Page 57 of 288
HANDBEDIENDE
AIRCONDITIONINGBEDIENINGSELEMENTENA - Draaiknop regeling luchttemperatuur:
❒blauwe gebied = koude lucht
❒rode gebied = warme lucht
B - aan/uit knop klimaatregeling;
C - draaiknop inschakeling/regeling ventilatorsnelheid:
❒0 = ventilator uitgeschakeld
❒1-2-3-4-5-6 = ventilatorsnelheidD - aan/uit knop achterruitverwarming;
E - draaiknop voor de luchtverdeling:
❒diverse instellingen zijn mogelijk
❒snelle ontwaseming van voorruit en zijruiten
F - aan/uit knop luchtrecirculatiefig. 36
A0K0055
53WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 58 of 288

KLIMAATREGELING (koeling)Ga als volgt te werk om het interieur te koelen:
❒draai de knop A naar het blauwe gebied;
❒druk op de knop F om de luchtrecirculatie in te schakelen (ronde led
rond de knop aan);
❒draai de knop E naar
;
❒druk op de knop B om de klimaatregeling in te schakelen en zet de
knop C ten minste op 1 (1esnelheidstand); voor een hogere
ventilatorsnelheid, zet de knop C op 6 (maximum
ventilatorsnelheid).
Koelregeling
❒draai de knop A naar rechts om de temperatuur te verhogen;
❒druk op de knop F om de interne luchtrecirculatie uit te schakelen
(ronde led rond de knop uit);
❒verstel de draaiknop C om de ventilatorsnelheid te verlagen.
VERWARMING VAN HET INTERIEURGa als volgt te werk om het interieur snel te verwarmen:
❒draai de knop A naar het rode gebied;
❒druk op de knop F om de luchtrecirculatie in te schakelen;
❒draai de knop E naar
;
❒zet de draaiknop C op 6 (maximum ventilatorsnelheid).
Kies vervolgens een stand om de verlangde comfortsituatie te
behouden en druk op de knop F om de luchtrecirculatie uit te
schakelen (ronde led rond de knop uit) en om beslagen ruiten te
voorkomen.
BELANGRIJK Bij koude motor duurt het enkele minuten om een snelle
verwarming van het interieur te bekomen.
AUTOMATISCH ONTWASEMEN/
ONTDOOIEN (MAX-DEF functie)Deze functie zorgt voor het automatisch ontwasemen/ontdooien van
de: ruiten voor (voorruit en zijruiten), verwarmde sproeiers,
verwarmde buitenspiegels.
Om de functie in te schakelen, zet de draaiknop E op het teken
“Ontdooiing” die is aangegeven met
.
De handbediende klimaatregeling past zich automatisch aan de
volgende instellingen aan:
❒het teken ontdooiing
gaat oranje i.p.v. rood branden (om aan
te geven dat de functie is ingeschakeld);
❒de achterruitverwarming (en alle ontdooisystemen van de auto)
worden ingeschakeld. De ronde led rond de
knop gaat branden
om aan te geven dat de functie is ingeschakeld;
❒de luchtstroom wordt ingesteld op de maximumsnelheid (6);
❒de luchtcirculatie wordt geopend, indien eerder gesloten (de ronde
led rond de betreffende knop is uit);
❒het luchtmengsel wordt ingesteld op “maximum hitte”;
❒de extra verwarming (voor bepaalde versies/markten) wordt
ingeschakeld;
❒de compressor wordt ingeschakeld (de ronde led brandt wanneer de
AC-functie aan is).
54
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 59 of 288

Ruiten ontwasemen
De klimaatregeling is erg nuttig om het beslaan van de ruiten te
voorkomen bij grote luchtvochtigheid.
Wanneer het buiten uiterst vochtig is en/of bij regen en/of bij grote
verschillen tussen de interieur- en de buitentemperatuur, is de volgende
procedure aanbevolen om te voorkomen dat de ruiten beslaan:
❒draai de knop A naar het rode gebied;
❒druk op de knop F om de interne luchtrecirculatie uit te schakelen
(ronde led rond de knop uit);
❒zet de draaiknop E op
met de mogelijkheid om hem op stand
(B fig. 37) te zetten als de ruiten niet worden ontwasemd;
❒zet de draaiknop C op de 2
eventilatorsnelheid.
ACHTERRUITVERWARMING/
RUITONTWASEMINGDruk op toets D (
) om de functie in/uit te schakelen. De functie
wordt na ongeveer 20 minuten automatisch uitgeschakeld.
Voor bepaalde versies/markten, druk op de
knop om de
verwarmde buitenspiegels en de verwarming voor de sproeiers in te
schakelen (voor bepaalde versies/markten).
BELANGRIJK Plak geen stickers op de elektrische weerstandsdraden
aan de binnenzijde van de achterruit, om beschadiging en mogelijk
defect ervan te voorkomen.
INTERNE LUCHTRECIRCULATIEDruk op de knop F (
) om de led rond de knop aan te zetten.
Men adviseert de interne luchtrecirculatie in te schakelen in de file of in
tunnels, om te voorkomen dat vervuilde lucht in het interieur komt.
Gebruik de functie niet langdurig, vooral als er meerdere passagiers
aan boord zijn, om beslagen ruiten te voorkomen.
BELANGRIJK Met de interne luchtrecirculatie kan de gewenste toestand
(verwarming of koeling, afhankelijk van de keuze) sneller bereikt
worden. Het wordt echter afgeraden de luchtrecirculatie in te schakelen
op regenachtige of koude dagen om beslagen ruiten te voorkomen.
REGELING LUCHTVERDELINGGebruik de knop E fig. 36 om handmatig een van de
luchtverdelingsopties voor het interieur te selecteren:
Luchtstroom naar de uitstroomopeningen van de voorruit en de
voorste zijruiten om deze te ontwasemen of te ontdooien.Luchtstroom naar de uitstroomopeningen voor de beenruimten
voor en achter. Deze luchtverdeling zorgt voor een snelle
verwarming van het interieur.Luchtstroomverdeling tussen uitstroomopeningen voor en achter,
roosters midden/zijkanten dashboard, uitstroomopening achter,
uitstroomopeningen voor ontwasemen/ontdooien voorruit en
voorste zijruiten.Luchtstroomverdeling naar roosters midden/zijkanten dashboard
(lichaam passagier).
55WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 60 of 288

Er zijn nog 4 andere posities (zie onderstaande schema fig. 37):
(Positie A) Luchtstroomverdeling tussen roosters midden/zijkanten
dashboard, uitstroomopening achter en uitstroomopeningen
voor ontwasemen/ontdooien voorruit en voorste zijruiten. Deze
instelling van de verdeling biedt een doeltreffende ventilatie
van het interieur en voorkomt dat de ruiten beslaan.(Positie B) Luchtstroom verdeeld over uitstroomopeningen
beenruimten en uitstroomopeningen voor ontwasemen/ontdooien
voorruit/voorste zijruiten. Deze luchtverdeling zorgt voor een
snelle verwarming van het interieur en voorkomt dat de ruiten
beslaan.(Positie C) Luchtstroomverdeling tussen uitstroomopeningen
beenruimten (hetere lucht) en roosters midden/zijkanten
dashboard en achterste uitstroomopening (koelere lucht).(Positie D) Automatisch ontwasemen/ontdooien inschakelen (zie
beschrijving op de vorige pagina's).
START&STOPHandbediende airconditioning
Wanneer de Start&Stop-functie werkt (motor afgezet bij
voertuigsnelheid nul), behoudt het systeem de luchtstroom die door de
gebruiker is ingesteld.
Onder deze omstandigheden, kan het koelen en verwarmen van het
interieur niet worden verzekerd, doordat de compressor samen met de
koelvloeistofpomp wordt uitgeschakeld.
De Start&Stop-functie kan worden uitgeschakeld om de werking van
de regeleenheid van het klimaatregelsysteem te verbeteren door op de
betreffende knop op het dashboard te drukken.
OpmerkingSchakel in de winter de airconditioning minstens eens
per maand circa 10 minuten in. Laat vóór het begin van het
zomerseizoen het systeem controleren door het Alfa Romeo
Servicenetwerk.ONDERHOUDSchakel in de winter de airconditioning minstens eens per maand circa
10 minuten in.
Laat vóór het begin van het zomerseizoen het systeem controleren
door het Alfa Romeo Servicenetwerk.
fig. 37
A0K0183
56
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 61 of 288
AUTOMATISCHE DUAL-ZONE
KLIMAATREGELING(voor bepaalde versies/markten)BEDIENINGSELEMENTENA - draaiknop regeling luchttemperatuur;
B - aan/uit knop interne luchtrecirculatie;
C - aan/uit knop compressor van klimaatregeling;
D - aan/uit knop achterruitverwarming ;
E - aan/uit knop klimaatregeling;
F - draaiknop regeling ventilatorsnelheid;
G - LED-meter ventilatorsnelheid;
H - selectieknoppen voor handmatige luchtdistributie;I - aan/uit knop MAX-DEF functie (snel ontwasemen/ontdooien van de
ruiten voor), achterruitverwarming en verwarmde buitenspiegels
(voor bepaalde versies/markten);
L - draaiknop regeling luchttemperatuur passagierszijde;
M - Knop voor inschakeling MONO functie (uitlijnen van de ingestelde
temperaturen) bestuurderszijde/passagierszijde;
N - Knop voor inschakeling AUTO functie (automatische werking).fig. 38
A0K0056
57WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 62 of 288

BESCHRIJVINGDe automatische dual-zone klimaatregeling zorgt voor een aparte
temperatuurregeling in twee zones: bestuurderszijde en
passagierszijde.
Het systeem zorgt voor het behoud van het comfort en compenseert
eventuele schommelingen door de klimaatomstandigheden.
OpmerkingDe referentietemperatuur is 22°C voor een optimale
comfortregeling.
De automatisch gecontroleerde parameters en functies zijn:
❒luchttemperatuur uit de luchtroosters aan bestuurderszijde/
passagierszijde voor;
❒luchtverdeling naar de luchtroosters aan bestuurderszijde/
passagierszijde voor;
❒ventilatorsnelheid (traploze regeling van de luchtstroom);
❒inschakeling van de compressor (voor koelen/ontvochtigen van de
lucht);
❒luchtrecirculatie.
Al deze functies kunnen handmatig worden versteld door het systeem
te gebruiken en door een of meer functies te kiezen en de betreffende
parameters te wijzigen. Hierbij wordt echter de automatische regeling
van de functies die handmatig zijn gewijzigd uitgeschakeld: het
systeem grijpt alleen in om veiligheidsredenen.
De handmatige instellingen hebben altijd voorrang boven de
automatische instellingen en blijven opgeslagen tot de AUTO knop
wordt ingedrukt, behalve in de gevallen dat het systeem om
veiligheidsredenen ingrijpt.Als men handmatig een functie aanpast, blijven de andere functies
automatisch geregeld. De hoeveelheid lucht die in het interieur wordt
gevoerd houdt geen verband met de snelheid van de auto; deze wordt
elektronisch geregeld door de ventilator.
De luchttemperatuur in het interieur wordt altijd automatisch geregeld
op basis van de ingestelde temperatuur op de display (behalve
wanneer het systeem is uitgeschakeld of onder bepaalde
omstandigheden waarin de compressor is uitgeschakeld).
Het systeem biedt handmatige instelling van de volgende parameters
en functies:
❒luchttemperatuur aan bestuurderszijde/passagierszijde voor;
❒ventilatorsnelheid (traploze regeling);
❒luchtverdeling met 7 standen;
❒inschakelen van de compressor;
❒snel ontwasemen/ontdooien;
❒luchtrecirculatie;
❒achterruitverwarming;
❒uitschakeling van het systeem.
Het klimaatregelsysteem meet de luchttemperatuur in het
interieur via een sensor van de gemiddelde
stralingstemperatuur die achter de achteruitkijkspiegel is
gemonteerd; als de conus van deze sensor door een voorwerp is
verstopt, kan zijn dat het systeem niet goed werkt.
58
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 63 of 288

INSCHAKELING VAN DE
KLIMAATREGELINGHet systeem kan op verschillende manieren ingeschakeld worden: het
verdient echter aanbeveling op de AUTO-knop te drukken en de
draaiknop te gebruiken om de gewenste temperatuur in te stellen.
Op die manier wordt de temperatuur, de hoeveelheid en de verdeling
van de lucht in het interieur volledig automatisch door het systeem
geregeld. Het systeem regelt ook de luchtrecirculatie en de inschakeling
van de aircocompressor.
Tijdens de automatische werking van het systeem, kan men op elk
ogenblik de ingestelde temperatuur, de luchtdistributie en de
ventilatorsnelheid wijzigen d.m.v. de betreffende knoppen: het systeem
past automatisch de eigen instellingen aan aan de nieuwe instellingen.
Wanneer tijdens de automatische werking (AUTO) de luchtdistributie
en/of de luchtopbrengst gewijzigd worden en/of de inschakeling
van de compressor en/of de recirculatie, dan verdwijnt de melding
AUTO.
Wanneer tijdens de volledige automatische werking (FULL AUTO) de
luchtdistributie en/of de luchtopbrengst gewijzigd worden en/of
de inschakeling van de compressor en/of de recirculatie, dan
verdwijnt de melding FULL.
Op die manier regelt het klimaatregelsysteem alle functies automatisch,
uitgezonderd de functies die handmatig werden versteld. De
ventilatorsnelheid is gelijk voor alle zones in de passagiersruimte.REGELING LUCHTTEMPERATUURDraai de draaiknop A of L naar rechts of naar links om de
luchttemperatuur te regelen: A knop voor de zone linksvoor, L knop
voor zone rechtsvoor in het interieur. De ingestelde temperaturen
worden op de displays weergegeven.Druk op de MONO-knop om de luchttemperatuur aan beide zijden uit
te lijnen:
Gebruik de draaiknop L om terug te keren naar de gescheiden
regeling van de luchttemperatuur in de twee zones.
Draai de knoppen helemaal naar rechts of links om respectievelijk de
functie HI (maximaal verwarming) of LO (maximale koeling) in te
schakelen. Draai aan de knop om deze functies uit te schakelen en om
de gewenste temperatuur in te stellen.
REGELING LUCHTVERDELINGDoor op een van de knoppen (
/
/
) te drukken, kan
handmatig een van de 7 instellingen voor de luchtverdeling worden
gekozen:
Luchtstroom naar de uitstroomopeningen van de voorruit en de
voorste zijruiten om deze te ontwasemen of te ontdooien.Luchtstroom naar de uitstroomopeningen in het midden en aan
de zijkant van het dashboard om de borst en het gelaat tijdens
het warme seizoen te verkoelen.Luchtstroom naar de uitstroomopeningen voor de beenruimten
voor en achter. Deze luchtverdeling zorgt voor een snelle
verwarming van het interieur, waardoor onmiddellijk een
behaaglijk gevoel wordt verkregen.
Luchtstroomverdeling tussen uitstroomopeningen beenruimten
(hetere lucht) en roosters midden/zijkanten dashboard
(koelere lucht). Deze luchtdistributie is bijzonder nuttig in het
voor- en het najaar en op zonnige dagen.
59WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 64 of 288

Luchtstroom verdeeld over uitstroomopeningen beenruimten
en uitstroomopeningen voor ontwasemen/ontdooien
voorruit/voorste zijruiten. Deze luchtverdeling zorgt voor
een snelle verwarming van het interieur en voorkomt dat de
ruiten beslaan.Luchtstroomverdeling tussen de uitstroomopeningen voor
ontwasemen/ontdooien voorruit en de luchtroosters in het
midden en aan de zijkant van het dashboard. Zo kan de
lucht op de voorruit worden gericht bij sterk zonlicht.
Luchtstroomverdeling naar alle roosters van de auto.
In de AUTO-modus wordt de luchtverdeling automatisch door het
klimaatregelsysteem geregeld (de leds op de knoppen H zijn uit). Bij
handmatige bediening wordt de ingestelde luchtverdeling aangegeven
door de leds op de betreffende knoppen.
In de gecombineerde werkingsmodus, worden de functies geactiveerd
samen met de functies die reeds bij het indrukken van de betreffende
knop actief zijn. Als een knop wordt ingedrukt waarvan de functie
reeds actief is, wordt de werking geannuleerd en gaat de betreffende
LED op de knop uit. Druk op de AUTO-knop om de automatische
regeling van de luchtverdeling na een handmatige instelling te
herstellen.
REGELING VENTILATORSNELHEIDGebruik de draaiknop F om de ventilatorsnelheid te verhogen/
verlagen. De ventilatorsnelheid wordt aangegeven door de leds G op
de knop F.
❒maximum ventilatorsnelheid = alle leds branden;
❒minimum ventilatorsnelheid = één led brandt.
De ventilator kan alleen uitgeschakeld worden als de aircocompressor
is uitgeschakeld met behulp van de knop C.BELANGRIJK Druk op de AUTO-knop om de automatische werking
van de ventilatorsnelheid na een handmatige instelling te herstellen.
AUTO-KNOPDruk op de AUTO-knop (de led op de knop gaat branden) om de
automatische regeling van de volgende instellingen in beide zones in
te schakelen:
❒hoeveelheid en de verdeling van de lucht in het interieur;
❒aircocompressor;
❒luchtrecirculatie
❒alle vorige handmatige instellingen worden gewist.
Dit wordt aangegeven met een brandende led op de AUTO knop.
Wanneer tijdens de volledige automatische werking de
luchtrecirculatie, luchtdistributie, ventilatorsnelheid handmatig
gewijzigd worden of de compressor wordt uitgeschakeld, dan gaat de
led uit. Hiermee wordt aangegeven dat het systeem niet meer
automatisch alle voornoemde functies regelt.
BELANGRIJK Als het systeem de verlangde comfortsituatie in het
interieur niet meer kan garanderen, dan gaat de ingestelde
temperatuur enkele seconden op de display knipperen.
Druk op de AUTO-knop om de automatische werking na een
handmatige instelling te herstellen.MONO-KNOPDruk op de MONO-knop (led op de knop brandt) om de
luchttemperatuur aan passagierszijde uit te lijnen met die aan de
bestuurderszijde.
Deze functie zorgt voor een eenvoudigere temperatuurregeling
wanneer de bestuurder de enige inzittende is.
60
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER