Page 129 of 416

127
308_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
SituatiesGevolgen
Weergave van de melding " Storing parkeerrem" en
branden van de volgende verklikkerlampjes: De parkeerrem is defect; de handmatige en elektrische bediening werken mogelijk
niet meer.
Om bij stilstand
de auto op zijn plaats te houden:
-
T
rek aan de hendel en houd deze ongeveer 7 tot 15 seconden aangetrokken tot
het verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat branden.
Als deze procedure niet werkt, moet u op de volgende wijze voorkomen dat de auto
kan wegrollen:
-
P
arkeer de auto op een vlakke ondergrond.
-
S
chakel een versnelling in.
-
P
laats indien mogelijk een wielblok.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Weergave van de melding " Storing parkeerrem" en
branden van de volgende verklikkerlampjes: -
D
e parkeerrem werkt niet optimaal; de auto kan niet onder alle omstandigheden
door de parkeerrem tegen wegrollen worden beveiligd.
U moet voorkomen dat uw auto kan wegrollen:
-
P
arkeer de auto op een vlakke ondergrond.
-
S
chakel een versnelling in.
-
P
laats indien mogelijk een wielblok.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Als de verklikkerlampjes P na het wegrijden knipperen, is de parkeerrem niet goed
vrijgezet.
Zet de auto stil zodra dit mogelijk is en probeer de parkeerrem met de hendel volledig
vrij te zetten. Trap daarbij het rempedaal in.
Weergave van de melding " Storing accu" en branden van
het volgende verklikkerlampje: -
H
et laadniveau van de accu is te laag, zet de auto op een veilige wijze stil.
-
A
ls de accu volledig ontladen is, kan de parkeerrem niet meer bediend worden:
neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats
om de parkeerrem vrij te zetten.
4
Rijden
Page 130 of 416

128
308_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Hill holder
Dit systeem houdt bij het wegrijden op een
helling uw auto ongeveer 2 seconden op
zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het
rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen.
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto is dit
systeem niet leverbaar of standaard.
Het systeem is alleen actief:
-
a
ls de auto volledig stilstaat met het
rempedaal ingedrukt,
-
a
ls aan bepaalde hellingcondities is
voldaan,
-
a
ls het bestuurdersportier is gesloten.
De hill holder kan niet worden uitgeschakeld.
Als de auto bergopwaar ts stilstaat, wordt
deze even op zijn plaats gehouden wanneer
u het rempedaal loslaat:
-
a
ls bij de handgeschakelde versnellingsbak
de eerste versnelling of de neutraalstand is
ingeschakeld.
-
a
ls bij de automatische transmissie de
stand D of M is geselecteerd,Werking
Als de auto bergafwaar ts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
de auto even op zijn plaats gehouden
wanneer u het rempedaal loslaat.
Storing
Bij een storing in de hill holder gaan deze
verklikkerlampjes branden en wordt een melding
weergegeven. Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om
het systeem te laten controleren.
Verlaat de auto niet in de korte periode
dat u de hill holder gebruikt.
Als u de auto moet verlaten ter wijl de
motor draait, trek de parkeerrem dan
handmatig aan en controleer of het
verklikkerlampje van de parkeerrem en
het lampje P op de hendel (elektrische
parkeerrem) permanent branden.
Rijden
Page 131 of 416

129
308_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Schakel de achteruitversnelling alleen
in als de auto stilstaat en de motor
stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten
van de motor te vergemakkelijken:
-
z
et de versnellingshendel altijd in
de neutraalstand,
-
t
rap het koppelingspedaal in.
Handgeschakelde 6-versnellingsbak
Inschakelen van de 5e of de
6e versnelling
Schakel de achteruitversnelling alleen
in als de auto stilstaat en de motor
stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten
van de motor te vergemakkelijken:
-
z
et de versnellingshendel altijd in
de neutraalstand,
-
t
rap het koppelingspedaal in.
Handgeschakelde
5-versnellingsbak
F Trap het koppelingspedaal volledig in en zet de versnellingshendel in de
neutraalstand.
F
B
eweeg de versnellingshendel naar rechts
en vervolgens naar achteren.
Inschakelen van de
achteruitversnelling Inschakelen van de
achteruitversnelling
F Trek de ring onder de pookknop omhoog
en beweeg de versnellingshendel eerst
naar links en dan naar voren.
F
B
eweeg de versnellingshendel zo ver
mogelijk naar rechts om de 5e of de
6e versnelling in te schakelen.
Als u dit niet doet, kan de
versnellingsbak onherstelbaar
beschadigd raken (door per ongeluk
inschakelen van de 3
e of 4e versnelling).
4
Rijden
Page 132 of 416

130
308_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Opschakelindicator
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de
uitrusting van uw auto kan het systeem u adviseren
één of meer versnellingen op te schakelen.
U kunt deze aanwijzingen opvolgen zonder
de tussenliggende versnellingen in te hoeven
schakelen.
- U rijdt in de derde versnelling. Voorbeeld:
-
U t
rapt het gaspedaal in. -
H et systeem kan u adviseren een hogere
versnelling in te schakelen.
De informatie wordt in de vorm van een pijl op
het instrumentenpaneel weergegeven.
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak kan behalve de pijl ook het
nummer van de aanbevolen versnelling worden
weergegeven.
Het systeem past het schakeladvies
aan de rijomstandigheden (helling,
belading van de auto, ...) en de rijstijl
van de bestuurder (veel vermogen
nodig, accelereren, remmen, ...) aan.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
-
d
e eerste versnelling in te schakelen,
-
d
e achteruitversnelling in te
schakelen,
Dit systeem adviseert de bestuurder op te schakelen om het brandstofverbruik te verminderen.
Werking
Bij bepaalde dieseluitvoeringen met
handgeschakelde versnellingsbak
kan het systeem u onder bepaalde
rijomstandigheden verzoeken om de
versnellingsbak in de neutraalstand te
zetten (weergave van de letter N
op het
instrumentenpaneel), om het tijdelijk
afzetten van de motor mogelijk te maken
(Stop-fase van het Stop & Start-systeem).
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellingen ook daadwerkelijk in te
schakelen.
De keuze van de optimale versnelling hangt
namelijk altijd af van de situatie op de weg, de
verkeersdrukte en de veiligheid.
De bestuurder moet derhalve altijd waakzaam
blijven.
De functie kan niet worden
uitgeschakeld.
Rijden
Page 133 of 416

131
308_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Automatische transmissie
Bij deze automatische transmissie met
6 versnellingen kunt u kiezen voor automatisch
schakelen, aangevuld met de programma's
Sport en Sneeuw, of voor handmatig schakelen.
Deze transmissie heeft dus vier
gebruiksmogelijkheden:
-
a
utomatisch schakelen : het schakelen
wordt elektronisch aangestuurd,
-
p
rogramma Sport : dit schakelprogramma
maakt een meer dynamische rijstijl mogelijk,
-
p
rogramma Sneeuw : dit
schakelprogramma vereenvoudigt het
rijden op een ondergrond met weinig grip,
-
h
andmatig schakelen : deze stand maakt
het zelf schakelen met de selectiehendel
mogelijk.
Selectiehendel
1. Toets programma "S" (Spor t).
2. T oets programma " T" (Sneeuw) .
Schakelpatroon
P. Parkeerstand.
- S tilzetten van de auto, met of zonder
aangetrokken parkeerrem.
-
S
tarten van de motor.
R. Achteruitversnelling.
-
A
chteruitrijden, stilstaande auto, stationair
toerental.
N. Neutraalstand.
-
S
tilzetten van de auto, met aangetrokken
parkeerrem.
-
S
tarten van de motor.
D. Automatische werking.
M.+ / - Zelf schakelen
Sequentieel schakelen tussen de zes versnellingen.F Beweeg de selectiehendel kort naar
achteren om op te schakelen.
of
F
B
eweeg de selectiehendel kort naar voren
om terug te schakelen.
Flippers aan de stuurkolom*
Beweeg de flipper rechts naar u toe om op te
schakelen .
Beweeg de flipper links naar u toe om terug te
schakelen .
Met de flippers is het niet
mogelijk de neutraalstand en de
achteruitversnelling in te schakelen of
uit de achteruitversnelling te schakelen.
* Volgens uitvoering.
4
Rijden
Page 134 of 416

132
308_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Wanneer u de selectiehendel door het
schakelpatroon beweegt, verschijnt
het desbetreffende pictogram op het
instrumentenpaneel.
P.
P
arking (parkeerstand)
R .
R
everse (achteruitversnelling)
N.
N
eutral (neutraalstand)
D.
D
rive (automatisch schakelen)
S.
Programma Sport
T .
Programma Sneeuw
1
t /m 6.
In
geschakelde versnelling bij
handmatig schakelen
-.
O
ngeldige waarde bij handmatig schakelen
Weergave op het
instrumentenpaneel Wegrijden
F Trap het rempedaal in en
selecteer de stand P of N .
Als tijdens het rijden per ongeluk de
stand N wordt geselecteerd, laat het
motortoerental dan zakken tot stationair
toerental, zet de selectiehendel in de
stand D en trap het gaspedaal weer in. Als de motor stationair draait, het
rempedaal is losgelaten en de stand R
,
D of M is geselecteerd, zet de auto zich
zelfs al in beweging als het gaspedaal
niet is ingetrapt.
Laat bij draaiende motor daarom geen
kinderen alleen in de auto achter.
Trek de parkeerrem aan en
selecteer de stand P indien er
onderhoudswerkzaamheden moeten
worden uitgevoerd bij draaiende motor.
F
S
tart de motor.
Als niet aan de bovenstaande voor waarden
wordt voldaan, klinkt een geluidssignaal en
verschijnt een melding op het display van het
instrumentenpaneel.
F
T
rap bij draaiende motor het rempedaal in.
F
Z
et de parkeerrem vrij als deze niet in de
automatische stand staat.
F
S
electeer de stand R , D of M,
F
L
aat het rempedaal geleidelijk los.
De auto begint te rijden.
Rijden
Page 135 of 416

133
308_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Automatisch
schakelprogramma
F Selectee r de stand D om automatisch
te laten schakelen tussen de zes
versnellingen.
De versnellingsbak werkt dan in de auto-
adaptieve stand, zonder dat u zelf hoeft
te schakelen. De versnellingsbak kiest
voortdurend de meest geschikte versnelling,
afhankelijk van de rijstijl, het profiel van de weg
en de belading van de auto.
Voor een maximale acceleratie zonder de
stand van de selectiehendel te wijzigen,
moet het gaspedaal volledig worden
ingetrapt (kickdown). De versnellingsbak
schakelt automatisch terug of handhaaft de
ingeschakelde versnelling totdat de motor het
maximumtoerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de versnellingsbak
automatisch terug om sterker op de motor af te
remmen.
Om de veiligheid te verbeteren schakelt de
versnellingbak niet naar een hogere versnelling
als u het gaspedaal plotseling loslaat.
Zet de selectiehendel nooit in de stand
N als de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit in de stand
P of R als de auto niet volledig stilstaat.
Programma's Sport en Sneeuw
Deze twee specifieke programma's vullen de
automatische werking aan onder bijzondere
rijomstandigheden.
Sport "S"
F Druk op de toets "S" als de motor is gestart.
Het schakelprogramma maakt dan automatisch
een dynamische rijstijl mogelijk.
Op het instrumentenpaneel verschijnt
de aanduiding S .
Sneeuw "T"
F Druk op de toets " T" als de motor is gestart.
De transmissie past zich aan voor het rijden op
gladde wegen.
Het schakelprogramma zorgt ervoor dat u
gemakkelijker kunt rijden op een ondergrond
met weinig grip.
Op het instrumentenpaneel verschijnt
de aanduiding T .
Terugkeren naar het
automatische programma
F Om terug te keren naar het automatische
programma kunt u het programma Sport
of Sneeuw op elk gewenst moment
uitschakelen door opnieuw op de
desbetreffende toets ( S of "T") te drukken.
Kruipfunctie
(rijden zonder gasgeven)
Dankzij deze functie verloopt het rijden op lage
snelheid soepeler (inparkeren, filerijden, ...).
Als de motor draait, de parkeerrem is vrijgezet
en de stand D , M of R is geselecteerd, zet de
auto zich langzaam in beweging zodra u
het rempedaal loslaat (zelfs zonder dat u het
gaspedaal bedient).
Uit veiligheidsover wegingen wordt deze functie
alleen geactiveerd als u het rempedaal intrapt
tijdens het inschakelen van de stand D , de
stand M of de stand R .
Deze functie wordt uitgeschakeld zodra het
bestuurdersportier wordt geopend. Sluit om de
functie weer in te schakelen het portier en trap
het rempedaal of gaspedaal in.
Laat bij draaiende motor nooit kinderen
alleen in de auto achter.
Als uw auto is uitgerust met de "Dynamische
functie", raadpleeg dan de rubriek waarin de
stand Sport wordt beschreven.
4
Rijden
Page 136 of 416

134
308_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
F Selecteer de stand M om sequentieel te
schakelen in de zes versnellingen.
F
T
rek de selectiehendel naar het symbool +
om één versnelling op te schakelen.
F
D
uw de selectiehendel naar het symbool -
om één versnelling terug te schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling
kan alleen als de snelheid van de auto en
het toerental van de motor dit toestaan,
anders wordt er tijdelijk overgegaan op de
automatische bediening.
Op het instrumentenpaneel verdwijnt
de aanduiding D en verschijnen
achtereenvolgens de ingeschakelde
versnellingen.
Als het motortoerental te laag of te hoog is,
knippert de geselecteerde versnelling enkele
seconden en vervolgens wordt de werkelijk
ingeschakelde versnelling weergegeven.
Er kan elk moment van de stand D (rijden in de
automatische stand) naar de stand M (rijden in
de handbediende stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de
automatische transmissie automatisch de
stand M1 .
De programma's Sport en Sneeuw kunnen
niet worden ingeschakeld in de handbediende
stand.
Handmatig schakelen
Onjuiste waarde bij handmatige
bediening
Dit symbool verschijnt als een
versnelling niet goed is ingeschakeld
(de selectiehendel bevindt zich
tussen twee standen in).
Parkeren van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u de
selectiehendel in de stand P of N bewegen om
de neutraalstand te selecteren.
Trek in beide gevallen de parkeerrem aan om
de auto te blokkeren (als de parkeerrem niet in
de automatische stand staat).
Als de selectiehendel niet in de stand
P
staat, klinkt bij het openen van het
bestuurdersportier of na ongeveer
45
seconden een geluidssignaal en
verschijnt een melding op het display.
F
Z
et de selectiehendel in de stand
P ; het geluidssignaal stopt en de
melding verdwijnt. Bij aangezet contact wordt een
melding op het display van het
instrumentenpaneel weergegeven die
duidt op een storing in de transmissie.
Storing
In dit geval werkt de transmissie met een
noodprogramma en blijft de 3e versnelling
ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok
waarnemen bij het selecteren van R
vanuit
de stand P , of R vanuit de stand N . Dit is niet
gevaarlijk voor de transmissie.
Rijd niet harder dan 100
km/h (afhankelijk van de
geldende snelheidslimiet).
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
De automatische transmissie kan
beschadigd raken:
-
a
ls u het gaspedaal en het
rempedaal gelijktijdig intrapt,
-
a
ls u, indien de accu geen stroom
levert, de selectiehendel vanuit
de stand P geforceerd naar een
andere stand schakelt.
Zet, om het brandstofverbruik tijdens
langdurig stilstaan met draaiende motor
(file...) te beperken, de selectiehendel in
de stand N en trek de parkeerrem aan,
behalve als deze in de automatische
stand staat.
Rijden