Page 121 of 418

11 9
DS5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Controlesysteem bandenspanning
Dit systeem controleert automatisch de
bandenspanning tijdens het rijden.
Zodra de auto rijdt, controleert het systeem
permanent de spanning van de vier banden.
In het ventiel van elke band (met uitzondering
van het reservewiel) is een druksensor
gemonteerd.
Het systeem waarschuwt de bestuurder zodra
het een daling van de spanning van een of
meer banden detecteert.Ondanks de aanwezigheid van dit
systeem dient u maandelijks en voor
elke lange reis de bandenspanning (ook
die van het reservewiel) handmatig te
controleren.
Een te lage bandenspanning heeft
een negatief effect op de wegligging,
verlengt de remweg en versnelt de
bandenslijtage, met name onder zware
omstandigheden (zware belading, hoge
snelheid, lange rit).
Een te lage bandenspanning leidt ook
tot een hoger brandstofverbruik.
De door de fabrikant voor uw auto
aanbevolen bandenspanning staat
vermeld op de bandenspanningssticker
(zie de rubriek "Identificatie").
De bandenspanning moet bij "koude"
banden worden gecontroleerd (auto
die langer dan 1 uur heeft stilgestaan
of na een traject van maximaal 10 km
met gematigde snelheid). Is dit niet het
geval, verhoog dan de op de sticker
vermelde waarden met 0,3 bar.
Het controlesysteem van de
bandenspanning is een hulpsysteem;
de bestuurder moet waakzaam blijven.
Rijden
Page 122 of 418

DS5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Waarschuwing te lage bandenspanning
Bij een te lage bandenspanning brandt dit
verklikkerlampje in combinatie met een
geluidssignaal en, afhankelijk van de uitrusting, in
combinatie met de weergave van een melding.
Als er een afwijking in de bandenspanning van één
band wordt geconstateerd, kan deze band worden
herkend aan het pictogram of, afhankelijk van de
uitvoering, de weergegeven melding.
F
Ve
rlaag onmiddellijk de snelheid, maak
geen bruuske stuurbewegingen en rem niet
plotseling hard af.
F
Ze
t uw auto stil zodra de verkeerssituatie
dit toelaat. De waarschuwing wordt weergegeven
zolang de desbetreffende band(en) niet
op spanning is (zijn) gebracht, is (zijn)
gerepareerd of is (zijn) vervangen.
Het reservewiel (noodreservewiel of
wiel met stalen velg) is niet voorzien
van een sensor.
Een lagere bandenspanning is niet altijd
zichtbaar aan een vervorming van de
band. Beperk u daarom niet alleen tot
een visuele controle.
Storing
Als het verklikkerlampje "te lage
bandenspanning" knippert en vervolgens
permanent brandt in combinatie met het
verklikkerlampje "service", duidt dit op een
storing in het systeem.
Deze waarschuwing wordt ook
weergegeven als een of meerdere
wielen niet zijn voorzien van een sensor
(bijvoorbeeld een noodreservewiel of
een reservewiel met stalen velg).
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten
controleren of monteer na een lekke band het wiel met
de originele velg, dat is voorzien van een sensor.
In dat geval wordt de bandenspanning niet
meer gecontroleerd.
F
Co
ntroleer de spanning van de vier
banden (bij koude banden) als u over een
compressor beschikt, bijvoorbeeld die van
de bandenreparatieset.
Ri
jd voorzichtig met lage snelheid verder
als u niet direct de bandenspanning kunt
controleren.
of
F Ge
bruik in geval van een lekke band
de noodreparatieset of het reservewiel
(volgens uitrusting).
Alle reparaties aan een wiel dat met dit systeem is
uitgerust en het vervangen van een band moeten
worden uitgevoerd door het CITROËN-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer bij het verwisselen een wiel is gemonteerd
dat niet door uw auto wordt gedetecteerd (voorbeeld:
montage van winterbanden), dient het systeem door
het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats opnieuw geïnitialiseerd te worden.
Page 123 of 418

121
DS5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Stop & Start
Werking
Overgang naar de STOP-stand
Het verklikkerlampje "ECO" op het
instrumentenpaneel gaat branden en de motor
wordt automatisch in de STOP-stand gezet:
- als u, bij een handgeschakelde
v ersnellingsbak, bij een snelheid lager
dan 20 km/h of bij stilstaande auto bij de
dieseluitvoeringen BlueHDi 115 en 120, de
versnellingshendel in de neutraalstand zet
en het koppelingspedaal loslaat,
-
al
s u, bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak , bij een snelheid lager
dan 8 km/h het rempedaal intrapt of de
selectiehendel in de stand N zet,
-
al
s u, bij een automatische transmissie ,
bij stilstaande auto het rempedaal intrapt of
de selectiehendel in de stand N zet.
Als uw auto is uitgerust met een teller,
wordt de duur van de momenten
dat de motor afgezet is, opgeteld en
weergegeven. Elke keer als u het contact
opnieuw aanzet met de knop "START/
STOP", wordt deze teller op 0 gezet.
Tank nooit als de motor door het Stop &
St art-systeem in de STOP-stand is
gezet. Zet in dat geval altijd het contact
af met de knop "START/STOP". Het systeem werkt de eerste
10
s
econden na het inschakelen van de
achteruitversnelling niet.
Als de motor door het systeem in de
STOP-stand wordt gezet, blijven alle
andere componenten zoals de remmen
en de stuurbekrachtiging normaal
functioneren.
Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart
(START-stand) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil.
Het Stop & Start-systeem is per fect afgestemd op stadsgebruik en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en
een aangename rust in het interieur tijdens het wachten.
Rijden
Page 124 of 418

DS5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:
- de auto op een steile helling staat
(bergopwaarts of bergafwaarts),
-
het
bestuurderportier geopend is,
-
de v
eiligheidsgordel van de bestuurder
losgemaakt is,
-
de a
uto sinds de laatste start met de knop
"START/STOP" niet sneller dan 10 km/h
heeft gereden,
-
de e
lektrische parkeerrem wordt /is
aangetrokken,
-
de k
limaatregeling in het interieur dat niet
toelaat,
-
de
voorruitontwaseming is ingeschakeld,
-
er
bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur...).
In dit geval knippert het
verklikkerlampje "ECO" een paar
seconden, waarna het uitgaat.
Deze werking van het systeem is volkomen
normaal.
Overgang naar de START-stand
Het verklikkerlampje "ECO" gaat uit en
de motor wordt automatisch gestart:
-
al
s u, bij een handgeschakelde
versnellingsbak , het koppelingspedaal
volledig intrapt,
-
bi
j een elektronisch gestuurde
versnellingsbak :
● als
u
,
m
et
d
e
s
electiehendel
i
n
d
e
st
and
A
of M , het rempedaal loslaat,
● of
a
ls
u
,
m
et
d
e
s
electiehendel
i
n
d
e
st
and N en het rempedaal losgelaten, de
selectiehendel in de stand A of M zet,
● of
a
ls
u d
e
a
chteruitversnelling
ins
chakelt.
-
bi
j een automatische transmissie :
● als
u
,
m
et
d
e
s
electiehendel
i
n
d
e
s
tand
D o
f M , het rempedaal loslaat,
● of
a
ls
u
,
m
et
d
e
s
electiehendel
i
n
d
e
st
and N en het rempedaal losgelaten, de
selectiehendel in de stand D of M zet,
● of
a
ls
u d
e
a
chteruitversnelling
ins
chakelt. De START-stand wordt om veiligheids- of
comfortredenen automatisch geactiveerd als:
-
het
bestuurderportier wordt geopend,
-
de v
eiligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt,
-
de s
nelheid van de auto hoger is dan
25 km/h bij een handgeschakelde
versnellingsbak (3 km/h bij de
dieseluitvoeringen BlueHDi 115 en 120),
hoger is dan 11 km/h bij een elektronisch
gestuurde versnellingsbak of hoger
is dan 3 km/h bij een automatische
versnellingsbak,
-
de e
lektrische parkeerrem wordt
aangetrokken,
-
er
bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, instelling
airconditioning...).
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
Het verklikkerlampje "ECO" knippert
een paar seconden en gaat dan uit.
Dat onder deze omstandigheden de START-
stand wordt geactiveerd, is volkomen
normaal.
Page 125 of 418

123
DS5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Het systeem wordt automatisch
ingeschakeld zodra u het contact
aanzet met de knop "START/STOP".
Inschakelen
Met het touchscreen Met de toets op het dashboard
Als het systeem in de STOP-stand
wordt uitgeschakeld, dan wordt de
motor direct weer gestart.
Uitschakelen
Schakel het systeem uit bij het rijden
over een overstroomde weg.
Raadpleeg de rubriek "Enkele
rijadviezen".
Met het touchscreen Met de toets op het dashboard
F Druk, wanneer u dat wilt, op de toets "ECO
OFF" om het systeem uit te schakelen.
Dit wordt aangegeven door het branden van
het verklikkerlampje van de toets, in combinatie
met de weergave van een melding.
F
Se
lecteer het menu "Rijden" .
F
Dr
uk op de desbetreffende
pagina op de toets "ECO OFF"
van het Stop & Start-systeem. F
Dr
uk nogmaals op de toets "ECO OFF"
.
Het systeem is weer ingeschakeld. Dit
wordt aangegeven door het doven van het
verklikkerlampje van de toets, in combinatie
met de weergave van een melding.
F
Se
lecteer het menu "Rijden".
Het systeem is nu weer ingeschakeld. Dit
wordt aangegeven door het doven van het
verklikkerlampje van de toets.
Het verklikkerlampje van deze toets gaat permanent branden.
F Druk op de desbetreffende pagina
n ogmaals op de toets "ECO OFF"
van het Stop & Start-systeem.
Rijden
Page 126 of 418

DS5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Storing
Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing zou optreden,
kan het zijn dat de motor niet meer wil aanslaan of
direct afslaat.
Alle verklikkerlampjes gaan branden.
In dat geval moet u het contact uitzetten en opnieuw
starten door op de START/STOP-knop te drukken.
Schakel omwille van uw veiligheid het Stop &
Start-systeem altijd uit alvorens werkzaamheden
onder de motorkap uit te voeren om
verwondingen als gevolg van het automatisch
inschakelen van de START-stand te voorkomen.
Dit systeem maakt gebruik van een speciale
12V-accu met specifieke kenmerken
(onderdeelnummers zijn op te vragen bij het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats).
Het gebruik van andere dan de door CITROËN
voorgeschreven accu's kan leiden tot storingen
in het systeem.
Onderhoud
Het Stop & Start-systeem maakt gebruik van
geavanceerde technologie. Werkzaamheden
aan dit type accu mogen dan ook uitsluitend
door het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats worden uitgevoerd.Met het touchscreen
Storingen in het systeem worden op de pagina
van het menu "Rijden" weergegeven.
Met de toets op het dashboard
Bij een storing in het systeem knippert het
verklikkerlampje van de toets "ECO OFF" en
gaat het vervolgens permanent branden.
Het pictogram van de toets "ECO OFF!"
gaat over op de waarschuwingsmodus en het
verklikkerlampje knippert enkele ogenblikken
en blijft vervolgens permanent branden.
Als u op deze toets drukt om het systeem weer
in te schakelen, knippert het verklikkerlampje
opnieuw enkele ogenblikken om vervolgens
weer permanent te blijven branden.
Page 127 of 418

125
DS5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Lane Departure Warning System (LDWS)
Dit systeem signaleert, met behulp van een
camera die doorgetrokken of onderbroken strepen
herkent, het onvrijwillig overschrijden van een
rijstrookmarkering.
Om de actieve veiligheid te verhogen analyseert de
camera de beelden en activeert een waarschuwing,
wanneer de aandacht van de bestuurder verslapt
en de auto de markering overschrijdt (bij een
wagensnelheid hoger dan 80 km/h).
Dit systeem werkt optimaal op snelwegen en
autowegen.
Activering
F Druk op de knop: het lampje gaat
branden.
Het Lane Departure Warning System is
een hulpmiddel voor de bestuurder, die
desondanks waakzaam moet blijven.
Uitschakelen
U wordt gewaarschuwd door het trillen van de
zitting van de bestuurdersstoel:
-
re
chts: als de rechter rijstrookmarkering
wordt overschreden,
-
li
nks: als de linker rijstrookmarkering wordt
overschreden.
Als de richtingaanwijzer is ingeschakeld,
en ongeveer 20 seconden nadat deze
is uitgeschakeld, wordt er geen enkele
waarschuwing gegeven.
Signalering - waarschuwing Storing
Er kunnen storingen in de signalering
optreden:
-
al
s de rijstrookmarkeringen
weggesleten zijn,
-
al
s er weinig contrast is tussen het
wegdek en de markeringen,
-
al
s de voorruit vuil is,
-
on
der bepaalde extreme
weersomstandigheden: mist,
zware neerslag, sneeuw, sterke
zonnestraling of bij direct zonlicht
(zeer laagstaande zon, uitrijden van
een tunnel, ...) en schaduw.
F
Dr
uk opnieuw op de knop: het
lampje gaat uit. In het geval van een storing knippert het lampje
van de knop.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
De status van het systeem blijft na het afzetten
van het contact in het geheugen opgeslagen. Zorg ervoor dat u de verkeersregels
in acht neemt en iedere twee uur een
pauze neemt.
Rijden
Page 128 of 418
DS5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Dodehoekbewaking
Deze rijhulp waarschuwt de bestuurder
wanneer zich een ander voertuig in de dode
hoek van zijn auto bevindt, dat een potentieel
gevaar betekent.Het systeem dient als hulp voor de bestuurder maar kan nooit een vervanging zijn voor de
spiegels. De bestuurder blijft te allen tijde verantwoordelijk voor het op tijd waarnemen wat
er zich achter hem bevindt, het inschatten van de snelheid en afstand van achteropkomend
verkeer en de beslissing of hij al dan niet veilig van rijstrook kan wisselen.
Het systeem dient als een hulp voor de bestuurder en geeft alleen waarschuwingen.
Inschakelen
In de buitenspiegel aan de zijde waar zich dat
voertuig bevindt, brandt dan permanent een
lampje:
-
di
rect, wanneer u wordt ingehaald,
-
na c
irca een seconde, wanneer u te traag
een andere auto inhaalt. F
Dr
uk op deze knop: het verklikkerlampje
gaat branden.
Sensoren in de voor- en achterbumper
controleren de dode hoek van de auto.