4–181
Tijdens het rijden
Bandenspanningcontrolesysteem
Initialiseren van het
bandenspanningcontrolesysteem
In onderstaande gevallen dient het
initialiseren van het systeem uitgevoerd te
worden om het systeem normaal te laten
functioneren.
De bandenspanning wordt afgesteld.
De banden worden onderling
uitgewisseld.
Een band of wiel wordt vernieuwd.
De accu is vernieuwd of volledig
uitgeput.
Het waarschuwingslampje van het
bandenspanningcontrolesysteem brandt.
Initialiseringsmethode
1. Parkeer de auto op een veilige plaats en
trek de handrem stevig aan.
2. Laat de banden afkoelen, stel
vervolgens de bandenspanning van alle
vier (4) wielen af op de voorgeschreven
spanning zoals aangegeven op het
bandenspanningslabel op de portierstijl
van het bestuurdersportier (portier
open).
Zie Banden op pagina 9-13 .
3. Zet het contact op ON. 4. Houd terwijl de auto geparkeerd
staat de instelschakelaar van het
bandenspanningcontrolesysteem
ingedrukt en controleer dat het
waarschuwingslampje van het
bandenspanningcontrolesysteem in de
instrumentengroep tweemaal knippert
en dat er eenmaal een pieptoon klinkt.
/ C \ F C A ' ( &