Page 225 of 418
223
DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed01-2015
Zekeringen motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de
motorkap, naast de accu.
Toegang tot de zekeringen
F Maak het deksel los.
F Ve rvang de zekering (zie de
desbetreffende paragraaf).
F
Sl
uit na het vervangen van de zekering
zorgvuldig het deksel voor een goede
afdichting van de zekeringkast. Zekering
N° Ampère
(A) Functies
F20 15Ruitensproeierpomp voor en achter.
F21 20Pomp koplampsproeiers.
F22 15Claxon.
F23 15Grootlicht rechts.
F24 15Grootlicht links.
F27 5Afschermklep koplamp links.
F28 5Afschermklep koplamp rechts.
Praktische informatie
Page 226 of 418

DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed01-2015
12V- ac c u
Deze sticker hoort bij het Stop &
Start-systeem en geeft aan dat er een
speciale 12V-loodaccu is gebruikt die
alleen losgekoppeld en/of vervangen
mag worden door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.De accu bevindt zich in de motorruimte.
Toegang tot de accu:
F
op
en de motorkap via de hendel in
het interieur en gebruik vervolgens de
veiligheidshaak aan de buitenzijde,
F
ve
rwijder de kunststof afdekkap voor
toegang tot de pluspool,
F
ma
ak indien nodig de zekeringkast los om
de accu te kunnen verwijderen.
Toegang tot de accu
Loskoppelen van de pluspool (+)
F Trek de hendel D zo ver mogelijk omhoog
o m de accupoolklem E te ontgrendelen.
Weer aansluiten van de pluspool (+)
F Plaats de geopende accupoolklem E op de
pluspool (+) van de accu.
F
Dr
uk verticaal op de accupoolklem E om
hem goed tegen de accu aan te drukken.
F
Ze
t de accupoolklem vast door de pasnok
opzij te bewegen en vervolgens de hendel
D
o
mlaag te duwen.
Forceer de hendel niet bij het
omlaagduwen, aangezien de accupoolklem
niet kan worden vergrendeld als deze niet
correct is geplaatst; herhaal de procedure.
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu voor het starten van de motor met behulp van startkabels en voor het laden van een lege accu.
Page 227 of 418

225
DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed01-2015
Na het monteren van de accu duurt
het even voordat het Stop & Start-
systeem weer zal werken, hoe lang dit
duurt is afhankelijk van klimatologische
omstandigheden en de laadtoestand van
de accu (kan tot ongeveer 8
u
ur duren).
Bij auto's met het Stop & Start-systeem
hoeven de accukabels tijdens het
opladen niet losgenomen te worden.
Starten van de motor met
een hulpaccu en startkabels
Controleer eerst of de nominale spanning
van de hulpaccu 12 V bedraagt en of de
capaciteit van de hulpaccu minimaal gelijk
is aan die van de ontladen accu.
Start de motor niet door een acculader
aan te sluiten.
Koppel de pluspool (+) van de accu niet
los ter wijl de motor draait.
F
Ver
wijder, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje van de pluspool (+).
F
Sl
uit de rode kabel aan op de pluspool (+)
van de ontladen accu A en vervolgens op de
pluspool (+) van de hulpaccu B .
F
Sl
uit de groene of zwarte kabel aan op de
minpool (-) van de hulpaccu B (of op het
massapunt van de auto met de hulpaccu).
F
Sl
uit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van de
auto met de lege accu (of op de motorsteun).
F
St
art de motor van de auto met de hulpaccu
en laat deze gedurende enkele minuten
draaien. F
St
el de startmotor in werking van de auto
met de lege accu en laat de motor draaien.
Al
s de motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een
nieuwe poging te doen. F Ma
ak de accupoolklemmen los.
F Vo lg de aanwijzingen van de fabrikant van
de acculader.
F
Sl
uit de accukabels weer aan, te beginnen
met de (-) kabel.
F
Co
ntroleer of de accupolen en de klemmen
schoon zijn. Indien ze bedekt zijn met een
(witte of groene) oxidatielaag, neem dan
de accukabels los en reinig de polen en
klemmen.
Laden met behulp van een
acculader
Als de accu van uw auto ontladen is, kan
de motor worden gestart met een hulpaccu
(externe accu of een accu van een andere
auto) en startkabels.
F
Wac
ht tot de motor stationair draait en
neem dan de kabels in omgekeerde
volgorde los.
F
Br
eng, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapj e aan op de pluspool (+).
Praktische informatie
Page 228 of 418

DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed01-2015
Accu's bevatten schadelijke stoffen,
zoals zwavelzuur en lood. Accu's
moeten volgens de wettelijke
voorschriften worden afgevoerd en
mogen in geen geval bij het huisvuil
terechtkomen.
Lever lege batterijen en accu's in bij
een speciaal afvalstoffendepot.
Het is raadzaam de accu los te
koppelen als uw auto langer dan een
maand buiten gebruik is.
Het aanduwen om de motor te starten is bij
een auto met een elektronisch gestuurde
versnellingsbak of een automatische
versnellingsbak niet toegestaan.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat
u handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend
uit in een goed geventileerde ruimte, ver
van open vuur of vonken veroorzakende
bronnen, om elk risico van brand- of
explosiegevaar uit te sluiten.
Probeer niet een bevroren accu
op te laden: de accu moet eerst
worden ontdooid om explosiegevaar
uit te sluiten. Als de accu bevroren
is geweest, laat deze dan eerst
controleren, voordat u hem laat
opladen door het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Zij controleren of de inwendige
componenten zijn beschadigd en of de
behuizing scheuren vertoont, waardoor
giftige en corrosie-veroorzakende
accuzuren zouden kunnen weglekken.
Keer de polariteiten niet om en gebruik
uitluitend een 12-volt accu.
Maak de accupoolklemmen niet los bij
draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder de
accupoolklemmen los te nemen.
Was uw handen als de werkzaamheden
beëindigd zijn.Vóór het loskoppelen van de
accukabels
Wacht 2 minuten na het afzetten van het
co ntact.
Sluit de ruiten en de voorportieren voordat u de
accukabels loskoppelt.
Na het weer aansluiten van de
accukabels
Zet het contact aan en wacht 1 minuut alvorens
de m otor te starten, zodat de elektronische
systemen geïnitialiseerd kunnen worden.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als er zich na deze
handeling toch nog problemen voordoen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor het
zelf opnieuw initialiseren van de elektronische
systemen (afhankelijk van de uitvoering):
-
de s
leutel met afstandsbediening,
-
he
t elektrische zonnescherm / de
elektrische zonneschermen,
-
...
E
en aantal functies is niet
beschikbaar als de laadtoestand van
de accu onvoldoende is.
Page 229 of 418

227
DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed01-2015
Spaarfase
De spaar fase stuurt de elektrische functies van
de auto aan om het ontladen van de accu te
voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband met de
laadtoestand van de accu enkele functies
(airconditioning, achterruitverwarming,
.
..)
tijdelijk worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de
accu dit toelaat. De eco-mode bepaalt de maximale
gebruiksduur van een aantal functies om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een
aantal elektrische functies zoals het audio-
en telematicasysteem, de ruitenwissers,
dimlichten, plafonniers, ... nog in totaal
maximaal 40
m
inuten gebruiken.
Eco-mode
Inschakelen van de eco-mode
Vervolgens geeft een melding op het display
van het instrumentenpaneel aan dat de eco-
mode is ingeschakeld en worden de actieve
functies in de ruststand gezet.
Als u op het moment dat de eco-mode wordt
ingeschakeld aan het telefoneren bent, kan het
gesprek nog gedurende ongeveer 10
m
inuten
worden voortgezet via de handsfree set van
uw autoradio.
Uitschakelen van de
eco-mode
De functies worden automatisch weer
ingeschakeld als de motor gestart wordt.
Start om de functies direct weer te kunnen
gebruiken de motor en laat deze draaien:
-
mi
nder dan tien minuten om de functies
ongeveer vijf minuten te kunnen gebruiken,
-
me
er dan tien minuten om de functies
ongeveer dertig minuten te kunnen
gebruiken.
Neem de tijd die nodig is voor het starten van
de motor in acht om een juiste lading van de
accu te garanderen.
Vermijd het herhaaldelijk en continu starten van
de motor om de accu bij te laden.
Als de accu ontladen is, kan de motor
niet gestart worden (zie de rubriek
"Ac cu").
Praktische informatie
Page 230 of 418
DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed01-2015
Wisserbladen vervangen
Voordat u een wisserblad
demonteert
F Bedien de ruitenwisserschakelaar binnen
één minuut na het afzetten van het contact
om de ruitenwissers naar het midden van
de voorruit te verplaatsen.
Demonteren
F Til de desbetreffende ruitenwisserarm op.
F Ma ak het wisserblad los en verwijder het.
Monteren
F Breng het nieuwe wisserblad aan en klik
het vast.
F
Ze
t de ruitenwisserarm voorzichtig terug.
Na het monteren van een
wisserblad vóór
F Zet het contact aan.
F Be dien nogmaals de
ruitenwisserschakelaar om de
ruitenwissers in de ruststand te zetten.
Page 231 of 418

229
DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed01-2015
Algemene aanwijzingen
Volg de huidige wetgeving in uw land op.
Controleer of het gewicht van de trekkende auto hoger is dan van de auto die wordt gesleept.
Er moet iemand achter het stuur van de gesleepte auto blijven zitten. Deze persoon moet
beschikken over een geldig rijbewijs.
Gebruik bij het slepen met 4 wielen op de grond altijd een goedgekeurde sleepstang; touwen
en riemen zijn verboden.
De bestuurder van de slepende auto moet voorzichtig wegrijden.
Bij het slepen van de auto met stilstaande motor zijn de rem- en stuurbekrachtiging
uitgeschakeld.
Laat uw auto in de volgende gevallen slepen door een professioneel bergingsbedrijf:
-
al
s de auto is gestrand op de autosnelweg,
-
bi
j auto's met vierwielaandrijving,
-
al
s het niet mogelijk is de versnellingsbak in de neutraalstand te zetten, het stuurslot te
ontgrendelen of de handrem los te zetten,
-
bi
j takelen met slechts twee wielen op de grond,
-
bij h
et ontbreken van een goedgekeurde sleepstang...
Slepen
Toegang tot het gereedschap
Het sleepoog is opgeborgen onder de
vloerplaat van de bagageruimte:
F
op
en de achterklep,
F
ti
l de vloerplaat van de bagageruimte op,
F
pa
k het sleepoog uit de opbergdoos.
U kunt uw auto laten slepen door een andere auto of een andere auto slepen met behulp van het
sleepoog.
Praktische informatie
Page 232 of 418

DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed01-2015
Slepen van uw autoSlepen van een andere
auto
F Maak het klepje in de voorbumper los door
o
p de bovenkant ervan te drukken.
F
Dr
aai het sleepoog vast tot de aanslag.
F
Bev
estig de sleepstang. F Tr
ek het klepje in de achterbumper aan de
linkerkant los via de punt van de ring.
F
Dr
aai het sleepoog vast tot de aanslag.
F
Bev
estig de sleepstang.
F
Sc
hakel de alarmknipperlichten van beide
auto's in.
F
Ri
jd rustig weg. Rijd vervolgens met
een lage snelheid en leg geen lange
afstanden
af
.
F
Zet de versnellingshendel in de
neutraalstand (stand N
bij de elektronisch
gestuurde of automatische versnellingsbak).
He
t niet opvolgen van deze aanwijzing
kan er toe leiden dat bepaalde
onderdelen van het remsysteem of de
aandrijving beschadigd raken en dat de
rembekrachtiger na het starten mogelijk niet
meer werkt.
F Ontgrendel het stuur wiel en zet de
par keerrem vrij.
F
Sc
hakel de alarmknipperlichten van beide
auto's in.
F
Ri
jd rustig weg. Rijd vervolgens met
een lage snelheid en leg geen lange
afstanden
af
.