Page 17 of 418

15
DS5_nl_Chap00c_eco-conduite_ed01-2015
Beperk de oorzaken van een hoger
brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste
voor werpen in de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand (dakdragers, imperiaal,
fietsendrager, aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever een
dakkoffer.
Ver wijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal.
Vervang na de winter zo snel mogelijk de winterbanden door
zomerbanden.
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning (bij koude banden), houd u
daarbij aan de bandenspanning die staat vermeld op de sticker op de
portiersponning aan bestuurderszijde.
Controleer de bandenspanning met name:
-
vo
or een lange rit,
-
bi
j de wisseling van de seizoenen,
-
al
s de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt.
Vergeet niet de bandenspanning van het reservewiel en van de wielen
van de aanhanger of de caravan te controleren.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie verversen, oliefilter,
luchtfilter en interieurfilter vervangen, enz.) en houd u daarbij aan het
aan uw situatie aangepaste onderhoudsschema van de fabrikant.
Uitvoeringen met een BlueHDi-dieselmotor: bij een storing in het SCR-
systeem stoot de auto schadelijke stoffen uit. Ga zo spoedig mogelijk naar
het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om de uitstoot
van stikstofoxiden terug te brengen tot onder de wettelijke normen.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan drie keer afslaan; zo
voorkomt u dat brandstof uit de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na 3000 km het gemiddelde
brandstofverbruik zich stabiliseert.
Eco-rijden
Page 18 of 418
DS5_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015
Controle van de werking
Page 19 of 418
DS5_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015
Page 20 of 418

DS5_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015
Instrumentenpaneel benzine-diesel
1. Toerenteller (x 1000 t /min of rpm),
schaalverdeling afhankelijk van de
motoruitvoering (benzine of diesel).
2.
Br
andstofniveaumeter.
3.
K
oelvloeistoftemperatuurmeter.
4.
An
aloge snelheidsmeter (km/h of mph).
5.
Aan
wijzingen van de snelheidsregelaar of
de snelheidsbegrenzer. A. Di
mmer dashboardverlichting en verlichting
bedieningselementen.
B.
- Ko
rt indrukken: weergave van
achtereenvolgend de onderhoudsinformatie,
de actieradius van het additief AdBlue en het
logboek met waarschuwingsmeldingen.
- La
ng indrukken: resetten van de
onderhoudsindicator of de dagteller
(afhankelijk van de context).
6. Sch
akelindicator of weergave positie
selectiehendel en ingeschakelde versnelling
(elektronisch gestuurde versnellingsbak of
automatische transmissie).
7.
Di
splay van het instrumentenpaneel:
kilometertellers, onderhoudsindicator,
motoroliepeilmeter*, actieradius van het
additief AdBlue van het SCR-systeem*,
waarschuwingsmeldingen, boordcomputer,
geluidsbron waarnaar wordt geluisterd,
navigatie-aanwijzingen*.
8.
Di
gitale snelheidsmeter (km/h of mph).
Meters en displays Bedieningstoetsen
Bij het aan- en afzetten van het contact
slaat de wijzer van de snelheidsmeter
volledig uit en gaan alle segmenten van
de tellers kort branden.
* Volgens uitvoering.
Page 21 of 418

19
DS5_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015
Verklikkerlampjes
Zodra de motor wordt gestart, moeten deze
lampjes weer uitgaan.
Als het lampje blijft branden, controleer dan
voordat u gaat rijden welke functie het betreft.
Bijbehorende waarschuwingen
Sommige verklikkerlampjes kunnen gaan
branden in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display van het
instrumentenpaneel.
Verklikkerlampjes kunnen constant branden of
knipperen. Sommige verklikkerlampjes kunnen op
twee manieren oplichten: permanent of
knipperend.
Aan de manier van oplichten in
combinatie met de werkingsfase van de
auto valt af te lezen of er sprake is van
een normale situatie of een storing.
Raadpleeg de onderstaande tabellen
voor meer informatie.
De verklikkerlampjes geven de bestuurder
informatie over de werking van een
systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld) of
waarschuwen de bestuurder in het geval van
een storing (waarschuwingslampje).
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan
bepaalde waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel en/of op het display van het
instrumentenpaneel enkele seconden branden.
Controle tijdens het rijden
Page 22 of 418

DS5_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015
ControlelampjeStatusOorzaak Acties / Opmerkingen
Richtingaanwijzer
links knippert, met
geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omlaag
beweegt.
Richtingaanwijzer
rechts knippert, met
geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omhoog
beweegt.
Parkeerlichten permanent. De lichtschakelaar staat in de stand
"Parkeerlichten".
Dimlicht permanent. De lichtschakelaar staat in de stand
" D imlic ht ".
Grootlicht permanent. Als u de lichtschakelaar naar u toe
trekt. Trek aan de lichtschakelaar om terug te schakelen
naar dimlicht.
Mistlampen vóór permanent. De mistlampen vóór zijn ingeschakeld
met de ring van de lichtschakelaar. Draai de ring van de lichtschakelaar twee standen
naar achteren om de mistlampen vóór uit te
schakelen.
Raadpleeg voor meer informatie over de lichtschakelaar de desbetreffende rubriek. Automatische
schakeling
grootlicht/
dimlicht
permanent.
U hebt de lichtschakelaar naar u toe
getrokken en de toets is ingedrukt.
Het controlelampje van de toets
brandt. De camera op de binnenspiegel geeft al of niet
toestemming voor het overschakelen van het
grootlicht naar het dimlicht, afhankelijk van de
buitenverlichting en de verkeerssituatie.
Trek de lichtschakelaar naar u toe om het dimlicht
weer in te schakelen.
Verklikkerlampjes ingeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel en/of op het display van het instrumentenpaneel geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld.
Page 23 of 418

21
DS5_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015
Mistachterlichtenpermanent. De mistachterlichten zijn
ingeschakeld. Draai de ring naar achteren om de mistachterlichten
uit te schakelen.
Controlelampje
StatusOorzaak Acties / Opmerkingen
Voorgloeien
dieselmotor permanent.
De startknop "START/STOP" is
ingedrukt (Contact). Wacht met starten tot het controlelampje uitgaat.
Wanneer het lampje uitgaat, wordt de motor onmiddellijk
gestart, op voor waarde dat het rempedaal ingetrapt blijft
bij auto's met automatische transmissie of elektronisch
gestuurde versnellingsbak, of het koppelingspedaal bij
een handgeschakelde versnellingsbak.
De wachttijd is afhankelijk van de weersomstandigheden
(tot ongeveer 30
se
conden bij koud winterweer).
Als de motor niet wil aanslaan, zet dan het contact af.
Zet het contact vervolgens weer aan en wacht opnieuw
tot het lampje uitgaat voordat u de motor start.
Elektrisch
bediende
handrem permanent.
De elektrisch bediende handrem is
aangetrokken. Zet de elektrisch bediende handrem vrij zodat het
controlelampje uitgaat: trap het rempedaal in en trek
aan de hendel van de elektrisch bediende handrem.
Houd u aan de veiligheidsvoorschriften.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de elektrisch bediende handrem.
Uitschakeling
van de
automatische
werking van
de elektrische
parkeerrem permanent.
De functies "automatisch aantrekken"
(bij het afzetten van de motor)
en "automatisch vrijzetten" zijn
uitgeschakeld of werken niet. Activeer de functie (volgens land van bestemming)
via het configuratiemenu van de auto of raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats
als de parkeerrem niet meer automatisch wordt
aangetrokken of vrijgezet.
Raadpleeg voor meer informatie over de elektrische
parkeerrem de desbetreffende rubriek.
Controle tijdens het rijden
Page 24 of 418

DS5_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015
ControlelampjeStatusOorzaak Acties / Opmerkingen
Automatische
ruitenwissers permanent.
De ruitenwisserschakelaar is naar
beneden bewogen. De automatische stand van de ruitenwissers vóór is
geactiveerd.
Beweeg om de automatische stand van de
ruitenwissers te deactiveren de hendel omlaag of zet
de hendel in een andere stand.
Airbag aan
passagierszijde permanent op het
display van de
verklikkerlampjes voor
de veiligheidsgordels
en de airbag vóór aan
passagierszijde. De schakelaar in het dashboardkastje
staat in de stand "
ON".
De passagiersairbag vóór is
geactiveerd.
Plaats in dit geval geen kinderzitje
met de rug in de rijrichting op de stoel
van de voorpassagier. Zet de schakelaar in de stand "OFF"
om de
passagiersairbag vóór uit te schakelen.
In dit geval kunt u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting plaatsen.
Stop & Star t permanent. Het Stop & Start-systeem heeft
de motor in de STOP-stand gezet
(verkeerslicht, stopbord, opstopping,
e n z .) . Het lampje gaat uit en de motor wordt automatisch
gestart (START-stand) als u wilt wegrijden.
knippert enkele
seconden en gaat
dan uit. De STOP-stand is nu niet
beschikbaar.
of
De motor wordt automatisch in de
START-stand gezet. Raadpleeg voor meer informatie over de
bijzonderheden van de STOP- en START-stand de
rubriek "Stop & Start".