Page 9 of 416
7
308_nl_Chap00b_aide-visuelle_ed01-2015
Cockpit
Plafonnier 193
Sfeerverlichting, beenruimte
1
94
Binnenspiegel
180
Peugeot Connect SOS, Peugeot Connect Assistance
1
96, 298
USB-aansluiting/Jack-
aansluiting
9
1, 318, 382 / 91, 322, 384
Handgeschakelde vijf-/
zesversnellingsbak
129
Opschakelindicator
1
30
Automatische transmissie
1
31-134
Dynamische functie
1
35
Stop & Start-systeem
1
36 -138
Hill Holder
1
28
Zekeringen dashboard
2
53-256 Verwarming, ventilatie
9
9-102
Handbediende airconditioning
1
01-102
Handbediende airconditioning (Touchscreen)
103 -104
Automatische airconditioning met gescheiden regeling
(Touchscreen)
105 -108
Luchtrecirculatie
109
Ontwasemen/ontdooien voor
1
10
Ontwasemen/ontdooien achterruit
1
11
Handrem
120
Elektrische par keer rem
12
1-127Touchscreen 3
9- 45, 301-371
Datum en tijd instellen
4
6 - 49
Motorkapontgrendeling
275 Peugeot Connect Sound
3
73 -393
.
Visuele index
Page 10 of 416
8
308_nl_Chap00b_aide-visuelle_ed01-2015
Alarmknipperlichten 195
Vergrendelen/ontgrendelen vanuit het interieur
6
8
Verlichting
181-187
Richtingaanwijzers
195
Instrumentenpaneel
1
2-13
Verklikkerlampjes
13-27
Meters
28-33
Opschakelindicator
1
30
PEUGEOT i- Cockpit
7
9
Stuurwiel verstellen
7
9
Claxon
19
6
Koplampverstelling
188
Opslaan van snelheden
1
39
Snelheidsbegrenzer
140-142
Snelheidsregelaar
143-145
Actieve snelheidsregelaar
1
46-153 Ruitenwissers
189-192
Boordcomputer
35-38
Cockpit (vervolg)
Boordcomputer 3
5-36, 38
Boordcomputer (Touchscreen) 3 7, 38
Datum/tijd instellen (Touchscreen)
4
6
Datum/tijd instellen (displays C, A, A zonder autoradio)
4
7- 49
Achteruitrijcamera
169
Weergave van de afstand in tijd tot de voorligger
1
54-157
Waarschuwing bij kans op aanrijding
1
58 -162
Automatisch noodremsysteem
1
61-162
Stop & Start-systeem
1
36 -138
Alarm
69-72
Visuele index
Page 11 of 416
9
308_nl_Chap00b_aide-visuelle_ed01-2015
Onderhoud - Gegevens
Afmetingen 294-295
Identificatie 2 96
Brandstoftank leeg (diesel)
2
78
Niveaus controleren
2
88-290
-
olie
-
remvloeistof
-
koelvloeistof
-
ruitensproeiervloeistof,
koplampsproeiers
-
brandstofadditief
(diesel met roetfilter)
Controle van onderdelen
2
91-292
-
accu
-
luchtfilter/interieurfilter
-
oliefilter
-
r
oetfilter (diesel)
-
remblokken/-schijven
Lampen vervangen
2
43-252
-
voor
-
achter 12V-accu
259-262
Spaar fase accu, eco-mode
2
63
Zekeringen motorruimte
2
53, 257-258
Motorkapontgrendeling
275
Onder de motorkap (benzine)
2
76
Onder de motorkap (diesel)
2
77
Motoren
293
AdBlue
279 -287 Gewichten
2
93
.
Visuele index
Page 12 of 416

10
308_nl_Chap00c_eco-conduite_ed01-2015
Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak,
rijd dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede versnelling in
en schakel bij het accelereren bij voorkeur relatief snel over naar een
hogere versnelling.
Als uw auto is voorzien van een automatische transmissie of een
elektronisch gestuurde versnellingsbak, gebruik dan bij voorkeur de
automatische stand en trap het gaspedaal niet bruusk of diep in.
Gebruik op slimme wijze de elektrische
voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog is
opgelopen, open dan alle ruiten en de ventilatieroosters alvorens de
airconditioning in te schakelen.
Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten, maar laat de
ventilatieroosters geopend.
Gebruik de voorzieningen in het interieur die de temperatuurstijging
kunnen beperken (blinderingspaneel van het panoramadak,
zonneschermen, enz.).
Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste temperatuur is
bereikt (behalve bij auto's met een automatische airconditioning).
Schakel de achterruitver warming en de ontwaseming uit zodra deze
niet meer nodig zijn als deze niet automatisch worden aangestuurd.
Schakel de stoelver warming zo snel mogelijk uit.
Schakel de verlichting en de mistlampen uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten niet stationair
warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt sneller op
als u rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk multimedia-apparatuur (DVD-
speler, MP3 -speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan om het
elektriciteitsverbruik, en dus het brandstofverbruik, te beperken.
Koppel externe apparatuur los als u de auto verlaat.
Eco-rijden
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af op de motor in
plaats van het rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal geleidelijk
in. Als u deze aanwijzingen naleeft, neemt het brandstofverbruik en de
CO
2-uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan vanaf een snelheid van
ongeveer 40
km/h de snelheidsregelaar (indien aanwezig).
De schakelindicator adviseert u de versnelling in te schakelen die
het best geschikt is voor de rijomstandigheden: volg het op het
instrumentenpaneel weergegeven schakeladvies zo snel mogelijk op.
Bij auto's met een elektronisch gestuurde versnellingsbak of een
automatische transmissie wordt de opschakelindicator uitsluitend in de
handmatige stand weergegeven.
Eco-rijden
Page 13 of 416

11
308_nl_Chap00c_eco-conduite_ed01-2015
Beperk de oorzaken van een hoger
brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste
voor werpen in de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand (dakdragers, imperiaal,
fietsendrager, aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever een
dakkoffer.
Ver wijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal.
Vervang na de winter zo snel mogelijk de winterbanden door
zomerbanden.
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning (bij koude banden), houd u
daarbij aan de bandenspanning die staat vermeld op de sticker op de
portiersponning aan bestuurderszijde.
Controleer de bandenspanning met name:
-
v
oor een lange rit,
-
b
ij de wisseling van de seizoenen,
-
a
ls de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt.
Vergeet niet de bandenspanning van het reservewiel en van de wielen
van de aanhanger of de caravan te controleren.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie verversen, oliefilter,
luchtfilter en interieurfilter vervangen, enz.) en houd u daarbij aan het
aan uw situatie aangepaste onderhoudsschema van de fabrikant.
Uitvoeringen met een BlueHDi-dieselmotor: bij een storing in het SCR-
systeem stoot de auto schadelijke stoffen uit. Ga zo spoedig mogelijk naar
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om de uitstoot
van stikstofoxiden terug te brengen tot onder de wettelijke normen.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan drie keer afslaan; zo
voorkomt u dat brandstof uit de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na 3000
km het gemiddelde
brandstofverbruik zich stabiliseert.
.
Eco-rijden
Page 14 of 416
12
308_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015
Instrumentenpaneel
1. Brandstofniveaumeter.
2. A naloge snelheidsmeter (km/h of mph).
3.
Motorolieniveaumeter.
4.
O
pschakelindicator.
I
ngeschakelde versnelling automatische
transmissie.
5.
D
igitale snelheidsmeter (km/h of mph).
6.
A
anwijzingen van de snelheidsregelaar of
de snelheidsbegrenzer. A. D
immer verlichting.
B. R esetten van de dagteller.
T
ijdelijk weergegeven informatie:
-
onderhoud,
-
ac
tieradius brandstofadditief.
7. O
nderhoudsindicator en vervolgens
kilometerteller (km of miles).
D
eze functies worden achtereenvolgend
weergegeven na het aanzetten van het
contact.
8.
D
agteller (km of miles).
9.
T
oerenteller (x 1000 t /min of rpm),
schaalverdeling afhankelijk van de
motoruitvoering (benzine of diesel).
10.
Koelvloeistoftemperatuurmeter.
Meters en displays Bedieningstoetsen
Controle tijdens het rijden
Page 15 of 416

13
308_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015
Verklikkerlampjes
Aan de manier van oplichten in
combinatie met de werkingsfase van
de auto valt af te lezen of er sprake is
van een normale situatie of een storing.
Bij een storing kan het lampje gaan
branden in combinatie met een melding.
Raadpleeg de volgende tabellen voor
meer informatie.
De verklikkerlampjes geven de bestuurder informatie over de werking van een systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld) of waarschuwen de bestuurder
in het geval van een storing (waarschuwingslampje).
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan
bepaalde waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel enkele seconden branden.
Zodra de motor wordt gestart, moeten deze
lampjes weer uitgaan.
Als een lampje blijft branden, controleer dan
voordat u gaat rijden welke functie het betreft.
Bijbehorende waarschuwingen
Sommige verklikkerlampjes kunnen gaan
branden in combinatie met een geluidssignaal
en een melding.
Verklikkerlampjes kunnen permanent branden
of knipperen.
1
Controle tijdens het rijden
Page 16 of 416

14
308_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015
Verklikkerlampjes ingeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel en/of op het display van het instrumentenpaneel geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld.
ControlelampjeStatusOorzaak Acties / Opmerkingen
Richtingaanwijzer
links knippert, met
geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omlaag
beweegt.
Richtingaanwijzer
rechts knippert, met
geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omhoog
beweegt.
Parkeerlichten permanent. De lichtschakelaar staat in de stand
"Parkeerlichten".
Dimlicht permanent. De lichtschakelaar staat in de stand
" D imlic ht ".
Grootlicht permanent. Als u de lichtschakelaar naar u toe
trekt. Trek aan de lichtschakelaar om terug te schakelen
naar dimlicht.
Mistlampen vóór permanent. De mistlampen vóór zijn
ingeschakeld. Draai de ring twee standen naar achteren om de
mistlampen vóór uit te schakelen.
Raadpleeg voor meer informatie over de lichtschakelaar de desbetreffende rubriek.
Controle tijdens het rijden