Page 137 of 288

Belangrijkste
veiligheidsvoorschriften die voor het
vervoeren van kinderen opgevolgd
moeten worden❒Monteer kinderzitjes altijd op de achterbank, omdat die plaats bij
een ongeval de meeste bescherming biedt;
❒Als de airbag van de passagier voorin buiten werking is gesteld,
controleer dan of het lampje op het instrumentenpaneel brandt
om er zeker van te zijn dat deze airbag daadwerkelijk is
uitgeschakeld.
❒Neem de aanwijzingen die de producent verplicht bij het kinderzitje
moet leveren zorgvuldig in acht. Bewaar deze aanwijzingen samen
met de overige documenten en dit instructieboekje in de auto.
Gebruik geen gebruikte kinderzitjes waarvan de
gebruiksaanwijzingen ontbreken;
❒controleer of de gordel goed is vastgemaakt door eraan te trekken;
❒elk tegenhoudsysteem is bedoeld voor slechts één kind: vervoer nooit
twee kinderen in een zitje;
❒controleer altijd of de gordel niet langs de nek van het kind loopt;❒controleer tijdens het rijden dat het kind geen verkeerde houding
aanneemt of de gordels losmaakt;
❒vervoer kinderen nooit op schoot, ook geen pasgeborenen.
Niemand is in staat om een kind vast te houden bij een ongeval;
❒na een ongeval moet het kinderzitje door een nieuw exemplaar
worden vervangen.
133WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEIDSTARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 138 of 288
INBOUWVOORBEREIDING
UNIVERSEEL "ISOFIX"
KINDERZITJEDe auto is voorbereid op de montage van een “Isofix Universeel”-
kinderzitje; een nieuw gestandaardiseerd Europees systeem voor het
veilig vervoeren van kinderen.
Een Isofix-kinderzitje kan naast een conventionele kinderzitjes worden
gemonteerd.
Ter illustratie is een Isofix Universeel-kinderzitje voor gewichtsgroep 1
weergegeven op fig. 111.
Voor andere gewichtsgroepen zijn specifieke Isofix-kinderzitjes
voorzien. Deze kinderzitjes kunnen alleen worden gebruikt als het
speciaal voor deze auto is ontworpen, getest en goedgekeurd (zie
overzicht auto’s met bijbehorende kinderzitje).BELANGRIJK De zitplaats midden op de achterbank is niet geschikt
voor gebruik van alle typen Isofix kinderzitjes
fig. 111
A0K0018
134WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 139 of 288

MONTAGE UNIVERSEEL
ISOFIX KINDERZITJEGa als volgt te werk:
❒maak het kinderzitje vast met de speciale onderste metalen ringen B
fig. 112 op de achterkant van de rugleuning van de achterbank (til
scharnier A op om toegang te krijgen tot de ringen).
❒bevestig de bovenste riem (bij het kinderzitje geleverd) aan de
beugel C fig. 113 op de achterkant van de rugleuning.
Een Universeel Isofix-kinderzitje kan naast een conventioneel
kinderzitje worden gemonteerd. Bij Isofix Universeel-kinderzitjes
moeten alle zitjes goedgekeurd zijn volgens de ECE R44-richtlijn
(R44/03 of hoger) “Universeel Isofix".
In het Alfa Romeo Lineaccessori-assortiment is een “Universeel Isofix”
“Duo Plus”-kinderzitje en het speciale "G 0/1 S" zitje beschikbaar.
Zie het bij het kinderzitje geleverde instructieboekje voor meer
informatie over de montage en/of het gebruik.
Monteer het kinderzitje alleen bij stilstaande auto. Het
kinderzitje is op de juiste wijze aan de beugels
bevestigd als de vergrendeling hoorbaar vastklikt. De
instructies voor de montage, de demontage en de plaatsing
moeten in elk geval worden nageleefd. De fabrikant van het
kinderzitje is verplicht deze instructies bij het kinderzitje te
leveren.
fig. 112
A0K0109
fig. 113
A0K0108
135WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEIDSTARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 140 of 288

GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR GEBRUIK VAN HET ISOFIX
UNIVERSEEL KINDERZITJEIn de onderstaande tabel worden, conform de Europese regelgeving ECE 16, de verschillende mogelijkheden weergegeven van de montage van
Universeel Isofix kinderzitjes op de stoelen die zijn uitgerust met Isofix-beugels.Gewichtsgroep Richting zitje Klasse Isofix bevestiging Inzittende achter
Groep 0 tot 10 kg Tegen rijrichting in E
IL (*)
Groep 0+ tot 13 kgTegen rijrichting in E
IL (*)
Tegen rijrichting in D
IL (*)
Tegen rijrichting in C
IL (*)
Groep 1 van 9 tot 18 kgTegen rijrichting in D
IL (*)
Tegen rijrichting in C
IL (*)
In de rijrichting B
IUF
In de rijrichting BI
IUF
In de rijrichting A
IUF
IL geschikt voor ISOFIX kinderzitjes van de categorieën voor "specifieke voertuigen", "beperkt" of "semi-universeel".
(*) het Isofix kinderzitje kan worden gemonteerd door de voorstoel te verstellen
IUF: geschikt voor Isofix kinderzitjes uit de universele klasse (met derde bevestigingspunt boven) die in de rijrichting bevestigd moeten worden endie goedgekeurd zijn
voor het gebruik voor de specifieke gewichtsgroep.
136WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 141 of 288

FRONTAIRBAGSDe auto is uitgerust met meertraps frontairbags (“Smart bags”) voor de
bestuurder en de passagier.“SMART BAG” SYSTEEM
(MEERTRAPS FRONTAIRBAGS)De frontairbags (bestuurder en passagier) beschermen de inzittenden
voorin bij middelzware en zware frontale botsingen, door de airbag
tussen de inzittende en het stuurwiel of het dashboard op te blazen.
Als de airbags niet worden opgeblazen bij andere soorten botsingen
(botsingen opzij, achterop, over de kop slaan enz.), betekent dit niet
dat het systeem slecht functioneert.
De airbags zijn geen vervanging voor de veiligheidsgordels, maar een
aanvulling. Draag dus altijd veiligheidsgordels. Bij een botsing
kunnen degenen die geen veiligheidsgordel dragen, in contact komen
met een airbag die nog niet volledig opgeblazen is. Onder deze
omstandigheden wordt de inzittende minder door de airbag
beschermd.
In de volgende omstandigheden kan het voorkomen dat de
frontairbags niet worden opgeblazen:
❒frontale botsingen tegen makkelijk vervormbare onderdelen, die niet
het front van de auto zijn (bijv. spatbord tegen de vangrail);
❒het voertuig schuift onder andere auto’s of veiligheidsbarrières
(bijvoorbeeld onder vrachtwagens of vangrails); in deze situaties
bieden ze geen aanvullende bescherming ten opzichte van de
veiligheidsgordels, zodat hun activering geen zin heeft. In deze
gevallen wijst de uitgebleven activering dus niet op een storing van
het systeem.
Breng geen stickers of andere voorwerpen op het
stuurwiel, op het kapje van de passagiersairbag of op
de zijkant van de hemelbekleding. Plaats nooit
voorwerpen op het dashboard aan passagierszijde, omdat deze
het correct openen van de passagiersairbag kunnen hinderen
en tevens de inzittenden ernstig kunnen verwonden.
FRONTAIRBAG BESTUURDERSZIJDEDeze airbag is opgenomen in een speciale ruimte in het midden van
het stuurwiel fig. 114.
Rijd altijd met de handen op de stuurwielrand zodat
de airbag indien nodig ongehinderd opgeblazen kan
worden. Rijd niet met voorover gebogen lichaam. Ga
goed rechtop zitten en steun tegen de rugleuning.
fig. 114
A0K0080
137WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEIDSTARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 142 of 288

FRONTAIRBAG AAN PASSAGIERSZIJDEDeze airbag is opgenomen in een speciale ruimte in het dashboard
fig. 115.
Bij ingeschakelde passagiersairbag, mag NOOIT een
kinderzitje tegen de rijrichting op de passagiersstoel
worden gemonteerd. Bij een ongeval, hoe klein ook, kan
de airbag ernstig letsel en zelfs de dood van de baby tot
gevolg hebben. Schakel dus altijd de passagiersairbag uit
wanneer een kinderzitje op de passagiersstoel wordt geplaatst.
Bovendien moet de passagiersstoel zo ver mogelijk naar achteren zijn
geschoven om te voorkomen dat het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het dashboard. Ook als is het niet wettelijk
verplicht, moet de airbag onmiddellijk weer ingeschakeld worden
zodra geen kinderen meer vervoerd worden, om een betere
bescherming van de volwassenen te garanderen.
Uitschakeling airbags aan
passagierszijde: frontairbag en in de
stoel gemonteerde zijairbag ter
bescherming van bekken, borst en
schouders (zijairbag)Als een kind in een kinderzitje dat achterstevoren op de voorstoel is
geplaatst vervoerd moet worden, schakel dan de frontairbag en
zijairbags voor bescherming van bekken, borst en schouders aan
passagierszijde (zijairbag) uit.
Bij uitgeschakelde airbags gaat het waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel branden.
Voor het uitschakelen van deze airbags, raadpleeg de
paragraaf “Menuopties” in het hoofdstuk
“Kennismaking met de auto”.
fig. 115
A0K0135
138WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 143 of 288

ZIJAIRBAGS (ZIJAIRBAG -
HOOFDAIRBAG)De auto is uitgerust met frontairbags voor bestuurder en passagier
voor bescherming van bekken-borst-schouders (zijairbags) en
hoofdairbags voor bescherming van de hoofden van de inzittenden
voor- en achterin.
Zijairbags beschermen de inzittenden bij middelzware/zware
zijdelingse aanrijdingen, door de airbag tussen de inzittende en de
interieurdelen van de zijdelingse structuur van de auto op te blazen.
Als de zijairbags niet worden opgeblazen bij andere soorten
aanrijdingen (frontale botsingen, kop-staartaanrijdingen, over de kop
slaan enz.), betekent dit niet dat het systeem slecht functioneert.ZIJAIRBAGS VOORIN (ZIJAIRBAGS)Deze bestaan uit twee soorten kussens die zich in de rugleuning van
de voorstoelen bevinden fig. 116 en die het bekken, de borst en
schouders van de inzittenden bij middelzware zijdelingse botsingen
beschermen.HOOFDAIRBAGS (WINDOW BAGS)Deze bestaan uit twee gordijnairbags die in de zijkant van de
dakbekleding zijn opgenomen en zijn afgedekt met
afwerkingselementen fig. 117. De hoofdairbags bieden bescherming
aan het hoofd van de inzittenden voorin en achterin bij een zijdelingse
botsing, dankzij het grote oppervlak dat zij in opgeblazen toestand
beslaan.
Bij lichte frontale botsingen (waarbij de bescherming van de
omgelegde gordel volstaat) worden de airbags niet opgeblazen. Om
die reden moeten veiligheidsgordels steeds worden omgelegd.Het systeem biedt de beste bescherming bij een zijdelingse botsing als
de passagier correct op zijn stoel zit, zodat de hoofdairbag zo goed
mogelijk opgeblazen kan worden.
Hang geen harde voorwerpen aan de kledinghaken of
de steunhandgrepen.
fig. 116
A0K0081
139WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEIDSTARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 144 of 288

Steun niet met het hoofd, de armen of de ellebogen
tegen het portier, de ruiten of in het gebied van de
hoofdairbag om mogelijke verwondingen tijdens het
opblazen te voorkomen.Steek nooit het hoofd, de armen of ellebogen uit het
raam.
BELANGRIJK
Reinig de stoelen niet met water of stoom onder druk (met de hand of
in een automatisch wasapparaat).
De frontairbags en/of zijairbags kunnen geactiveerd worden bij
krachtige stoten aan de onderzijde van de carrosserie (bijv. heftige
botsing tegen drempels of stoepranden, grote gaten of verzakkingen in
het wegdek etc.).Als de airbag geactiveerd wordt, ontsnapt een kleine hoeveelheid
poeder: dit poeder is niet schadelijk en duidt niet op het begin van een
brand. Dit poeder kan echter de huid en ogen irriteren: was ze in dit
geval met neutrale zeep en water.
Alle werkzaamheden aan airbags (controle, reparatie en vervanging)
moeten door het Alfa Romeo Servicenetwerk worden uitgevoerd.
Als de auto wordt gesloopt, moet het airbagsysteem onbruikbaar
gemaakt worden door het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Gordelspanners en airbags worden op verschillende manieren
geactiveerd, afhankelijk van het type botsing. Als een of meerdere van
deze voorzieningen niet in werking treden, dan duidt dat niet op een
storing in het systeem.
Als de contactsleutel naar MAR wordt gedraaid en het
lampje
gaat niet branden of blijft branden tijdens
het rijden (samen met de melding op de display), dan
is er mogelijk een storing in de veiligheidssystemen. In dat geval
kunnen de airbags of gordelspanners niet geactiveerd worden bij
een ongeval of, in een zeer beperkt aantal gevallen, op
verkeerde wijze geactiveerd worden. Laat het systeem
controleren door het Alfa Romeo Servicenetwerk alvorens verder
te rijden.
De vervaldata van de explosieve lading en de
klokveer staan vermeld op een specifiek etiket in het
dashboardkastje. Neem contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk als de vervaldata naderen.
fig. 117
A0K0035
140WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER