99
308_nl_Chap03_confort_ed01-2015
Verwarming en ventilatie
Luchttoevoer
De lucht in het interieur wordt gefilterd
en wordt van buitenaf toegevoerd via het
luchtrooster onder de voorruit, of in het interieur
gerecirculeerd.
Bedieningspaneel
De lucht kan afhankelijk van de instellingen
van de bestuurder, voorpassagier of
achterpassagiers (afhankelijk van het
uitrustingsniveau) via verschillende circuits
worden toegevoerd.
Stel de temperatuurregeling in: de lucht van de
verschillende circuits wordt gemengd om het
gewenste comfortniveau te bereiken.
Stel de luchtverdeling in met de desbetreffende
(combinatie van) toetsen: de lucht wordt via de
gewenste uitstroomopeningen verdeeld.
Stel de luchtopbrengst in: de aanjagersnelheid
wordt verhoogd of verlaagd.
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto
kan de ver warming en ventilatie worden
bediend via het menu Airconditioning van het
touchscreen of via het bedieningspaneel van
de middenconsole. 1.
Ui
tstroomopeningen voor het ontdooien of
ontwasemen van de voorruit.
2.
Ui
tstroomopeningen voor het ontdooien of
ontwasemen van de zijruiten.
3.
A
fsluitbare en verstelbare
zijventilatieroosters. 4.
A
fsluitbare en verstelbare middelste
ventilatieroosters.
5.
Ui
tstroomopeningen beenruimte
voorpassagiers.
6.
Ui
tstroomopeningen beenruimte
achterpassagiers.
Luchtverdeling
De ventilatie zorgt voor een optimaal comfort
en zicht in het interieur.
3
Comfort
100
308_nl_Chap03_confort_ed01-2015
Neem voor een optimale werking van de ver warming, ventilatie en airconditioning de
volgende gebruiksadviezen in acht:
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de
uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters
en overige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening in de bagageruimte vrij
blijven.
F
L
et erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze sensor dient
voor de regeling van de automatische airconditioning.
F
Z
et de airconditioning minstens één tot twee keer per maand vijf tot tien minuten aan
om het systeem in per fecte staat te houden.
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het interieur filter en laat de filterelementen periodiek
vervangen.
W
ij raden u een gecombineerd interieur filter aan. Dankzij het toegevoegde speciale
actieve middel draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een schoon
interieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).
F
L
aat om de per fecte werking van de airconditioning te garanderen het systeem
regelmatig controleren zoals voorgeschreven in het garantie- en onderhoudsboekje.
F
G
ebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning
Als de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, zet dan de
ruiten enige tijd open.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat
de lucht in het interieur goed ververst
wordt.
Het airconditioningssysteem is chloorvrij
en is niet schadelijk voor de ozonlaag.
Condensvorming in de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein
plasje water onder de auto vormt. Dit is
een normaal verschijnsel.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij
een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een
optimale trekkracht van de motor.
Stop & Start-systeem
De ver warming en de airconditioning
werken uitsluitend bij draaiende motor.
Als u het thermische comfort in de
auto op het door u gewenste niveau
wilt houden, kunt u tijdelijk de functie
Stop & Start uitschakelen (zie de
desbetreffende rubriek).
Comfort
291
308_nl_Chap08_verifications_ed01-2015
Controles
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om
regelmatig te controleren of de
accupolen en -klemmen schoon zijn,
vooral bij warm weer en in de winter.Laat de filters periodiek vervangen
volgens de in het onderhoudsschema
van de fabrikant aangegeven
intervallen.
Luchtfilter en interieurfilter
Laat bij het olie verversen tevens het
oliefilter vervangen.
Raadpleeg het onderhoudsschema
van de fabrikant voor het
vervangingsinterval van dit
onderdeel.
OliefilterDeze sticker, die hoort bij het Stop & Start-
systeem, geeft aan dat er een speciale
12V-loodaccu is gebruikt die alleen
losgekoppeld en/of vervangen mag worden
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Roetfilter (diesel)
Als het roetfilter vervuild is, wordt
u hierop geattendeerd door het
tijdelijk branden van dit lampje in
combinatie met een melding op het
multifunctionele display.
Ga om het roetfilter te regenereren,
zodra de omstandigheden het toelaten,
met een snelheid van minimaal 60
km/h
rijden tot het lampje dooft.
Als het lampje blijft branden is het
minimum brandstofadditiefniveau
bereikt: raadpleeg de paragraaf "Niveau
brandstofadditief".
Bij een nieuwe auto kunt u de
eerste paar keer dat het roetfilter
geregenereerd wordt een brandlucht
ruiken; dit is volkomen normaal.
Als langdurig met zeer lage snelheid
wordt gereden of de motor langdurig
stationair draait, kan bij gasgeven
soms rook uit de uitlaat waargenomen
worden. Dit heeft geen invloed op de
prestaties en heeft geen gevolgen voor
het milieu.
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking heeft op de motoruitvoering van uw auto voor het
controleren van bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Raadpleeg voordat u de accukabels losneemt
de rubriek "12V-accu" voor meer informatie
over de te nemen voorzorgsmaatregelen.
Als de omgeving (veel stof...) en het gebruik
(veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moeten de filters twee keer zo vaak
worden vervangen
.
Een verstopt interieur filter kan de prestaties
van de airconditioning verstoren en
onaangename geuren veroorzaken.
8
Onderhoud
329
308_nl_Chap10c_SMEGplus_ed01-2015
Niveau 1Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen
Navigatie
Secundaire pagina Traffic-berichten Op de route
De keuzes voor de meldingen en het filtergebied instellen.
Rondom auto
Op bestemming
Omleiden
Afwijken over een afstand van
Route herberekenen
Afsluiten
De opties opslaan.
Navigatie
Secundaire pagina Config. kaart Richting
Noorden boven
De weergave en de richting van de kaart kiezen.
Rijrichting boven
In perspectief
Kaarten
Kenmerk Kaartkleur "dag"
Kaartkleur "nacht"
Dag-/nachtst. automat.
Bevestigen
De instellingen opslaan.
Navigatie
Secundaire pagina Instellingen RekencriteriaDe keuzes vastleggen en het stemvolume en het opnoemen
van straatnamen selecteren.Spraak
Waarschuwing!
Opties traffic
Bevestigen
De opties opslaan.
05
338
Verkeersinformatie
Selecteer " Traffic-berichten ". Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer
te geven en druk vervolgens op de secundaire
pagina.
Selecteer de melding in de weergegeven lijst.
Selecteer het vergrootglas om gesproken
berichten te ontvangen.
Stel de filters " Op de route ", " Rondom ",
" Op bestemming
" in om een meer
gedetailleerd overzicht van meldingen te krijgen.
Druk nogmaals op de knop om het filter ongedaan te maken. Selecteer "
Instellingen
".
Selecteer:
- "Nieuwe berichten melden",
-
"Berichten oplezen",
Verfijn
vervolgens het gebied van het filter.
Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer
te geven en druk vervolgens op de secundaire
pagina.
Weergave van berichten
Filters instellen
Wij
adviseren een filtergebied van:
-
20
km in de stad,
-
50
km op de snelweg.
Een via het GPS-navigatiesysteem ontvangen TMC-bericht
(Trafic
Message Channel) is informatie met betrekking tot de
verkeersomstandigheden die in real time wordt ontvangen. Selecteer "
Bevestigen ".
VERKEER
Selecteer "Info-optie".