Page 105 of 312

KOPLAMPENLICHTBUNDEL AFSTELLENEen goede afstelling van de koplampen is belangrijk voor het comfort
en de veiligheid van de bestuurder en alle overige weggebruikers.
Dit wordt bovendien geregeld door specifieke voorschriften van
de wegenverkeerswetgeving.
De koplampen moeten juist gericht zijn om de beste zichtcondities voor
uzelf en de anderen te garanderen, terwijl met ingeschakelde
koplampen wordt gereden. Raapleeg het Alfa Romeo Servicenetwerk
voor het controleren en eventueel afstellen.HOOGTEREGELING KOPLAMPENDe hoogteregeling werkt met de contactsleutel in de stand MAR en
ingeschakelde dimlichten.
Koplampverstelling
Druk op de
knoppen of
fig. 70. De ingestelde stand wordt op
de display getoond. fig. 71
Stand 0
een of twee personen op de voorstoelen.
Stand 1
4 personen.
Stand 2
4 personen + bagage in bagageruimte.
Stand 3
bestuurder + maximum toegestane lading volledig in de
bagageruimte.
BELANGRIJK Controleer de afstelling van de koplampen telkens als het
gewicht van de vervoerde lading verandert.BELANGRIJK Als de auto is uitgerust met Bixenon koplampen, wordt
de hoogte elektronisch geregeld, en derhalve zijn de
en
knoppen niet aanwezig.fig. 70
A0J0026
fig. 71 - Versies met Start&Stop systeem
A0J0277
101WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 106 of 312

MISTLAMPEN AFSTELLEN(voor bepaalde versies/markten)
Raapleeg het Alfa Romeo Servicenetwerk voor het controleren en
eventueel afstellen.KOPLAMPAFSTELLING IN HET
BUITENLANDDe dimlichten zijn afgesteld voor gebruik in het land waar de auto
oorspronkelijk is gekocht. Als gereden wordt in landen waar op de
andere weghelft wordt gereden, moeten, om verblinding van
tegenliggers te voorkomen, delen van de koplamp worden afgedekt
overeenkomstig de wegenverkeerswetgeving van het betreffende land.
ABSHet ABS is geïntegreerd in het remsysteem en voorkomt dat de wielen
tijdens het remmen blokkeren, ongeacht de conditie van het wegdek en
de druk die op het pedaal wordt uitgeoefend. Het ABS verhindert zo
dat één of meerdere wielen doorslippen. Daardoor blijft de auto
bestuurbaar, zelfs bij noodstops.
Het geheel wordt aangevuld met het EBD-systeem (Electronic Braking
Force Distribution) dat zorgt voor de verdeling van de remkracht tussen
de voor- en de achterwielen.
BELANGRIJK Een inrijperiode van circa 500 km is vereist om het beste
uit het remsysteem te halen: vermijd tijdens deze periode bruusk,
herhaaldelijk of langdurig remmen.INSCHAKELING VAN HET SYSTEEMDe bestuurder kan merken wanneer het ABS wordt ingeschakeld
doordat een trilling aan het rempedaal voelbaar is en het systeem
ietwat meer geluid maakt: dit geeft aan dat de snelheid moet worden
aangepast aan het type wegdek waarop wordt gereden.
102WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 107 of 312

MECHANICAL BRAKE ASSIST
(remassistent bij noodstop)(voor bepaalde versies/markten)
Dit systeem, dat niet uitgeschakeld kan worden, herkent eventuele
noodstops (in functie van de snelheid waarmee het rempedaal wordt
ingetrapt). Hierdoor kan het remsysteem sneller en krachtiger
ingrijpen.
BELANGRIJK Bij het ingrijpen van de Mechanical Brake Assist kan
geluid hoorbaar zijn. Dit is een normaal verschijnsel . Houd in elk
geval het rempedaal goed ingetrapt.
Als het ABS-systeem ingrijpt, dan is de grip van de
banden op het wegdek beperkt. Verlaag en pas de
snelheid aan in functie van de beschikbare grip.Het ABS benut zoveel mogelijk de beschikbare grip
maar kan hem niet verhogen. Rijd dus altijd
voorzichtig op gladde weggedeelten en neem geen
onnodige risico’s.Wanneer het ABS wordt ingeschakeld, is een trilling
aan het rempedaal voelbaar. Verlaag de remdruk niet
en houd het rempedaal goed ingetrapt; zo zorgt het
systeem voor de kortste remweg in functie van de conditie van
het wegdek.
VDC-SYSTEEM
(Vehicle Dynamics Control-
Dynamische controle auto)Dit elektronische systeem waakt over de stabiliteit van de auto als de
wielen hun grip verliezen, waardoor de richtingsstabiliteit van auto
beter is.
Het systeem herkent potentieel gevaarlijke situaties voor de stabiliteit
van de auto en grijpt automatisch en op gedifferentieerde manier in op
de remmen van de vier wielen door een stabiliserend koppel te
leveren.
Het VDC omvat de volgende systemen:
❒Hill Holder
❒ASR
❒Brake Assist
❒MSR
❒CBC
❒“ELECTRONIC Q2” (“E-Q2”)
❒DST
103WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 108 of 312

ACTIVATIE SYSTEEMHet VDC systeem schakelt automatisch in bij het starten van de motor
en kan niet worden uitgeschakeld.INSCHAKELING VAN HET SYSTEEMAls het systeem wordt ingeschakeld, gaat het lampje
op het
instrumentenpaneel knipperen, om de bestuurder te waarschuwen dat
de stabiliteit en de grip van de auto erg beperkt is.
HILL HOLDERDit systeem is een onderdeel van het VDC systeem en helpt de
bestuurder bij het wegrijden op een helling.
Het Hill Holder systeem wordt in de volgende gevallen automatisch
geactiveerd:
❒op een helling: als het voertuig stilstaat op een afdalende weg van
meer dan 5% met draaiende motor, ingetrapte rempedaal en de
versnellingsbak in de vrijstand of met ingeschakelde versnelling
(andere dan achteruit);
❒op een afdaling: als het voertuig stilstaat op een afdalende weg van
meer dan 5% met draaiende motor, ingetrapte rempedaal en de
versnellingsbak in de achteruit geschakeld.Tijdens het wegrijden houdt de regeleenheid van het VDC-systeem de
wielen geremd, totdat het nodige motorkoppel is bereikt om te kunnen
wegrijden, in ieder geval maximum 2 seconden, zodat de bestuurder
de rechtervoet zonder problemen van het rempedaal naar het
gaspedaal kan verplaatsen.
Als na deze tijd niet is weggereden, wordt het systeem automatisch
uitgeschakeld en wordt de remdruk progressief gereduceerd. Tijdens
deze fase kan een geluid hoorbaar zijn. Dit geluid wijst erop dat
het voertuig weldra in beweging zal komen.
BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem is geen handrem. Verlaat
daarom nooit de auto zonder eerst de handrem te hebben
aangetrokken, de motor te hebben afgezet en de eerste versnelling te
hebben ingeschakeld.
104WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 109 of 312

ASR SYSTEEM (AntiSlip Regulation)Dit is een onderdeel van het VDC-systeem. Het grijpt automatisch in als
één of beide tractiewielen op natte wegen slippen, grip verliezen
(aquaplaning) en bij het optrekken op glad, besneeuwd of met ijzel
bedekt wegdek, enz.
Naargelang de oorzaak van het doorslippen kunnen twee
verschillende regelsystemen worden geactiveerd:
❒als beide tractiewielen doorslippen, reduceert het ASR-systeem het
motorvermogen;
❒als slechts één tractiewiel doorslipt, blokkeert het ASR-systeem
automatisch het dooslippende wiel.
Voor een goede werking van de VDC- en ASR-
systemen is het van groot belang de banden van alle
wielen van hetzelfde type, merk en maat zijn en dat ze
in perfecte conditie zijn.Het VDC blijft ook ingeschakeld wanneer met het
reservewiel wordt gereden. Houd steeds rekening met
het feit dat het ruimtebesparend reservewiel kleiner
is dan een normale band waardoor de grip lager is.Neem nooit onnodige en onverantwoorde risico's, ook
al is het voertuig voorzien van het VDC- en ASR-
systeem. Pas het rijgedrag steeds aan in functie van de
conditie van het wegdek, het zicht en het verkeer. De bestuurder
is altijd verantwoordelijkheid voor de verkeersveiligheid.
BRAKE ASSIST(remassistent bij noodstop)
Dit systeem, dat niet uitgeschakeld kan worden, herkent eventuele
noodstops (in functie van de snelheid waarmee het rempedaal wordt
ingetrapt). Hierdoor kan het remsysteem sneller en krachtiger
ingrijpen. Het Brake Assist systeem wordt uitgeschakeld in geval van
storing in het VDC-systeem.MSR(Motor Schleppmoment Regelung)
Dit systeem is een onderdeel van het ABS systeem dat het motorkoppel
regelt bij bruusk terugschakelen, om overmatige vertraging van de
tractiewielen te voorkomen. Dit is vooral van nut op wegdekken met
gebrekkige grip, waardoor de auto niet meer stabiel blijft.
105WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 110 of 312

CBC SYSTEM
(Cornering Brake Control)Deze functie verhoogt de stabiliteit van het voertuig tijdens remmen in
bochten wanneer het ABS ingrijpt door de verdeling van de remdruk
over de vier wielen te vergroten (om de beschikbare grip volledig
te benutten). Dit zorgt voor een kortere remafstand en vooral meer
stabiliteit bij het nemen van bochten.“ELECTRONIC Q2” (“E-Q2”)Het “Electronic Q2” systeem werkt in op het remsysteem, dat als een
soort sperdifferentieel fungeert.
Het remsysteem voor werkt bij acceleratie in bochten nauwkeurig in op
het binnenwiel door de aandrijving van het buitenwiel te vergroten
(dus meer te belasten) en door te zorgen voor een dynamische en
continue koppelverdeling tussen de voorwielen naargelang de
rijomstandigheden en het wegdek.
Samen met de MacPherson voorwielophanging zorgt dit systeem voor
een bijzonder doeltreffend en sportief rijgevoel.
DST SYSTEEM
(Dynamic Steering Torque)Deze functie omvat Dual pinion stuurbekrachtiging in de werking van
de VDC. Bij bijzondere manoeuvres regelt de VDC de sturing door een
stuurkoppel te genereren om de bestuurder zo goed mogelijk bij te
staan.
Het systeem werkt op gecoördineerde wijze in op de remmen en de
sturing om de wielophanging en het veiligheidsniveau van de auto in
zijn geheel te verbeteren. De sturing zorgt voor grotere overgedragen
koppel het stuurwiel.
106WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 111 of 312

“Alfa DNA”-SYSTEEM
(Dynamische controle van de
auto)Dit systeem wordt bediend met de hendel A fig. 72 (op de
tunnelconsole) waarmee drie verschillende rijmodussen naargelang de
rijstijl en wegcondities kunnen worden gekozen:
❒d = Dynamic (sportieve rijmodus);
❒n = Natural (rijmodus voor normale omstandigheden);
❒a = All Weather (rijmodus bij condities met gebrekkige grip, zoals
regen en sneeuw).
Het systeem grijpt ook in op de dynamische controle van de auto
(motor, sturing, VDC-systeem, instrumentenpaneel).RIJMODUSSENDe hendel A beschikt over een stabiele stand. Met andere woorden, de
hendel blijft altijd in de middelste stand.De gekozen rijmodus wordt aangegeven met een brandende led op
het paneel en wordt op het herconfigureerbaar multifunctioneel display
as volgt aangegeven:
❒Dynamische modusfig. 73 (displayweergave beschikbaar
voor bepaalde versies/markten)
❒All Weather Modusfig. 74
“Natural”
Wanneer de modus “Natural” is gekozen, worden er geen meldingen
en symbolen op de display weergegeven.
VDC en ASR:
de interventiedrempels zijn ingesteld voor comfort
onder normale gebruiksomstandigheden.
Stuurwielafstelling:
de functies zijn ingesteld voor comfort onder
normale gebruiksomstandigheden.
DST:
standaard remregeling gecombineerd met ABS/VDC-
regeleenheid. Standaard regeling van zijacceleratie. Oversteer
compensation: met een lichte impuls op het stuurwiel wordt
fig. 72
A0J0090
fig. 73
A0J0227
107WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
gesuggereerd om een juiste manoeuvre uit te voeren.
Page 112 of 312

Motor:
standaard respons
INSCHAKELING/UITSCHAKELING
“Dynamic” MODUSInschakeling
Breng de hendel A fig. 72 omhoog (nabij de letter “d”) en houd hem
in deze stand gedurende 0,5 seconden tot de betreffende leds branden
of tot het woord “Dynamic” op de display verschijnt (zie fig. 75).
Nog het loslaten keert de hendel A terug naar de middelste stand.VDC en ASR:interventiedrempels voor een aangenamere, sportievere rijstijl, waarbij
stabiliteit bij controleverlies wordt verzekerd. Verhoogt de tractie bij
acceleratie in bochten.Stuurwielafstelling:
sportmodus functie.
DST:
standaard remregeling gecombineerd met ABS/VDC-
regeleenheid. Standaard regeling van zijacceleratie.
Compenseert overstuur afhankelijk van de VDC/ASR
interventiedrempels: met een lichte impuls op het stuurwiel wordt
gesuggereerd om een juiste manoeuvre uit te voeren.
Motor:
snellere respons + Overboost voor maximalisatie van het
koppelniveau (voor bepaalde versies/markten).
Bij de 1.4 Turbo MultiAirversies maakt de motorregeleenheid het, als
de bedrijfsmodus “Dynamic” gekozen wordt, die de turbofunctie
van de turbocompressor activeert (overboost): afhankelijk van de stand
van het gaspedaal en gedurende beperkte tijd, het systeem mogelijk
om maximale drukniveaus te genereren binnenin de turbocompressor
en het motorkoppel kan hogere waarden bereiken dan normaal.
Deze functie is met name handig wanneer maximale prestaties
gevraagd worden voor een korte tijd (bijv. bij het inhalen).
fig. 74
A0J0290
fig. 75
A0J1510
108WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BELANGRIJK Tijdens het accelereren, wanneer de “Dynamic” functie
gebruikt wordt, kan het stuur enigszins trillen, wat typisch is voor
een sportieve instelling.