DS5_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015
Instrumentenpaneel benzine-diesel
1. Toerenteller (x 1000 t /min of rpm),
schaalverdeling afhankelijk van de
motoruitvoering (benzine of diesel).
2.
Br
andstofniveaumeter.
3.
K
oelvloeistoftemperatuurmeter.
4.
An
aloge snelheidsmeter (km/h of mph).
5.
Aan
wijzingen van de snelheidsregelaar of
de snelheidsbegrenzer. A. Di
mmer dashboardverlichting en verlichting
bedieningselementen.
B.
- Ko
rt indrukken: weergave van
achtereenvolgend de onderhoudsinformatie,
de actieradius van het additief AdBlue en het
logboek met waarschuwingsmeldingen.
- La
ng indrukken: resetten van de
onderhoudsindicator of de dagteller
(afhankelijk van de context).
6. Sch
akelindicator of weergave positie
selectiehendel en ingeschakelde versnelling
(elektronisch gestuurde versnellingsbak of
automatische transmissie).
7.
Di
splay van het instrumentenpaneel:
kilometertellers, onderhoudsindicator,
motoroliepeilmeter*, actieradius van het
additief AdBlue van het SCR-systeem*,
waarschuwingsmeldingen, boordcomputer,
geluidsbron waarnaar wordt geluisterd,
navigatie-aanwijzingen*.
8.
Di
gitale snelheidsmeter (km/h of mph).
Meters en displays Bedieningstoetsen
Bij het aan- en afzetten van het contact
slaat de wijzer van de snelheidsmeter
volledig uit en gaan alle segmenten van
de tellers kort branden.
* Volgens uitvoering.
35
DS5_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015
Als u na deze handeling de accu wilt
loskoppelen, vergrendel dan de auto en
wacht minimaal 5 minuten. Het op
0 zetten van de onderhoudsindicator zal
anders niet worden opgeslagen.
Op 0 zetten van de
onderhoudsindicator
De onderhoudsindicator moet na elke
onderhoudsbeurt op 0 gezet worden.
Als u zelf het onderhoud van uw auto uitvoert:
F
zet h
et contact af,
F
dr
uk op de resetknop van de dagteller en
houd deze ingedrukt,
F
ze
t het contact aan; de kilometerteller
begint terug te tellen,
F
la
at de knop los als het display "=0"
aangeeft; de sleutel verdwijnt.
Opnieuw weergeven van de
onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie
weergeven.
F
Dr
uk op de knop voor nulstelling van de
dagteller.
De
onderhoudsinformatie wordt enkele
seconden weergegeven en verdwijnt
vervolgens weer.
Controle tijdens het rijden
DS5_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015
Boordcomputer
De boordcomputer geeft actuele informatie over het rijden (actieradius, brandstofverbruik...).F
Dr
uk zodra het gewenste traject wordt
aangegeven de toets op het uiteinde van
de ruitenwisserschakelaar langer dan
twee seconden in.
De trajecten "1" en "2" zijn onafhankelijk en
hebben dezelfde eigenschappen.
Traject "1" kan bijvoorbeeld gebruikt worden
voor een dagelijks verbruik en traject "2" voor
een maandelijks verbruik.
Display van het instrumentenpaneel
Weergave van de informatie
F Druk op de toets op het uiteinde van
d e ruitenwisserschakelaar om
achtereenvolgens de verschillende
functies weer te geven. -
Ac
tuele informatie:
● actieradius,
● actueel
bra
ndstofverbruik,
● de
t
eller
v
an
h
et
S
top
& S
tart-
systeem.
-
T
raject
"1":
● gemiddelde
s
nelheid,
vo
or het eerste traject.
● gemiddeld
br
andstofverbruik.
-
T
raject
"2":
● gemiddelde
s
nelheid,
vo
or het tweede traject.
● gemiddeld
br
andstofverbruik.
Traject resetten
- Radio of mediadrager.
- N avigatiesysteem.
59
DS5_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2015
Gooi de lege batterijen van de
afstandsbediening niet weg: ze bevatten
metalen die schadelijk zijn voor het milieu.
Lever lege batterijen in bij een speciaal
verzamelpunt.
Batterij vervangen
Batterij ref.: CR2032 / 3 V.
Deze batterij is via het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats verkrijgbaar.
Als de batterij vervangen moet worden, wordt u
gewaarschuwd door een melding op het display
van het instrumentenpaneel.
F
Wi
p het deksel met een kleine
schroevendraaier bij de uitsparing los.
F
Ve
rwijder het deksel.
F
Ve
rwijder de lege batterij.
F
Pl
aats een nieuwe batterij in de juiste
richting in de houder.
F
Dr
uk het deksel vast.
Storing in en resetten van
de afstandsbediening
Na het losnemen en weer aansluiten van de accukabels,
het vervangen van de batterij van de afstandsbediening
of een storing in de afstandsbediening kan de auto
niet meer met de afstandsbediening ontgrendeld,
vergrendeld en gelokaliseerd worden.
F Steek eerst de mechanische sleutel
(ondergebracht in de afstandsbediening) in
het slot om de auto te ontgrendelen.
F
Pl
aats de elektronische sleutel in de lezer.
F
Ze
t het contact aan door op "START/
STOP" te drukken.
De elektronische sleutel werkt nu weer.
Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als
de storing niet is verholpen.
Toegang tot de auto
67
DS5_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2015
Antiklemvoorziening
Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit,
stopt de ruit en gaat deze direct gedeeltelijk
weer open.
Als de ruit niet wil sluiten, druk dan op de
schakelaar om de ruit helemaal te openen en
trek vervolgens de schakelaar omhoog tot de
ruit volledig is gesloten. Houd de schakelaar na
het sluiten nog ongeveer 1 seconde vast.
Tijdens deze handelingen is de
antiklemvoorziening uitgeschakeld.
Blokkering van de
ruitbediening
achter Resetten van de
ruitbediening
Wanneer tijdens het bedienen van de ruit iets tussen de ruit en de sponning bekneld raakt, moet
de ruit weer worden geopend. Druk daarvoor op de desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan passagierszijde bedient, moet deze ervan verzekerd zijn dat
niets het correcte sluiten van de ruit hindert.
De bestuurder moet ervan verzekerd zijn dat de passagiers op de juiste manier gebruik maken
van de elektrische ruitbediening.
Zorg er met name voor dat kinderen zich tijdens het bedienen van de ruit niet kunnen bezeren.
Let op inzittenden en personen in de buurt van de auto tijdens het sluiten van de ruiten met de
elektronische sleutel of het "keyless entry and start"-systeem. Als de accu losgekoppeld is geweest, moet de
ruitbediening gereset worden.
Tijdens deze handelingen is de
antiklemvoorziening uitgeschakeld.
Voer bij elke ruit de volgende procedure uit:
-
op
en de ruit volledig en sluit de ruit.
Telkens als de schakelaar wordt bediend,
sluit de ruit enkele centimeters. Laat de
schakelaar los en bedien hem opnieuw
totdat de ruit volledig is gesloten,
-
ho
ud de schakelaar na het sluiten nog
minimaal 1 seconde vast.
Druk, voor de veiligheid van uw
kinderen, op de schakelaar 5 om de
ruitbediening achter, ongeacht de
stand van de ruiten, te blokkeren.
Ter bevestiging gaat het controlelampje van
de knop branden en wordt er een melding
weergegeven. Het lampje blijft branden zolang
de kinderbeveiliging is ingeschakeld.
De binnenportiergrepen van de achterportieren
worden in dat geval ook geblokkeerd.
Het blijft mogelijk om de portieren van buitenaf
te openen en de achterportierruiten via het
bedieningspaneel op het bestuurdersportier te
bedienen.
Toegang tot de auto
69
DS5_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2015
Resetten
Wanneer tijdens het bedienen van
het scherm iets bekneld raakt, moet
het scherm weer worden geopend.
Druk daarvoor op de desbetreffende
schakelaar.
Wanneer de bestuurder het scherm
bedient, moet deze ervan verzekerd zijn
dat niets het correcte sluiten van het
scherm verhindert.
De bestuurder moet ervan verzekerd zijn
dat de passagiers op de juiste manier
gebruik maken van het zonnescherm.
Zorg er met name voor dat kinderen zich
tijdens het bedienen van het scherm niet
kunnen bezeren.
Meteen nadat het scherm tijdens het
sluiten op willekeurige wijze stopt en
weer opengaat:
F
be
dien de schakelaar tot het
scherm volledig is geopend,
F
bedie
n vervolgens de schakelaar
tot het scherm volledig is gesloten.
Tijdens deze handelingen werkt de
klembeveiliging niet.
Bij een storing of het losnemen van de
accukabels tijdens of kort na het bedienen van
het zonnescherm, moet u de klembeveiliging
resetten.
Voer voor elk scherm de volgende procedure uit:
F
be
dien de schakelaar tot het scherm
volledig is gesloten,
F
ho
ud de schakelaar nog minimaal
3 seconden ingedrukt. Er zal dan een lichte
beweging van het scherm waarneembaar
zijn, ter bevestiging van het resetten.
Toegang tot de auto
201
DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed01-2015
Schakel de compressor niet in voordat
de witte slang is aangesloten op het
ventiel van de band: het afdichtmiddel
wordt anders buiten de band gespoten.
F Ac
tiveer de compressor door de
schakelaar B in de stand "I" te zetten, tot
de bandenspanning 2,0
b
ar bedraagt.
He
t afdichtmiddel wordt onder druk in
de band gespoten; neem gedurende
deze handeling de slang niet los van de
aansluiting (kans op spatten). F Ve
r wijder de set en draai de dop van de
witte slang vast.
Zo
rg ervoor dat restanten van de vloeistof
niet op of in de auto terecht kunnen komen.
Houd de set binnen handbereik.
F
Ma
ak direct een rit van ongeveer vijf
kilometer met matige snelheid (tussen
20
e
n 60
k
m/h), zodat het afdichtmiddel het
lek kan dichten.
F
Ze
t de auto stil en controleer de reparatie
en de bandenspanning met de set.
Controlesysteem bandenspanning
Als uw auto is uitgerust met een controlesysteem
voor de bandenspanning, zal het
verklikkerlampje voor te lage bandenspanning
na het repareren van een wiel blijven branden tot
u het systeem laat resetten door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Als na vijf tot zeven minuten de
gewenste bandenspanning niet is
bereikt, is de band niet te repareren met
de bandenreparatieset; neem contact
op met het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om u verder
te helpen.
Praktische informatie
1
1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
329
DS5_nl_Chap11c_SMEGplus_ed01-2015
Niveau 1Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen
Internet
Secundaire pagina Bluetooth
Verbinding Zoeken
Het zoeken naar een te verbinden extern
apparaat starten.
Verbinden /
Loskoppelen De Bluetooth-verbinding van een geselecteerd
extern apparaat tot stand brengen of beëindigen.
Bijwerken De contacten van de geselecteerde telefoon
importeren om ze op te slaan in de autoradio.
Verwijderen De geselecteerde telefoon verwijderen.
Bevestigen De instellingen opslaan.
Internet
Secundaire pagina Internetsnelheid Reset
De teller van het gegevensverbruik resetten en
vervolgens bevestigen.
Bevestigen
Internet
Secundaire pagina Wifi- verbinding Alle
Alle wifi-netwerken weergeven.
Beveiligd Beveiligde wifi-netwerken weergeven.
Opgeslagen Geselecteerd(e) wifi-netwerk(en) opslaan.
Toevoegen Een nieuw wifi-netwerk toevoegen.
Inschakelen /
Uitschakelen Een wifi-netwerk activeren of deactiveren.
Verbinden Een door het systeem gevonden wifi-netwerk
selecteren en hiermee verbinding maken.
Audio en telematica