4–69
Tijdens het rijden
Transmissie
Rijtips
WAARSCHUWING
Laat de auto niet in een richting rijden
die tegenovergesteld is aan de richting
die met de keuzehendel is gekozen:
Laat de auto niet achteruit rijden met
de keuzehendel in een vooruitstand,
of laat de auto niet vooruit rijden met
de keuzehendel in de achteruitstand.
Anders zal de motor afslaan
wat tot verlies van de rem- en
stuurbekrachtigingsfuncties leidt
waardoor de auto moeilijk bestuurbaar
wordt en ongelukken veroorzaakt
kunnen worden.
Passeren
Druk voor extra vermogen bij het inhalen
van een ander voertuig of het berijden van
steile hellingen het gaspedaal volledig in.
De transmissie zal dan terugschakelen naar
een lagere versnelling, afhankelijk van de
rijsnelheid.
OPMERKING
(Bepaalde modellen)
Het gaspedaal voelt in het begin
mogelijk zwaar wanneer dit wordt
ingetrapt, maar wordt dan lichter
naarmate het verder wordt ingetrapt.
Deze verandering in pedaalkracht helpt
het motorstuursysteem te bepalen in
welke mate het gaspedaal is ingetrapt
voor het uitvoeren van kickdown en
dient om te regelen of kickdown al dan
niet uitgevoerd moet worden.
Vanuit stilstand oprijden van een steile
helling
Voor het vanuit stilstand oprijden van een
steile helling:
1. Druk eerst het rempedaal in.
2. Zet de keuzehendel in stand D of M1
afhankelijk van het laadgewicht en de
graad van de helling.
3. Laat het rempedaal los en druk
tegelijkertijd het gaspedaal geleidelijk
in.
Afrijden van steile hellingen
Schakel bij het afrijden van een steile
helling over naar een lagere versnelling,
afhankelijk van het laadgewicht en de
graad van de helling. Rijd langzaam naar
beneden en maak daarbij slechts af en toe
gebruik van de remmen om te voorkomen
dat deze oververhit raken.
/ C \ F C A ' ( &