Page 145 of 418
DS5_nl_Chap05_visibilite_ed01-2015
Page 146 of 418

DS5_nl_Chap05_visibilite_ed01-2015
LichtschakelaarMet de lichtschakelaar kunt u de verlichting en signalering van de auto selecteren en inschakelen.
Hoofdverlichting
Uw auto is voorzien van verschillende
verlichtingsfuncties:
-
pa
rkeerlicht: om gezien te worden,
-
di
mlicht: voor een optimaal zicht zonder
medeweggebruikers te verblinden,
-
gr
ootlicht: voor een optimaal zicht op
wegen zonder ander verkeer,
-
me
edraaiende koplampen: voor een
optimaal zicht in bochten.
Aanvullende verlichting
Uw auto is voorzien van aanvullende verlichting
voor specifieke rijomstandigheden:
-
mi
stachterlicht: voor een betere
zichtbaarheid van achteren bij mist,
-
mi
stlampen vóór: voor extra zicht bij mist
en voor een optimale verlichting van
kruispunten en tijdens parkeermanoeuvres,
-
da
grijverlichting: voor een betere
zichtbaarheid van uw auto overdag.
Instelbare functies
U kunt de volgende verlichtingsfuncties
activeren en deactiveren:
-
fo
llow me home-verlichting,
-
aa
nvullende verlichting vóór,
-
st
atische bochtverlichting,
-
in
stapverlichting,
-
au
tomatische verlichting,
-
"Aut
omatische schakeling grootlicht/
dimlic ht ".
Page 147 of 418
145
DS5_nl_Chap05_visibilite_ed01-2015
Ring voor de selectie van de
stand van de hoofdverlichting
Draai aan de ring om het symbool van de gewenste
stand tegenover het merkteken te zetten.Lichten uit (afgezet contact) /
dagrijverlichting (draaiende motor).
Automatische verlichting.
Alleen parkeerlicht.
Dimlicht of grootlicht.
Grootlichtschakelaar
Trek de hendel naar u toe om over te schakelen
van dim- naar grootlicht en terug.
Als de verlichting is uitgeschakeld of wanneer
alleen de parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt
u een lichtsignaal geven door de hendel naar u
toe te trekken.
Verklikkerlampjes
Een verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel geeft aan dat de
geselecteerde verlichting is ingeschakeld.
Zicht
Page 148 of 418

DS5_nl_Chap05_visibilite_ed01-2015
Ring voor de selectie van de mistverlichting
De mistverlichting werkt in combinatie met het dimlicht en het grootlicht.
Verdraai de ring:
F
éé
n stand naar voren om de mistlampen
vóór in te schakelen,
F
tw
ee standen naar voren om de
mistachterlichten in te schakelen,
F
éé
n stand naar achteren om de
mistachterlichten uit te schakelen,
F
tw
ee standen naar achteren om de
mistlampen vóór uit te schakelen. Als de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld
(uitvoeringen met automatische verlichting) of als
het dimlicht handmatig wordt uitgeschakeld, blijven
de mistverlichting en de parkeerlichten branden.
F
Dr
aai de ring naar achteren om de
mistverlichting uit te schakelen.
De parkeerlichten worden dan ook
uitgeschakeld. Bij helder of regenachtig weer,
zowel overdag als 's nachts,
zijn de mistlampen vóór en de
mistachterlichten verblindend voor
medeweggebruikers en daarom niet
toegestaan.
U moet zelf inschatten wanneer u de
mistlampen moet inschakelen, omdat
mogelijk de lichtsterktesensor van
de automatische verlichting ondanks
eventueel aanwezige mist toch
voldoende licht kan constateren.
Vergeet niet de mistlampen uit te zetten
zodra ze niet meer nodig zijn.
Mistlampen vóór en
mistachterlichten
Page 149 of 418

147
DS5_nl_Chap05_visibilite_ed01-2015
Uitschakelen van de verlichting
bij afzetten van het contact
Als u het contact afzet, worden alle
lichten automatisch uitgeschakeld,
behalve als de automatische "follow me
home"-verlichting is geactiveerd.Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.
Aanzetten van de verlichting
na afzetten van het contact
Om de verlichting weer aan te zetten,
draait u de ring A
in de stand "0"- lichten
gedoofd, en kiest u vervolgens de door u
gewenste stand.
Als het bestuurdersportier wordt geopend,
klinkt er een geluidssignaal om aan te
geven dat de verlichting nog brandt.
De verlichting gaat vanzelf na enige tijd
uit; hoe lang dit duurt is afhankelijk van de
laadtoestand van de accu (overgang naar
e c o - m o du s).
Verlichting overdag /
Parkeerlichten
(LED-verlichting)
De leds worden automatisch ingeschakeld als
de motor wordt gestart.
De verlichting doet dienst als:
-
Ve
rlichting overdag (lichtschakelaar in de
stand " 0" of " AUTO " als er voldoende licht
in de omgeving is).
-
Pa
rkeerlicht (lichtschakelaar in de
stand
" AU
TO" als er weinig licht in
de omgeving is of in de stand "alleen
parkeerlicht" of "dim-/grootlicht").
Bij de verlichting overdag hebben de leds een
grotere lichtsterkte.
Zicht
Page 150 of 418

DS5_nl_Chap05_visibilite_ed01-2015
Met behulp van een lichtsterktesensor worden
de kentekenplaatverlichting, het parkeerlicht en
het dimlicht automatisch ingeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is.
De verlichting kan ook, in geval van neerslag,
gelijktijdig met het automatisch inschakelen van
de ruitenwissers vóór worden ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is
of nadat het wissen is gestopt.
Automatische verlichting
Inschakelen
F Draai de ring in de stand "AUTO". H et
activeren van de functie wordt bevestigd
door een melding op het display.
Uitschakelen
F Draai de ring in een andere stand.
H et uitschakelen van de functie wordt
bevestigd door een melding op het display. Als de functie automatische verlichting
is geactiveerd (lichtschakelaar in de
stand "AUTO"
), wordt onder donkere
omstandigheden het dimlicht automatisch
ingeschakeld bij het afzetten van het contact.
Storing
Bij een storing in de lichtsterktesensor
gaat de verlichting branden, wordt
dit pictogram weergegeven op het
instrumentenpaneel en/of verschijnt
een melding op het display, in
combinatie met een geluidssignaal.
Bij mist of sneeuw kan de
lichtsterktesensor ten onrechte
voldoende licht waarnemen; de
verlichting wordt dan niet automatisch
ingeschakeld.
Dek de met de regensensor
gecombineerde lichtsterktesensor,
die zich in het midden van de voorruit
achter de binnenspiegel bevindt, niet af.
De aan de sensor gekoppelde functies
worden dan niet meer bediend.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Programmeren
Automatische follow me
home-verlichting
Het inschakelen of uitschakelen en
de tijdsduur van de follow me home-
verlichting zijn in te stellen via het
configuratiemenu van de auto.
Page 151 of 418

149
DS5_nl_Chap05_visibilite_ed01-2015
Automatische schakeling grootlicht/dimlicht
Inschakelen
Dit systeem zorgt ervoor dat, afhankelijk van
de hoeveelheid licht in de omgeving en de
verkeerssituatie, automatisch wordt overgeschakeld
van grootlicht naar dimlicht en omgekeerd. Hiertoe
bevindt zich een camera op de binnenspiegel.
F Zet de ring van de
lichtschakelaar in de stand
"AUTO ".
Het automatische omschakelsysteem
is een hulpsysteem bij het rijden. De
bestuurder blijft zelf verantwoordelijk
voor de verlichting van zijn auto, voor
de aanpassing van de verlichting aan
de lichtsterkte van de omgeving, het
zicht en het verkeer en voor het naleven
van de verkeersregels. F
Geef een lichtsignaal
(beweeg de lichtschakelaar
tot voorbij het zware punt)
om de functie te activeren.
Op h
et
instrumentenpaneel
gaat dit verklikkerlampje
branden om het activeren
te bevestigen.
F
Dr
uk op de toets; het lampje van
de toets gaat branden.
Uitschakelen
F Druk op de toets; het lampje van
d e toets gaat uit. De verlichting
schakelt over op de stand
"automatische verlichting".
Onderbreken
F Geef nogmaals een
l ichtsignaal om de
functie tijdelijk uit te
schakelen. De verlichting
schakelt over op de
stand "automatische
verlichting".
F
Ge
ef nogmaals een
lichtsignaal om de functie
weer te activeren.
Het systeem wordt geactiveerd vanaf
25
k
m/h.
Als de snelheid lager dan 15
k
m/h
wordt, is de functie niet meer actief.
Werking
De bestuurder kan indien nodig op elk moment
zelf de verlichting omschakelen.
Als de functie is geactiveerd, werkt het systeem
als volgt:
-
al
s er voldoende omgevingslicht is en/of
de verkeersomstandigheden het gebruik
van grootlicht niet toestaan, blijven de
dimlichten branden,
-
al
s de omgeving erg donker is en de
verkeersomstandigheden het gebruik van
grootlicht toestaan, wordt automatisch
overgeschakeld op grootlicht.
Zicht
Page 152 of 418

DS5_nl_Chap05_visibilite_ed01-2015
Parkeerlichten
De zijkant van de auto wordt gemarkeerd door
het inschakelen van de parkeerlichten aan de
kant van het verkeer.
F
Du
w de lichtschakelaar binnen één
minuut na het afzetten van het contact
omhoog of omlaag om de parkeerlichten
aan de kant van het verkeer in te
schakelen (voorbeeld: rechts van de weg
parkeren: lichtschakelaar omlaag duwen;
parkeerlichten links gaan branden).
Het inschakelen wordt bevestigd door
een geluidssignaal en het branden van
het controlelampje van de desbetreffende
richtingaanwijzer op het instrumentenpaneel.
Zet om de parkeerlichten uit te schakelen de
lichtschakelaar in de middenstand of zet het
contact aan.
Deze functie zorgt ervoor dat na het afzetten
van het contact de dimlichten nog even blijven
branden om het uitstappen in het donker te
vergemakkelijken.
Handbediende follow me
home-verlichting
Inschakelen
F Geef binnen 1 m
inuut na het afzetten
van het contact een "lichtsignaal" met de
lichtschakelaar.
F
Ge
ef nogmaals een "lichtsignaal" om de
functie uit te schakelen.
Uitschakelen
Na het vergrendelen van de auto wordt de
handbediende follow me home-verlichting
na een bepaalde tijd (deze tijd kan worden
geprogrammeerd in het configuratiemenu)
automatisch uitgeschakeld.
Er kunnen storingen in de werking van
het systeem optreden:
-
al
s het zicht slecht is (bijvoorbeeld
bij sneeuwval, zware regenval of
dichte mist, ...),
-
al
s het gedeelte van de voorruit voor
de camera vuil, beslagen of bedekt
is (bijvoorbeeld met een sticker),
-
al
s de verlichting van uw auto wordt
weerkaatst door spiegelende of
reflecterende panelen (bijvoorbeeld
verkeersborden).
Het systeem signaleert geen:
-
we
ggebruikers die geen verlichting
voeren, zoals voetgangers,
-
we
ggebruikers van wie de
verlichting wordt afgeschermd
(bijvoorbeeld door een vangrail op
de snelweg),
-
we
ggebruikers die zich aan de top
of de voet van een steile helling,
in een bocht of op een zijweg
bevinden.