Page 65 of 312

SNEL ONTWASEMEN/ONTDOOIEN
VAN DE VOORRUIT EN DE VOORSTE
ZIJRUITENDe klimaatregeling is erg handig om snel te kunnen ontwasemen. Zet
de bedieningsknoppen in de standen zoals voorheen beschreven
en zet de klimaatregeling aan door op de knop E te drukken.
Ga als volgt te werk:
❒draai de knop A naar het rode gebied;
❒draai knop B naar 4
(maximum ventilatorsnelheid).
❒draai de knop C naar;
❒druk op de knop D om de interne luchtrecirculatie uit te schakelen
(led op de knop uit).
Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan een stand worden gekozen om
de verlangde comfortsituatie te behouden.
Ruiten ontwasemen
De klimaatregeling is erg nuttig om het beslaan van de ruiten te
voorkomen bij grote luchtvochtigheid.
Wanneer het buiten uiterst vochtig is en/of bij regen en/of bij grote
verschillen tussen de interieur- en de buitentemperatuur, is de volgende
procedure aanbevolen om te voorkomen dat de ruiten beslaan:
❒draai de knop A naar het rode gebied;
❒druk op de knop D om de interne luchtrecirculatie uit te schakelen
(led op de knop uit);
❒zet de draaiknop C opmet de mogelijkheid om hem op stand
te zetten als de ruiten niet worden ontwasemd;
❒zet de draaiknop B op de 2
eventilatorsnelheid.
ACHTERRUITVERWARMING/
RUITONTWASEMINGDruk op toets F (
) om de functie in/uit te schakelen. De functie
wordt na ongeveer 20 minuten automatisch uitgeschakeld.
Voor bepaalde versies/markten, druk op de
knop om het
ontwasemen/ontdooien van de buitenspiegels, verwarmde voorruit
(voor bepaalde versies/markten) en verwarmde sproeiers (voor
bepaalde versies/markten) in te schakelen.
BELANGRIJK Plak geen stickers op de elektrische weerstandsdraden
aan de binnenzijde van de achterruit, om beschadiging en mogelijk
defect ervan te voorkomen.
INTERNE LUCHTRECIRCULATIEDruk op de knop D (
). Men adviseert de interne luchtrecirculatie
in te schakelen in de file of in tunnels, om te voorkomen dat vervuilde
lucht in het interieur komt.
Gebruik de functie niet langdurig, vooral als er meerdere passagiers
aan boord zijn, om beslagen ruiten te voorkomen.
BELANGRIJK Met de interne luchtrecirculatie kan de gewenste toestand
(verwarming of koeling, afhankelijk van de keuze) sneller bereikt
worden. Het wordt echter afgeraden de luchtrecirculatie in te schakelen
op regenachtige of koude dagen om beslagen ruiten te voorkomen.
ONDERHOUD VAN HET SYSTEEMSchakel in de winter de airconditioning minstens eens per maand circa
10 minuten in.
Laat vóór het begin van het zomerseizoen het systeem controleren
door het Alfa Romeo Servicenetwerk.
61WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 66 of 312
AUTOMATISCHE DUAL-ZONE
KLIMAATREGELING(voor bepaalde versies/markten)BEDIENINGSELEMENTENA - inschakelingsknop MONO-functie bestuurders-/passagierszijde
(uitlijning ingestelde temperaturen);
B - aan/uit knop compressor klimaatregeling;
C - aan/uit knop interne luchtcirculatie;
D - display;
E - knop klimaatregeling uit;
F - inschakelingsknop MAX-DEF-functie (snel ontdooien/ontwasemen
ruiten voor);G - aan/uit knop achterruitverwarming;
H - inschakelingsknop AUTO-functie (automatische werking) en
regelknop temperatuur passagierszijde;
I - keuzeknop luchtverdeling passagierszijde;
L - ventilatorsnelheid verhogen/verlagen;
M - keuzeknop luchtverdeling bestuurderszijde;
N - inschakelingsknop AUTO-functie (automatische werking) en
regelknop temperatuur bestuurderszijde.fig. 32
A0J0037
62
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 67 of 312

BESCHRIJVINGDe automatische dual-zone klimaatregeling zorgt voor een aparte
temperatuur-/luchtverdelingsregeling in twee zones: bestuurderszijde
en passagierszijde.
Het systeem houdt het comfortniveau in het interieur constant en
compenseert alle variaties in externe omstandigheden, met inbegrip
van zonnestraling die gedetecteerd wordt door een speciale sensor.
De automatisch gecontroleerde parameters en functies zijn:
❒luchttemperatuur uit de luchtroosters aan bestuurderszijde/
passagierszijde voor;
❒luchtverdeling naar de luchtroosters aan bestuurderszijde/
passagierszijde voor;
❒ventilatorsnelheid (traploze regeling van de luchtstroom);
❒inschakeling van de compressor (voor koelen/ontvochtigen van de
lucht);
❒luchtrecirculatie.
Al deze functies kunnen handmatig worden versteld door het systeem
te gebruiken en door een of meer functies te kiezen en de betreffende
parameters te wijzigen. Hierbij wordt echter de automatische regeling
van de functies die handmatig zijn gewijzigd uitgeschakeld: het
systeem grijpt alleen in om veiligheidsredenen.
De handmatige instellingen hebben altijd voorrang boven de
automatische instellingen en blijven opgeslagen tot de AUTO knop
wordt ingedrukt, behalve in de gevallen dat het systeem om
veiligheidsredenen ingrijpt.Als men handmatig een functie aanpast, blijven de andere functies
automatisch geregeld. De hoeveelheid lucht die in het interieur wordt
gevoerd houdt geen verband met de snelheid van de auto; deze wordt
elektronisch geregeld door de ventilator.
De luchttemperatuur in het interieur wordt altijd automatisch geregeld
op basis van de ingestelde temperatuur op de display (behalve
wanneer het systeem is uitgeschakeld of onder bepaalde
omstandigheden waarin de compressor is uitgeschakeld).
Het systeem biedt handmatige instelling van de volgende parameters
en functies:
❒luchttemperatuur aan bestuurderszijde/passagierszijde voor;
❒ventilatorsnelheid (traploze regeling);
❒luchtverdeling in 7 standen (bestuurder/passagier);
❒inschakelen van de compressor;
❒snel ontwasemen/ontdooien;
❒luchtrecirculatie;
❒achterruitverwarming;
❒uitschakeling van het systeem.
63WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 68 of 312

INSCHAKELING VAN DE
KLIMAATREGELINGHet systeem kan op verschillende manieren ingeschakeld worden: het
verdient echter aanbeveling om op een van de AUTO-knoppen te
drukken en de draaiknop te gebruiken om de gewenste temperatuur in
te stellen.
Er kunnen verschillende temperaturen ingesteld worden voor de
bestuurder en passagier, met een maximmaal verschil van 7°C.
Op die manier wordt de temperatuur, de hoeveelheid en de verdeling
van de lucht in het interieur volledig automatisch door het systeem
geregeld. Het systeem regelt ook de luchtrecirculatie en de inschakeling
van de aircocompressor.
Tijdens volledig automatische werking is het alleen mogelijk handmatig
in te grijpen op de volgende functies:
❒MONO, om de aan passagierszijde ingestelde temperatuur en
luchtverdeling uit te lijnen met die aan bestuurderszijde;
❒
luchtrecirculatie (waarbij de functie altijd in- of uitgeschakeld
wordt gehouden;
❒om de ontwaseming/ontdooiing van de ruiten voor, de
achterruit en de buitenspiegels te versnellen;
❒Om de achterruit en buitenspiegels te ontwasemen/ontdooien.
Tijdens de automatische werking van het systeem, kan men op elk
ogenblik de ingestelde temperatuur, de luchtdistributie en de
ventilatorsnelheid wijzigen d.m.v. de betreffende knoppen: het systeem
past automatisch de eigen instellingen aan aan de nieuwe instellingen.
Op die manier regelt het klimaatregelsysteem alle functies automatisch,
uitgezonderd de functies die handmatig werden versteld. De
ventilatorsnelheid is gelijk voor alle zones in de passagiersruimte.
REGELING LUCHTTEMPERATUURDraai de knop N of H naar rechts of naar links om de
luchttemperatuur te regelen: knop N voor de zone linksvoor, knop H
voor de zone rechtsvoor in het interieur. De ingestelde temperaturen
worden op het display weergegeven.
Druk nogmaals op de MONO-knop om de luchttemperatuur van de
twee zones met elkaar in overeenstemming te brengen: om dezelfde
temperatuur in te stellen, aan knop N draaien.
Om terug te keren naar gescheiden regeling van de temperatuur en
luchtverdeling tussen beide zones, aan knop N of H draaien of
nogmaals op de MONO-knop drukken (als de led op de knop brandt).
Draai de knoppen helemaal naar rechts of links om respectievelijk de
functie HI (maximaal verwarming) of LO (maximale koeling) in te
schakelen. Draai aan de knop om deze functies uit te schakelen en om
de gewenste temperatuur in te stellen.
64
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 69 of 312

REGELING LUCHTVERDELINGDoor op een van de knoppen (
/
/
) te drukken, kan
handmatig een van de 7 instellingen voor de luchtverdeling worden
gekozen:
Luchtstroom naar de uitstroomopeningen van de voorruit en de
voorste zijruiten om deze te ontwasemen of te ontdooien.Luchtstroom naar de uitstroomopeningen in het midden en aan
de zijkant van het dashboard om de borst en het gelaat tijdens
het warme seizoen te verkoelen.Luchtstroom naar de uitstroomopeningen voor de beenruimten
voor en achter. Deze luchtverdeling zorgt voor een snelle
verwarming van het interieur, waardoor onmiddellijk een
behaaglijk gevoel wordt verkregen.
Luchtstroomverdeling tussen uitstroomopeningen beenruimten
(hetere lucht) en roosters midden/zijkanten dashboard
(koelere lucht). Deze luchtdistributie is bijzonder nuttig in het
voor- en het najaar en op zonnige dagen.Luchtstroom verdeeld over uitstroomopeningen beenruimten
en uitstroomopeningen voor ontwasemen/ontdooien
voorruit/voorste zijruiten. Deze luchtverdeling zorgt voor een
snelle verwarming van het interieur en voorkomt dat de
ruiten beslaan.Luchtstroomverdeling tussen de uitstroomopeningen voor
ontwasemen/ontdooien voorruit en de luchtroosters in het
midden en aan de zijkant van het dashboard. Zo kan de
lucht op de voorruit worden gericht bij sterk zonlicht.
Luchtstroomverdeling naar alle roosters van de auto.
In de FULL AUTO-modus wordt de luchtverdeling automatisch door het
klimaatregelsysteem geregeld (de leds op de knoppen I en M zijn
uit). Bij handmatige bediening wordt de ingestelde luchtverdeling
aangegeven door de leds op de betreffende knoppen.In de gecombineerde werkingsmodus, worden de functies geactiveerd
samen met de functies die reeds bij het indrukken van de betreffende
knop actief zijn. Als een knop wordt ingedrukt waarvan de functie
reeds actief is, wordt de werking geannuleerd en gaat de betreffende
LED op de knop uit. Druk op de AUTO-knop om de automatische
regeling van de luchtverdeling na een handmatige instelling te
herstellen.
Als de bestuurder de luchtverdeling naar de vooruit omschakelt, wordt
de luchtverdeling aan passagierszijde ook naar de voorruit gericht.
De passagier kan nog wel een andere verdelingsmethode kiezen door
op de betreffende knoppen te drukken.
REGELING VENTILATORSNELHEIDDruk op knop L om de ventilatorsnelheid te verhogen/verlagen. De
snelheid wordt aangegeven door verlichte streepjes op het display:
❒maximum ventilatorsnelheid = alle streepjes branden
❒minimum ventilatorsnelheid = één streepje brandt.
De ventilator kan alleen uitgeschakeld worden als de compressor van
de klimaatregeling is uitgeschakeld door het indrukken van knop B.
BELANGRIJK Druk op de AUTO-knop om de automatische werking
van de ventilatorsnelheid na een handmatige instelling te herstellen.
65WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 70 of 312

AUTO-KNOPPENDruk op de AUTO-knoppen om het systeem de hoeveelheid en
verdeling van de lucht, die in de respectievelijke zones van het
interieur geblazen wordt, automatisch te regelen; alle vorige
handmatige instellingen zullen geannuleerd worden (dit wordt
aangegeven met het opschrift FULL AUTO op het display).
Wanneer tijdens de volledige automatische werking de
luchtrecirculatie, luchtverdeling, ventilatorsnelheid handmatig
gewijzigd worden of de compressor wordt uitgeschakeld, dan
verdwijnt de melding FULL van het display. Hiermee wordt
aangegeven dat het systeem niet meer automatisch alle
bovengenoemde functies regelt (de luchttemperatuur blijft wel
automatisch geregeld).
BELANGRIJK Als het systeem niet langer in staat is om de gevraagde
temperatuur in de verschillende zones van het interieur te bereiken/
handhaven, gaat de ingestelde temperatuur knipperen en na ongeveer
1 minuut verdwijnt het opschrift AUTO.
Druk op de AUTO-knop om de automatische werking na een
handmatige instelling te herstellen.
MONO-KNOPDruk op de MONO-knop om de luchttemperatuur aan passagierszijde
in overeenstemming te brengen met die aan de bestuurderszijde. Op
deze manier is het ook mogelijk om de luchtverdeling tussen de twee
zones in te stellen door aan knop N te draaien.
Deze functie zorgt voor een eenvoudigere temperatuurregeling
wanneer de bestuurder de enige inzittende is.
Om terug te keren naar gescheiden regeling van de temperatuur en
luchtverdeling, aan knop H draaien om de temperatuur aan
passagierszijde in te stellen of op de MONO-knop drukken als de led
op de knop brandt.LUCHTRECIRCULATIEDe luchtrecirculatie kan op de volgende manieren worden uitgevoerd:
❒automatische inschakeling: druk op een van de AUTO-knoppen.
Inschakeling wordt aangegeven door het verschijnen van het
opschrift AUTO op het display;
❒override aan (interne recirculatie altijd ingeschakeld); aangegeven
door de led op de knop G en het
symbool op het display;
❒override uit (interne recirculatie altijd uitgeschakeld met luchttoevoer
van buitenaf); aangegeven door het doven van de led op knop C en
het verdwijnen van het symboolvan het display. Geforceerde
in-/uitschakeling kan gekozen worden door knop C in te drukken.
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie kan de gewenste
comfortsituatie (verwarmen of koelen van het interieur) sneller worden
bereikt.
66
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 71 of 312

Het wordt echter afgeraden de luchtrecirculatie in te schakelen op
regenachtige of koude dagen om beslagen ruiten te voorkomen (vooral
als het klinaatregelsysteem is uitgeschakeld).
Bij lage buitentemperaturen wordt de recirculatie geforceerd uitgezet
(lucht wordt van buitenaf aangezogen) om te voorkomen dat de ruiten
beslaan. Bij automatische werking wordt de luchtrecirculatie
automatisch door het systeem geregeld naargelang de externe
weersomstandigheden.
Als handmatige recirculatieregeling is ingesteld, verdwijnt het opschrift
FULL van het display en verdwijnt AUTO uit het pictogram.
Het wordt afgeraden de interne luchtcirculatie in te
schakelen bij lage buitentemperaturen, aangezien de
ruiten sneller kunnen beslaan.
AIRCOCOMPRESSORDruk op knop B om de compressor in/uit te schakelen.. De
uitschakeling van de compressor blijft in het geheugen opgeslagen,
ook na het afzetten van de motor.
Wanneer de compressor wordt uitgeschakeld, wordt de luchtcirculatie
uitgeschakeld om te voorkomen dat de ruiten beslaan. In dat geval
verdwijnt, ook wanneer het systeem de gewenste temperatuur kan
handhaven, het opschrift FULL toch van het display.
Als het systeem daarentegen niet in staat is om de gewenste
temperatuur te handhaven, gaan de temperatuurindicaties knipperen
en het opschrift AUTO verdwijnt.
Druk, om de automatische regeling voor inschakeling van de
compressor weer in te schakelen, nogmaals op knop B of op de
AUTO-knop.
Bij uitgeschakelde compressor:
❒als de buitentemperatuur hoger is dan wat is ingesteld voor het
interieur, dan kan het systeem niet aan de gewenste instelling
voldoen. Dit wordt aangegeven door het, gedurende enkele
seconden, knipperen van de temperatuurwaarde op het display;
❒kan de ventilatorsnelheid handmatig gereset worden.
Bij ingeschakelde compressor en met draaiende motor, kan de
ventilatiesnelheid niet lager zijn dan een streepje op het display.
BELANGRIJK Bij uitgeschakelde aircocompressor, kan er geen lucht in
het interieur worden gevoerd met een lagere temperatuur dan de
buitenlucht. Verder kunnen de ruiten in sommige omstandigheden zeer
snel beslaan omdat de lucht niet ontvochtigd kan worden.
67WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 72 of 312

SNEL ONTWASEMEN/ONTDOOIEN
VAN DE VOORRUIT (MAX-DEF functie)Druk op knop F om ontwaseming/ontdooiing van de voor- en zijruit in
te schakelen. Het klimaatregelingsysteem regelt de volgende functies:
❒compressor aan (als de weersomstandigheden geschikt zijn);
❒luchtrecirculatie uit;
❒maximum luchttemperatuur (HI) in beide zones;
❒aanpassing van de ventilatorsnelheid aan de
koelvloeistoftemperatuur;
❒luchtstroomverdeling naar de voorruit en de voorste zijruiten;
❒achterruitverwarming aan.
BELANGRIJK De MAX-DEF functie blijft ongeveer 3 minuten
ingeschakeld vanaf het ogenblik waarop de koelvloeistoftemperatuur
warm genoeg is om de ruiten snel te kunnen ontwasemen.
Als de functie ingeschakeld is, verdwijnt het opschrift FULL AUTO van
het display. Wanneer de functie is ingeschakeld, kunnen alleen de
ventilatorsnelheid en het uitschakelen van de achterruitverwarming
handmatig worden geregeld.
Druk op de knoppen B, C, F of AUTO om de MAX-DEF-functie uit te
schakelen en de instellingen te herstellen die aanwezig waren voordat
de functie werd ingeschakeld.
ACHTERRUITVERWARMING/
RUITONTWASEMINGDruk op de
knop om het ontwasemen/ontdooien van de achterruit
in te schakelen. Deze functie wordt na ongeveer 20 minuten
automatisch uitgeschakeld of bij het uitzetten van de motor. De functie
wordt niet automatisch ingeschakeld wanneer de motor weer wordt
gestart.
Voor bepaalde versies/markten, druk op de
knop om het
ontwasemen/ontdooien van de buitenspiegels, verwarmde voorruit
(voor bepaalde versies/markten) en verwarmde sproeiers (voor
bepaalde versies/markten) in te schakelen.
BELANGRIJK Plak geen stickers op de elektrische weerstandsdraden
aan de binnenzijde van de achterruit, om beschadiging en mogelijk
defect ervan te voorkomen.
68
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER