Page 118 of 292

11 6
RCZ_nl_Chap06_conduite_ed01-2015
CONTACTSLOT
Stand Contact
In deze stand werkt de elektrische uitrusting van de auto en kan externe\
apparatuur worden opgeladen.
Als het laadniveau van de accu een bepaalde minimale grenswaarde heeft
bereikt, schakelt het systeem over op de eco-mode: de elektrische voedin\
g
wordt automatisch uitgeschakeld zodat de accu voldoende opgeladen blijft\
.Onder winterse omstandigheden blijft het verklikkerlampje langer
branden. Als de motor warm is, gaat het verklikkerlampje niet
branden.
STARTEN - AFZETTEN VAN DE MOTOR
Het contactslot heeft 3 standen:
- stand 1
(Stop): sleutel in het contactslot steken en uit het
contactslot verwijderen, stuurslot vergrendeld,
-
stand 2
(Contact): stuurslot ontgrendeld, aanzetten van het
contact, voorgloeien dieselmotor, draaien van de motor,
-
stand 3
(Starten).
STARTEN VAN DE MOTOR
Handrem aangetrokken, versnellingsbak in de neutraalstand of
selectiehendel in de stand N of P:
F
trap het koppelingspedaal volledig in (handgeschakelde
versnellingsbak),
of
F
trap het rempedaal volledig in (automatische transmissie),
F
steek de sleutel in het contactslot; het systeem herkent de code,
F
ontgrendel het stuurslot door tegelijkertijd aan het stuurwiel en aan
de contactsleutel te draaien.
F
Auto's met een benzinemotor:
activeer de startmotor door de sleutel
in de stand 3
te houden tot de motor is aangeslagen. Geef hierbij
geen gas. Laat de sleutel los zodra de motor draait.
F
Auto's met een dieselmotor: draai de sleutel in de stand 2
(aanzetten van het contact) om de motor te laten voorgloeien.
In bepaalde gevallen is veel kracht nodig bij het draaien aan het
stuurwiel (bijvoorbeeld als de wielen niet rechtuit staan).
Hang geen zware voorwerpen aan de sleutel: dit kan namelijk
storingen aan het contactslot veroorzaken. Bij het afzetten van de motor is de rembekrachtiging niet meer
actief. W
acht tot dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel dooft
en activeer vervolgens de startmotor door de sleutel in de
stand 3
te houden tot de motor is aangeslagen. Geef hierbij
geen gas. Laat de sleutel los zodra de motor draait.
Page 119 of 292

11 7
RCZ_nl_Chap06_conduite_ed01-2015
Laat de motor bij gematigde temperaturen niet stationair
warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg zonder de motor veel
toeren te laten draaien.Zet de voorwielen in de rechtuitstand alvorens de motor af te
zetten. Dit vergemakkelijkt het ontgrendelen van het stuurslot.
Raadpleeg voor meer informatie de rubriek "Praktische
informatie", paragraaf "Eco-mode". Als u de auto verlaat, neem dan de sleutel mee en vergrendel de
auto.
Als de motor niet direct start, zet dan het contact af. Wacht even
alvorens opnieuw te starten. Als de motor ook na een aantal
pogingen niet aanslaat, probeer dan niet langer de motor te
starten: de startmotor en de motor zouden beschadigd kunnen
raken. Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Zet nooit het contact af voordat de auto volledig tot stilstand
is gekomen. Als de motor wordt afgezet, worden ook de
rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging uitgeschakeld: u zou
dan de controle over de auto kunnen verliezen.
Laat de motor nooit draaien in een onvoldoende geventileerde,
afgesloten ruimte: verbrandingsmotoren stoten gevaarlijke
gassen, zoals koolmonoxide, uit. Kans op vergiftiging met
dodelijke afloop!
Laat onder extreem koude omstandigheden (temperaturen lager
dan -23°C) de motor gedurende 4
minuten stationair draaien
alvorens weg te rijden. Deze handelswijze komt de goede werking
en de duurzaamheid van de mechanische onderdelen van de
auto, motor en versnellingsbak ten goede.
AFZETTEN V AN DE MOTOR
F Breng de auto tot stilstand.
F
Draai, terwijl de motor stationair draait, de sleutel in de stand 1
.
F
V
erwijder de sleutel uit het contactslot.
F
Draai om het stuurslot te vergrendelen aan het stuurwiel tot het
blokkeert.
F
Controleer
of de handrem correct is aangetrokken, met name als de
auto op een helling staat.
Eco-mode
Na het afzetten van de motor (stand 1-Stop) kunt u nog gedurende
maximaal dertig minuten gebruikmaken van een aantal functies, zoals
het audio- en telematicasysteem, de ruitenwissers, het dimlicht en de
plafonniers.
6/
RIjDEN
Page 120 of 292

11 8
RCZ_nl_Chap06_conduite_ed01-2015
ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING
In de sleutel is een chip aangebracht die over een specifieke code
beschikt. Om te kunnen starten, moet bij het aanzetten van het contact
de code van de sleutel worden herkend door de startblokkering.
Deze elektronische startblokkering blokkeert het
motormanagementsysteem kort nadat het contact is afgezet en
voorkomt zo het starten van de motor bij een inbraak.Bij een storing in het systeem wordt u gewaarschuwd door dit
verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een
melding op het display.
De auto kan dan niet gestart worden. Raadpleeg zo snel
mogelijk het PEUGEOT-netwerk.
Sleutel vergeten
Als de sleutel nog in het contactslot zit en in de stand 1 (Stop)
staat, wordt bij het openen van het bestuurdersportier een
waarschuwingsmelding weergegeven in combinatie met een
geluidssignaal.
Als de sleutel onbedoeld in de stand 2
(Contact) van het
contactslot blijft staan, zal het contact na een uur automatisch
worden afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1
(Stop) en vervolgens opnieuw in de
stand 2
(Contact) om het contact weer aan te zetten.
Page 214 of 292
04
212
RCZ_nl_Chap10b_RT6-2-8_ed01-2015
Selecteer en bevestig " Bestemming
kiezen ", selecteer " GPS-coördinaten "
en bevestig uw keuze.
Voer de GPS-coördinaten in en bevestig
uw invoer met " OK " om het navigeren
te starten. Druk op N AV
voor het menu
" Navigatie ".
GPS-coördinaten als bestemming invoeren
Naar een punt op de kaart
Druk, als de kaart op het scherm wordt
weergegeven, op OK om naar het
contextmenu te gaan. Selecteer dan
" Kaart verplaatsen " en bevestig uw
keuze.
Druk op OK voor het contextmenu van
de functie " Kaart verplaatsen ".
Selecteer " Als bestemming kiezen " of
" Als tussenstop kiezen " en bevestig
uw keuze. Verplaats de cursor op het scherm
met de navigatietoets om een
bestemmingspunt te kiezen.
NAVIGATIE - ROUTEBEGELEIDING
Page 232 of 292
06
230
RCZ_nl_Chap10b_RT6-2-8_ed01-2015
TELEFONEREN
Druk 2 keer op PHONE.
Selecteer " Bellen " en bevestig uw
keuze. Selecteer " Contacten " en bevestig uw
keuze.
Toets het nummer in op het virtuele
toetsenbord door de cijfers te selecteren
en daarna te bevestigen
Bevestig met "OK" om het ingevoerde
telefoonnummer te bellen. Druk op TEL of 2
keer op PHONE.
Een nieuw nummer bellen
Een contact bellen
Selecteer het gewenste contact en
bevestig uw invoer.
Als u het contact via de toets PHONE
hebt opgevraagd, selecteert u " Bellen "
en bevestigt u uw keuze.
Selecteer het nummer en bevestig uw
keuze om het bellen te starten
BellenGebruik de telefoon liever niet onder het rijden. Stop op een veilige
plaats om te bellen als u gelegenheid hebt en gebruik bij voorkeur de
toetsen op het stuur.