WEGWIJS IN UW AUTO
DASHBOARDDe aanwezigheid en de plaats van de bedieningselementen, de instrumenten en de lampjes kunnen variëren afhankelijk van de verschillende
versies.1. Vaste uitstroomopeningen voor ontwaseming van de zijruiten 2. Verstelbare luchtstroomroosters 3. Bedieningshendel buitenverlichting
4. Instrumentenpaneel 5. Bedieningshendel ruitenwissers voor/achter en tripcomputer 6. Verstelbare luchtroosters boven 7. Display radio-
navigatiesysteem (voor bepaalde versies/markten) 8. Alarmknipperlichten 9. Frontairbag passagierszijde 10. Dashboardkastje 11. Verstelbare
uitstroomopeningen in het midden 12. Autoradio (voor bepaalde uitvoeringen/markten) 13. Bedieningsorganen voor verwarming/ventilatie/
klimaatregeling 14. Versnellingspook 15. "Alfa DNA"-systeem 16. Bedieningsknoppen: mistlichten voor/achter, Start&Stop-systeem (voor bepaalde
versies/markten), centrale portiervergrendeling, AFS zelfaanpassende lichten aan/uit (voor bepaalde versies/markten) 17. Contactslot 18. Frontairbag
bestuurderszijde 19. Cruise control-hendel (voor bepaalde uitvoeringen/markten) 20. Koplampverstelling (voor bepaalde versies/markten) en
knoppen voor toegang Setup menu.
fig. 1
A0K0074
3WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Druk kort op de SET/
knop om terug te keren naar het
menuscherm of druk langdurig op de knop om terug te keren naar het
standaardscherm zonder op te slaan.
Ga als volgt te werk om de instelling te annuleren:
❒druk kortstondig op de SET/
knop, op het display knippert
"On";
❒druk op de knop
: "Off" knippert op het display;
❒druk kort op de SET/knop om terug te keren naar het
menuscherm of druk langdurig op de knop om terug te keren naar
het standaardscherm zonder op te slaan.
Sensor koplampen (Gevoeligheid
schemersensor/automatische
inschakeling koplampen instellen)(voor bepaalde versies/markten)
Deze functie wordt gebruikt om de koplampen in of uit te schakelen in
functie van de sterkte van het buitenlicht.
De gevoeligheid van de schemersensor kan worden ingesteld op 3
niveaus (niveau 1 = minimum gevoeligheid, niveau 2 = matige
gevoeligheid, niveau 3 = maximum gevoeligheid).
Hoe hoger de gevoeligheid, des te minder buitenlicht er nodig is om
de buitenverlichting in te schakelen (bijv. bij een lichtgevoeligheid van
niveau 3 zullen de koplampen bij zonsondergang vroeger aangaan
dan bij de niveaus 1 en 2).
Ga als volgt te werk om de gewenste lichtgevoeligheid in te stellen:
❒druk op de SET/
knop, op het display verschijnt het eerder
ingestelde niveau;❒druk op de knop "
"of"
" om te kiezen;
❒druk kort op de SET/
knop om terug te keren naar het
menuscherm of druk langdurig op de knop om terug te keren naar
het standaardscherm zonder op te slaan.
Regensensor
(Afstelling gevoeligheid
regensensor)Met deze functie kan de gevoeligheid van de regensensor op 4
niveaus worden ingesteld.
Ga als volgt te werk om het gewenste gevoeligheidsniveau in te stellen:
❒druk kortstondig op de SET/
knop, op het display begint het
eerder ingestelde gevoeligheidsniveau te knipperen;
❒druk op de knop "
"of"
" om de instelling uit te
voeren;
❒druk kort op de SET/
knop om terug te keren naar het
menuscherm of druk langdurig op de knop om terug te keren naar
het standaardscherm zonder op te slaan.
Activering trip B/gegevens
(Trip B inschakelen)Met deze optie kan de weergave van Trip B (dagteller) ingeschakeld
(On) of uitgeschakeld (Off) worden. Zie voor meer informatie "Trip
computer".
Ga als volgt te werk om deze functie in- en uit te schakelen:
❒druk kortstondig op de SET/
knop om "On" of "Off" op het
display te doen knipperen in functie van wat eerder is ingesteld;
23WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
TRIP COMPUTERALGEMENE INFORMATIEDe Trip computer geeft informatie over de werking van het voertuig
weer op de display, wanneer de contactsleutel in de stand MAR staat.
Deze functie omvat twee afzonderlijke reisfuncties, “Trip A” en Trip
B” genaamd, waarmee de hele reis (dagtrip) van de auto kunnen
worden vastgelegd. Beide functies werken onafhankelijk van elkaar.
Beide functies kunnen gereset worden (reset – begin van een nieuwe
reis).
“Trip A” geeft informatie over:
❒Actieradius
❒Afgelegde afstand
❒Gemiddeld brandstofverbruik
❒Huidig brandstofverbruik
❒Gemiddelde snelheid
❒Reistijd.
“Trip B” geeft informatie over:
❒Afgelegde afstand B
❒Gemiddeld verbruik B
❒Gemiddelde snelheid B
❒Reistijd B.
“Trip B” kan worden uitgeschakeld (zie “Trip B inschakelen”). De
parameters “Bereik” en “Huidig verbruik" kunnen niet worden gereset.
WEERGEGEVEN WAARDENActieradius
Geeft de afstand weer die nog afgelegd kan worden met de brandstof
die in de tank aanwezig is. Hierbij wordt uitgegaan van een rijstijl
die niet verandert.
De display toont de melding '-----' wanneer:
❒de actieradius kleiner is dan 50 km (of 30 mijl)
❒de auto lang stilstaat met een draaiende motor.
BELANGRIJK Het bereik kan variëren in functie van verschillende
factoren: de rijstijl (zie "Rijstijl" in "Starten en rijden"), het type route
(snelweg, stadsverkeer, bergwegen, etc…), en de
gebruiksomstandigheden van het voertuig (beladingstoestand,
bandenspanning, etc…). Bij de programmering van een reis dient men
rekening te houden met deze factoren.
Afgelegde afstand
Geeft de afstand weer die de auto heeft afgelegd sinds het begin van
een nieuwe reis.
Gemiddeld verbruik
Geeft het gemiddeld brandstofverbruik van de auto weer sinds het
begin van een nieuwe reis.
30
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Toerenteller .......................................... 6
Transmissie .......................................... 219
Trip Computer ...................................... 30
TRIP knop ............................................ 32"Universeel" kinderzitje monteren......... 130Veiligheidsgordels .............................. 122
– Gebruik .......................................... 122
Veilig kinderen vervoeren...................... 128
Velgbescherming .................................. 225
Velgen
– afmetingen ..................................... 226
– Velgbescherming ............................. 225
– velgen en banden............................ 223
– verklaring van de velgcodes ............. 224
– wielen en banden ............................ 203
Vloeistoffen en smeermiddelen
(specificaties) ..................................... 235
Vulinhouden ........................................ 232
W
elcome movement .......................... 20
Wielen en banden
– bandenspanning ............................. 227
– een wiel vervangen ......................... 152
– Fix&Go Automatic (kit) .................... 158
– reservewiel ..................................... 223
– Wielen en banden........................... 203
Wielophanging .................................... 221
Winterbanden ..................................... 149
Zekeringen vervangen ........................ 174
Zijairbags (zijairbag - hoofdairbag) ...... 139
Zijairbags (zijairbags voorin) ................ 139
Zonnekleppen ...................................... 83
279WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTER