Page 49 of 312

Hier volgt een overzicht van alle functies die met de sleutel (met en zonder afstandsbediening) kunnen worden ingeschakeld:Type sleutelPortieren
ontgrendelenDe portieren
vergrendelen
van buitenafSafe Lock
inschakelen
(*)
Achterklep
ontgrendelenRuiten openen
(*)
Ruiten sluiten
(*)
Sleutel zonder
afstandsbediening/Draai de sleutel
linksom (bestuur-
derszijde)Draai de sleutel
rechtsom (bestuur-
derszijde)----
Sleutel met
afstandsbedieningKort drukken op
de
knopKort drukken op
de
knopTwee maal druk-
ken op de
knopKort drukken op
de
knopLang drukken
(langer dan 2 sec-
onden) op de
knopLang drukken
(langer dan 2 sec-
onden) op de
knop
Richtingaanwijzers
knipperen (alleen
met sleutel met
afstandsbedien-
ing)2 maal knipperen 1 maal knipperen 3 maal knipperen 2 maal knipperen 2 maal knipperen 1 maal knipperen
Bewakingsled Uitschakelen3 seconden con-
tinu branden,
gevolgd door het
knipperen van het
bewakingslampje2 maal knipperen,
gevolgd door het
knipperen van het
bewakingslampjeKnipperen van het
bewakingslampjeUitschakelenKnipperen van het
bewakingslampje
(*)Voor bepaalde versies/markten.BELANGRIJK Het openen van de ruiten is een gevolg van de bediening voor portierontgrendeling; het sluiten van de ruiten is een gevolg van de
bediening voor portiervergrendeling.
45WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
bediening Sleutelmetafstands
Page 50 of 312

DIEFSTALALARM(voor bepaalde versies/markten)INSCHAKELINGHet alarm gaat onder de volgende omstandigheden af:
❒wanneer een van de portieren, de laadruimte of de motorkap
ongeoorloofd wordt geopend (omtrekbeveiliging);
❒verkeerde bediening van het contactslot (contactsleutel in de stand
MAR);
❒bij het loskoppelen van de accukabels;
❒beweging in de inzittendenruimte (volumetrische beveiliging);
❒abnormaal optillen/kantelen van de auto (voor bepaalde
versies/markten).
De inschakeling van het alarm wordt aangegeven door een akoestisch
en een visueel signaal (het knipperen van de richtingaanwijzers
gedurende enkele seconden). De inschakelwijzen van het alarm
kunnen variëren naargelang de markt. Er is een maximum aantal cycli
voorzien voor de geluidssignalen en de alarmknipperlichten. Na
verloop van dit aantal cycli, zal het bewakingssysteem weer normaal
functioneren.
BELANGRIJK De startblokkering wordt verzekerd door de Alfa Romeo
CODE die deze functie automatisch inschakelt wanneer de sleutel uit
het contactslot wordt genomen.
BELANGRIJK De werking van het diefstalalarm is marktgebonden en
kan dus per land verschillen.
INSCHAKELING VAN HET ALARMDruk bij gesloten portieren, laadruimte en motorkap en met de sleutel
in de stand STOP of verwijderd, op de knop
van de
afstandsbediening terwijl u de afstandsbediening in de richting van het
voertuig houdt. Afgezien van sommige marktuitvoeringen, wordt een
geluidssignaal voortgebracht en worden de portieren vergrendeld.
Voordat het alarm wordt ingeschakeld, wordt een zelfdiagnose
uitgevoerd: als een storing wordt gevonden, dan weerklinkt nogmaals
een geluidssignaal en/of gaat de led op het dashboard branden.
Als na inschakeling van het alarm een tweede geluidssignaal
weerklinkt en/of de led op het dashboard gaat branden, wacht dan
ongeveer 4 seconden en zet het alarm uit door te drukken op de
knop, controleer of alle portieren, de motorkap en de bagageruimte
correct vergrendeld zijn en schakel het systeem opnieuw in door te
drukken op de
knop.
Wanneer zelfs bij goed gesloten portieren, motorkap en laadruimte
het geluidssignaal weerklinkt, dan is er een storing in de werking van
het systeem gevonden. Raapleeg in zo'n geval het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
46
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 51 of 312

ZELF-INSCHAKELEND ALARM(voor bepaalde versies/markten)
Als het alarm niet ingeschakeld werd met behulp van de
afstandsbediening, als er ongeveer 30 seconden verstreken zijn nadat
de contactsleutel op STOP werd gedraaid en een deur of de achterklep
voor het laatst geopend en gesloten werd, wordt het alarm
automatisch ingeschakeld.
Dit wordt aangegeven door het knipperen van de led op knop A fig.
18 en de hiervoor beschreven aanwijzingen voor inschakeling.
Om het alarm uit te schakelen op de
toets met het op de
afstandsbediening drukken.
Het alarm wordt ook ingeschakeld als de deuren worden afgesloten
met de metalen baard van de sleutel in het slot van het
bestuurdersportier. Als het systeem zichzelf inschakelt, worden de
deuren niet afgesloten.
UITSCHAKELING VAN HET ALARMDruk op de
knop. De volgende handelingen worden verricht
(uitgezonderd enkele marktuitvoeringen):
❒de richtingaanwijzers knipperen twee maal kort;
❒er worden twee geluidssignalen voortgebracht;
❒de portieren worden ontgrendeld.
BELANGRIJK Wanneer de portieren met de metalen baard van de
sleutel centraal worden ontgrendeld, wordt het alarm niet
uitgeschakeld.
VOLUMETRISCHE BEVEILIGING EN
HELLINGSHOEKDETECTIEOm de juiste werking van deze beveiligingsfuncties te verzekeren, sluit
de zijruiten en het schuifdak compleet (voor bepaalde versies/
markten).
Om de functie uit te schakelen, op knop A fig. 18 drukken voordat het
alarm geactiveerd wordt. Wanneer de functie is uitgeschakeld, wordt
dit aangegeven door het, gedurende enkele seconden, knipperen
van de led op de knop.
Elke uitschakeling van de volumetrische beveiliging en de
hellingshoekdetectie moet worden herhaald telkens het
instrumentenpaneel wordt uitgeschakeld.
fig. 18
A0J0226
47WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 52 of 312

BUITEN WERKING STELLEN VAN HET
ALARMOm het diefstalalarm buiten werking te stellen (bijv. als het voertuig
lang niet wordt gebruikt), sluit het voertuig gewoon af door de metalen
baard van de sleutel met afstandsbediening in het slot te draaien.
BELANGRIJK Wanneer de batterijen van de sleutel met
afstandsbediening leeg zijn, of als er een storing in het alarmsysteem
is vastgesteld, dan kan het systeem buiten werking worden gesteld
door de sleutel in het contactslot te steken en hem in de stand MAR te
draaien.
CONTACTSLOTDe sleutel kan naar 3 standen worden gedraaid: fig. 19:
❒STOP: motor uit, sleutel kan verwijderd worden en stuur
geblokkeerd. Sommige elektrische apparaten (bijv. autoradio,
centrale portiervergrendeling, alarm enz.) kunnen blijven werken
❒MAR: rijstand. Alle elektrische apparaten/systemen kunnen werken;
❒AVV: motor starten.
Het contactslot is voorzien van een beveiliging: als de motor bij de
eerste poging niet aanslaat, moet de sleutel teruggedraaid worden
naar de stand STOP om opnieuw te kunnen starten.
Als er geknoeid is aan het contactslot (bijv. een poging
tot diefstal), dan moet men het laten controleren bij
het Alfa Romeo Servicenetwerk alvorens te gaan
rijden.
fig. 19
A0J0031
48
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 53 of 312

Verwijder altijd de sleutel uit het contactslot als de
auto wordt verlaten, om onverhoeds gebruik van de
bedieningselementen te voorkomen. Vergeet niet de
handrem aan te trekken. Schakel de 1
eversnelling in als de auto
op een helling omhoog staat geparkeerd en de
achteruitversnelling bij een helling omlaag. Laat nooit kinderen
zonder toezicht in de auto achter.
STUURSLOTInschakeling
Draai de sleutel naar de stand STOP, verwijder de sleutel en verdraai
het stuurwiel tot het vergrendelt.
Uitschakeling:
Draai het stuur iets heen en weer terwijl de contactsleutel naar de
stand MAR wordt gedraaid.
Demontage-/montagewerkzaamheden, waarvoor
wijzigingen in de stuurinrichting of de stuurkolom
vereist zijn (bv. bij montage van een
diefstalbeveiliging) zijn ten strengste verboden. Zulke
werkzaamheden kunnen de prestaties van het systeem, de
garantie en de veiligheid in gevaar brengen waardoor de auto
niet meer aan de typegoedkeuring voldoet.Verwijder de sleutel nooit terwijl de auto rijdt. Het
stuurwiel zal blokkeren zodra eraan gedraaid wordt.
Dit geldt ook voor auto's die gesleept worden.
49WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 54 of 312

STOELENVOORSTOELEN
De verstelling mag alleen bij stilstaande auto
gebeuren.
Verstelling in lengterichting
Trek hendel A fig. 20 omhoog en schuif de stoel naar voren of naar
achteren: in de rijstand moeten de armen op de rand van het stuurwiel
rusten.
Controleer na het loslaten van de hendel of de stoel
goed geblokkeerd is door hem naar voren en naar
achteren te schuiven. Als de stoel niet geblokkeerd is,
kan hij plotseling verschuiven met mogelijk controleverlies over
de auto tot gevolg.
Hoogteverstelling
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Verplaats hendel B fig. 20 naar boven of naar beneden tot de
gewenste hoogte is bereikt.
BELANGRIJK Deze verstelling is alleen mogelijk als men op de
bestuurdersstoel zit.
Rugleuningverstelling
Draai aan knop C fig. 20 tot de gewenste stand is bereikt.
Voor maximale bescherming moet de rugleuning
rechtop gezet worden, moet men goed tegen de
rugleuning aanzitten en moet de gordel goed
aansluiten op de borst en het bekken.
fig. 20
A0J0078
50
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 55 of 312
Afstelling lendensteun
(voor bepaalde versies/markten)
Draai aan knop D fig. 20 tot de gewenste stand is bereikt.
Neerklappen rugleuning
Trek voor toegang tot de achterste zitplaatsen de hendel E naar boven
fig. 20: de rugleuning zal naar voren komen en de zitting schuift
naar voren als u tegen de rugleuning duwt.
Als de rugleuning terug wordt gezet, zal de zitting naar zijn
oorspronkelijke plaats terugkeren.
Controleer altijd of de stoel stevig vergrendeld is op de
geleiders, door te proberen hem naar voren en naar
achteren te duwen.
Stoelverwarming
(voor bepaalde versies/markten)
druk, met de sleutel op MAR, op knop A of B fig. 21 om de functie uit
te schakelen.
Wanneer de functie ingeschakeld is, gaan de leds op de knoppen
branden.
fig. 21
A0J0253
51WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 56 of 312

SPORTCONFIGURATIE VOORSTOELEN(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Verstelling in lengterichting
Trek hendel A fig. 22 omhoog en schuif de stoel naar voren of naar
achteren: in de rijstand moeten de armen op de rand van het stuurwiel
rusten.
Rugleuningverstelling
Draai aan knop B fig. 22 tot de gewenste stand is bereikt.
Neerklappen rugleuning
Trek voor toegang tot de achterste zitplaatsen de hendel C naar boven
(deze zit achter de rugleuning) fig. 22. Laat de hendel los en schuif
de stoel, door op de rugleuning te duwen, naar voren.ACHTERBANKBij versies met sportconfiguratie voorstoelen, is de achterbank
leverbaar met een ondeelbare of deelbare achterbank voor slechts 2
personen.EASY ENTRYMet deze functie kan gemakkelijk toegang verkregen worden tot de
achterste zitplaatsen.
Voor toegang tot de achterste zitplaatsen, hendel E naar boven trekken
en de rugleuning van de stoel naar voren klappen: de zitting schuift
automatisch naar voren.Als de rugleuning in de normale stand wordt teruggezet, keert de
zitting naar zijn oorspronkelijke stand terug.
Als de rugleuning een obstakel tegenkomt wanneer hij neergeklapt
wordt (bijv. de knieën van de passagier op de achterbank), zal de
zitting stoppen, enkele centimeters naar voren bewegen en dan in die
stand stoppen.
fig. 22
A0J0163
52
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER