Page 193 of 416

191
308_nl_Chap05_visibilite_ed01-2015
Te laag niveau ruiten-/
koplampsproeiervloeistof
Als uw auto is voorzien van
koplampsproeiers en het niveau van
het reservoir te laag is, verschijnt dit
pictogram op het instrumentenpaneel
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding.
Automatische ruitenwissers vóór
Inschakelen
Duw de hendel één keer omlaag.
De ruitenwissers maken één slag om
het inschakelen te bevestigen.
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden en
er verschijnt een melding. Duw de hendel nog een keer omlaag
of zet de hendel in een andere stand
(Int., 1
of 2).
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat uit en er
verschijnt een melding.
Uitschakelen
Elke keer als het contact meer
dan 1 minuut is afgezet, moet u
de automatische werking van de
ruitenwissers opnieuw activeren door
de hendel één keer omlaag te duwen.
Het pictogram verschijnt als het contact wordt
aangezet of als de schakelaar wordt bediend,
zolang het reservoir niet gevuld is.
Vul het ruiten-/koplampsproeierreservoir bij of
laat het bijvullen.
De ruitenwissers worden automatisch ingeschakeld als de sensor achter de binnenspiegel regen
detecteert. De snelheid van de ruitenwissers wordt aangepast aan de hoeveelheid neerslag.
5
Zicht
Page 194 of 416

192
308_nl_Chap05_visibilite_ed01-2015
Dek de regensensor, die zich
gecombineerd met de lichtsensor in
het midden van de voorruit achter de
binnenspiegel bevindt, niet af.
Schakel de automatische werking van
de ruitenwissers uit als de auto wordt
gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen
van de automatische ruitenwissers tot
de voorruit ontdooid is.
Storing
In het geval van een storing in de automatische
werking van de ruitenwissers werken deze in
de intervalstand.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Speciale stand van de
ruitenwissers voor
Deze stand maakt het mogelijk de
ruitenwissers los te zetten van de voorruit.
In deze stand kunnen de ruitenwisserbladen
worden gereinigd of de ruitenwissers worden
vervangen. In de winter kan deze stand tevens
worden gebruikt om de ruitenwissers los te
zetten van de voorruit.Om een goede werking van de
ruitenwissers te behouden adviseren wij u:
-
v
oorzichtig met de ruitenwissers
om te gaan,
-
d
e ruitenwissers regelmatig te
reinigen met zeepsop,
-
d
e ruitenwissers niet te gebruiken
om een stuk karton tegen de
voorruit te houden,
-
d
e ruitenwissers te vervangen zodra
ze tekenen van slijtage vertonen.
F
A
ls de ruitenwisserschakelaar binnen een
minuut nadat het contact is afgezet wordt
bediend, worden de ruitenwissers in de
verticale stand gezet.
F
Z
et het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de
ruitenwissers na de werkzaamheden weer
in de ruststand te zetten.
Zicht
Page 195 of 416

193
308_nl_Chap05_visibilite_ed01-2015
Plafonniers
1. Plafonnier vóór
2. Kaartleeslampjes vóór
3.
P
lafonnier achter
4.
K
aartleeslampjes achter
Plafonnier vóór - achter
F Druk bij aangezet contact op de desbetreffende schakelaar.
Kaartleeslampjes vóór -
achter
In de stand "interieurverlichting permanent
ingeschakeld", blijft de interieurverlichting
afhankelijk van de omstandigheden
gedurende een bepaalde tijd branden:
- bij afgezet contact: ongeveer 10 minuten,
- i n de eco-mode: ongeveer 30 seconden,
-
b
ij draaiende motor: onbeperkt.
In deze stand gaat de
interieurverlichting geleidelijk branden:
Permanent uit.
Permanent aan.
-
a
ls de auto wordt ontgrendeld,
-
a
ls de elektronische sleutel uit de lezer
wordt verwijderd,
-
a
ls een portier wordt geopend,
-
a
ls op de vergrendelingsknop van de
afstandsbediening wordt gedrukt om de
auto te lokaliseren.
De interieurverlichting gaat geleidelijk uit:
-
a
ls de auto wordt vergrendeld,
-
a
ls het contact wordt aangezet,
-
3
0
seconden na het sluiten van het
laatste portier. Zorg ervoor dat er geen voor werpen in
contact zijn met de plafonniers.
Afhankelijk van de uitvoering van uw
auto kunt u de plafonnier ook in- of
uitschakelen door op deze toets te
drukken.
5
Zicht
Page 196 of 416
194
308_nl_Chap05_visibilite_ed01-2015
Sfeerverlichting
De gedempte interieurverlichting verbetert het zicht in de auto als deze zich in een donkere
omgeving bevindt.De lichtsterkte van de sfeerverlichting kan
worden ingesteld via de secundaire pagina van
het menu "Rijhulpsysteem ".
F
S
electeer het menu " Configuratie auto ".
F
V
ink de regel "Sfeerverlichting " aan.
Als het buiten donker is, gaat de verlichting van
de plafonnier en de binnenhandgrepen van
de voorportieren automatisch branden als de
parkeerlichten worden ingeschakeld.
De sfeerverlichting gaat automatisch uit als de
parkeerlichten worden uitgeschakeld.
Inschakelen
Ver lic hting
beenruimte
De werking is gelijk aan die van de plafonniers.
De lampen gaan branden zodra één van de
portieren wordt geopend.
Inschakelen
Druk op het "
vergrootglas " om de
lichtsterkte te regelen.
Zicht
Page 197 of 416

195
308_nl_Chap06_securite_ed01-2015
Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
Richtingaanwijzers
F Links: beweeg de verlichtingsschakelaar omlaag voorbij het zware punt.
F
R
echts: beweeg de verlichtingsschakelaar
omhoog voorbij het zware punt.
Drie keer knipperen
Alarmknipperlichten
Gebruik de alarmknipperlichten om het overige
verkeer te waarschuwen in het geval van file,
pech, slepen of een ongeval.
F
D
ruk deze knop in: de richtingaanwijzers
knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
F
B
eweeg de schakelaar kort omhoog
of omlaag, zonder deze door de
weerstand te drukken. De desbetreffende
richtingaanwijzers zullen drie keer
knipperen. Bij een noodstop - afhankelijk van de mate
van remvertraging, als het ABS ingrijpt, maar
ook als er een aanrijding wordt gesignaleerd,
worden de alarmknipperlichten automatisch
ingeschakeld.
Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de
alarmknipperlichten uit.
F
U k
unt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door de knop in te drukken.
6
Veiligheid
Page 198 of 416
196
308_nl_Chap06_securite_ed01-2015
Claxon
F Druk op het middelste gedeelte van het stuurwiel.
Urgence-oproep of
Assistance-oproep
Hiermee kunt u een noodoproep of
hulpoproep doen naar de hulpdiensten of de
desbetreffende PEUGEOT-helpdesk.
Raadpleeg de rubriek "Audio en
telematica" voor meer informatie over
het gebruik van deze voorziening.
Veiligheid
Page 199 of 416

197
308_nl_Chap06_securite_ed01-2015
Bandenspanningscontrolesysteem
Het systeem bewaakt de spanning van de vier
banden zodra de auto begint te rijden.
Het systeem vergelijkt de signalen van de
snelheidssensoren van de wielen met de
referentiewaarden die elke keer nadat de
banden op spanning zijn gebracht of na het
ver wisselen van een wiel moeten worden
gereset.
Het systeem geeft een waarschuwing zodra
wordt gesignaleerd dat de spanning van een of
meer banden te laag is. Het bandenspanningscontrolesysteem is
niet meer dan een hulpmiddel, hetgeen
inhoudt dat de waakzaamheid en
verantwoordelijkheid van de bestuurder
niet door het systeem kunnen worden
vervangen.
Het systeem onthoudt u niet van de
verantwoordelijkheid om elke maand de
bandenspanning te controleren (ook die
van het reservewiel). Doe dit ook voordat
u een lange rit gaat maken.
Het rijden met een te lage
bandenspanning heeft een nadelige
invloed op het weggedrag en de remweg
van de auto en veroorzaakt vroegtijdige
bandenslijtage, vooral onder zware
omstandigheden (zware belading, hoge
snelheden, een lange rit).
Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden.
De voor uw auto voorgeschreven
bandenspanning vindt u op de sticker
met de bandenspanningen.
Zie de rubriek "Identificatie".
De bandenspanning moet worden
gecontroleerd als de banden "koud" zijn
(de auto staat langer dan een uur stil
of er is minder dan 10
km gereden met
een beperkte snelheid).
Onder andere omstandigheden
(bij warme banden) moet de
bandenspanning ten opzichte van de
op de sticker vermelde spanning met
0,3
bar worden verhoogd.
Het rijden met een te lage
bandenspanning veroorzaakt
bovendien een hoger brandstofverbruik.
6
Veiligheid
Page 200 of 416

198
308_nl_Chap06_securite_ed01-2015
Waarschuwing te lage
bandenspanningResetten
Controleer voordat u het systeem
gaat resetten of de spanning van
de vier banden overeenkomstig de
gebruiksomstandigheden van de auto
en de voorschriften op de sticker met
de bandenspanningen is.
Het bandenspanningscontrolesysteem
geeft geen meldingen als de
bandenspanning bij het resetten onjuist is.
U krijgt deze waarschuwing als dit
lampje blijft branden in combinatie
met een geluidssignaal en, volgens
uitvoering, een melding.
Elke keer nadat u een of meer banden op
spanning hebt gebracht en na het verwisselen
van een of meer wielen, moet u het systeem
resetten.
Er is een sticker op de middenstijl aan de
bestuurderszijde aangebracht om u hierop
attent te maken.
F
V
erminder onmiddellijk uw snelheid en
vermijd plotselinge stuurbewegingen en
krachtig remmen.
F
S
top zodra dit mogelijk is op een veilige
plaats. F
G
ebruik in het geval van een lekke band
de bandenreparatieset of het reservewiel
(volgens uitvoering),
of
F
c
ontroleer als u een compressor in de
auto hebt, bijvoorbeeld die van de set voor
tijdelijke bandenreparatie, de spanning van
de vier banden als deze zijn afgekoeld,
of
F
r
ijd voorzichtig verder als het niet mogelijk
is om deze controle onmiddellijk uit te
voeren.
Een te lage bandenspanning is niet
altijd aan de band te zien. Een visuele
controle is dus niet voldoende. De waarschuwing blijft actief tot het
systeem is gereset.
Veiligheid