Uitstroomopeningen voor het ontdooien of ontwasemen van de
zijruiten.
3.
Afsluitbare en verstelbare zijventilatieroosters.
4.
Afsluitbare en verstelbare middelste ventilatieroosters.
5.
Uitstroomopeningen beenruimte voorpassagiers.
3/
ERGONOMIE EN COMFORT
Page 62 of 292

60
RCZ_nl_Chap03_confort_ed01-2015
Neem voor een optimale werking van de verwarming, ventilatie en
airconditioning de volgende gebruiksadviezen in acht:
F
Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht
naar het interieur de uitstroomopening onder de voorruit,
de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters en
overige uitstroomopeningen en de ventilatieopening in de
bagageruimte vrij blijven.
F
Let erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt
afgedekt. Deze sensor dient voor de regeling van de
airconditioning.
F
Zet de airconditioning 1
tot 2 keer per maand minimaal 5 tot
10
minuten aan om het systeem in perfecte staat te houden.
F
Controleer regelmatig de staat van het interieurfilter en
laat de filterelementen periodiek vervangen (zie de rubriek
"Onderhoud").
Wij raden u een gecombineerd interieurfilter aan. Dankzij het
toegevoegde speciale actieve middel draagt het bij tot een
gezuiverde lucht voor de inzittenden en een schoon interieur
(vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).
F
Raadpleeg het garantie- en onderhoudsboekje voor het
onderhoudsinterval van de airconditioning, zodat het systeem
in perfecte staat blijft.
F
Schakel de airconditioning uit als deze niet koelt en raadpleeg
het PEUGEOT
-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger
op een steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de
airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een optimale
trekkracht van de motor. Condensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat er zich
een klein plasje water onder de auto vormt. Dit is een normaal
verschijnsel. Als de auto lange tijd in de zon heeft gestaan en de temperatuur
in het interieur hoog is opgelopen, zet dan de ruiten enige tijd
open.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid voldoende hoog is ingesteld,
zodat de lucht in het interieur goed ververst wordt.
Het airconditioningssysteem is chloorvrij en is niet schadelijk voor
de ozonlaag.
GEBRUIKSADVIEZEN VOOR DE VERWARMING, VENTILATIE EN AIRCONDITIONING
Page 63 of 292

AUTO
61
RCZ_nl_Chap03_confort_ed01-2015
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING
MET
GESCHEIDEN REGELING
De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.
AUTOMATISCHE WERKING
1. Automatisch programma "comfort"
F Druk op de toets "AUTO". Het lampje van de toets gaat
branden.
Het is raadzaam deze stand te gebruiken: het systeem regelt de
temperatuur, de luchtopbrengst, de luchtverdeling naar de luchtroosters
en de luchtrecirculatie automatisch en optimaal aan de hand van de
door u ingestelde waarde.
Het systeem kan tijdens alle seizoenen effectief gebruikt worden, mits
de ruiten zijn gesloten.
2. Regeling bestuurderszijde
Om bij koude motor de toevoer van koude lucht te beperken,
wordt de aanjagerregeling geleidelijk op het optimale niveau
gebracht.
Bij koud weer wordt de warme lucht uitsluitend naar de voorruit,
de zijruiten en de beenruimte van de passagiers verdeeld.
3. Regeling passagierszijde
De bestuurder en de voorpassagier kunnen de temperatuur
afzonderlijk naar wens instellen.
De op het display weergegeven waarde heeft betrekking
op een bepaald comfortniveau en niet op de werkelijke
temperatuur in graden Celsius of Fahrenheit.
F
Draai de knop 2
of 3 naar links of naar rechts om deze waarde te
verlagen of te verhogen.
Voor een optimaal comfort wordt de waarde 21
aanbevolen.
Niettemin is afhankelijk van uw wensen een afstelling tussen 18
en
24
gebruikelijk.
Voor een optimaal comfort is het raadzaam dat het verschil in instelling \
links en rechts niet meer dan 3
bedraagt.
Als de temperatuur in de auto bij het instappen veel lager of
hoger is dan de ingestelde waarde, heeft het geen zin om voor
het gewenste comfort de ingestelde waarde te wijzigen. Het
systeem compenseert automatisch en zo snel mogelijk het
temperatuurverschil.
3/
ERGONOMIE EN COMFORT
Page 64 of 292

62
RCZ_nl_Chap03_confort_ed01-2015
4. Automatisch programma "zicht"
In sommige gevallen kan het programma "comfort" niet
toereikend blijken om de ruiten condens- en ijsvrij te houden
(vocht, veel inzittenden, vorst...).
HANDMATIG VERSTELLEN
Al naar gelang uw wensen kunt u de automatische bediening van
het systeem handmatig aanpassen. De overige functies worden
automatisch geregeld.
F
Druk op de toets
"AUTO" om het systeem weer volledig
automatisch te laten functioneren.
Om het interieur maximaal te verkoelen of te verwarmen is het
mogelijk de minimale waarde 14
of de maximale waarde 28 te
overschrijden.
F
Draai de knop 2
of 3 naar links totdat "LO" verschijnt of naar
rechts totdat "HI" verschijnt.
5. Airconditioning aan/uit
F Druk op deze toets om de airconditioning uit te schakelen.
Als de airconditioning wordt uitgeschakeld, wordt het
thermische comfort niet meer geregeld (vocht, beslagen ruiten).
F
Druk de toets nogmaals in zodra dit mogelijk is om de automatische
werking van de airconditioning te hervatten. Het lampje van de
toets
"A/C" gaat branden
6. Regeling luchtverdeling
F Druk op één of meer toetsen om de luchtstroom te
verdelen naar:
-
de voorruit en de zijruiten (ontwasemen of ontdooien),
-
de voorruit, de zijruiten en de ventilatieroosters,
-
de voorruit, de zijruiten, de ventilatieroosters en de beenruimte van
de passagiers,
-
de ventilatieroosters en de beenruimte van de passagiers,
-
de ventilatieroosters,
-
de beenruimte van de passagiers,
-
de voorruit, de zijruiten en de beenruimte van de passagiers.
7. Regeling luchtopbrengst
F Draai deze knop naar links om de luchtopbrengst te
verminderen of naar rechts om deze te verhogen.
De lampjes van de luchtopbrengst, tussen de twee propellers, gaan
afhankelijk van de ingestelde waarde geleidelijk branden.
F
Druk op deze toets om het automatische programma "zicht" in te
schakelen. Het lampje van de toets gaat branden.
Het systeem regelt automatisch de airconditioning, de luchtopbrengst,
de luchttoevoer en de luchtverdeling naar de luchtroosters voor een
optimale ontwaseming van de voorruit en zijruiten.
F
Druk nogmaals op deze toets of op
"AUT
O" om het systeem af
te sluiten. Het lampje van de toets gaat uit en dat van de toets
"AUTO" gaat branden.