Page 177 of 295

VEILIGHEID175
2
Bedenk dat als de contactsleutel in stand MAR
staat, ook bij uitgezette motor de airbags geacti-
veerd kunnen worden als de auto wordt aange-
reden door een andere auto. Daarom mogen, ook als de
auto stilstaat, absoluut geen kinderen op de passagiers-
stoel voor worden geplaatst. Als de contactsleutel ech-
ter in stand STOP staat, wordt bij een ongeval geen
enkel beveiligingssysteem (airbag of gordelspanners)
geactiveerd; als een systeem niet in werking treedt,
betekent dit niet dat het systeem niet goed werkt.
Als u de contactsleutel in stand MAR draait,
gaat het lampje
“enige seconden branden en
vervolgens enige seconden knipperen, om aan te
geven dat de airbag aan passagierszijde bij een ongeval
wordt geactiveerd. Hierna moet het lampje doven.
De stoelen mogen niet met water worden afgeno-
men of met stoom worden gereinigd (met de hand
of in een automatisch wasapparaat).
De frontairbag treedt in werking als de botsing
zwaarder is dan een botsing waarbij alleen de
gordelspanners worden geactiveerd. Bij aanrij-
dingen die tussen die twee drempelwaarden in liggen,
treden alleen de gordelspanners in werking.
Haak geen harde voorwerpen aan de kleding-
haakjes en aan de steunhandgrepen.
De airbag is geen vervanging voor de veilig-
heidsgordels, maar een aanvulling. Omdat de
frontairbags niet worden geactiveerd bij fronta-
le botsingen bij lage snelheid, bij zijdelingse aanrijdin-
gen en als de auto over de kop slaat, worden in deze
gevallen de inzittenden uitsluitend door de veiligheids-
gordels beschermd. De gordels moeten dus altijd gedra-
gen worden.
Page 178 of 295
176VEILIGHEID
bewust onbedrukt gehouden pagina
Page 179 of 295
3
STARTEN EN RIJDEN177
Motor starten .........................................................................................178
Handrem ...............................................................................................181
Gebruik van de handgeschakelde versnellingsbak ..................................182
Brandstofbesparing ................................................................................183
Trekken van aanhangers ........................................................................185
Winterbanden ........................................................................................186
Sneeuwkettingen ....................................................................................187
Auto langere tijd stallen .........................................................................187
Page 180 of 295

178STARTEN EN RIJDEN
MOTOR STARTEN
De auto is uitgerust met een elektronische startblokkering: zie bij
startproblemen de paragraaf “Lancia CODE-systeem” in hoofd-
stuk “1”. Direct na het starten van de motor, vooral als de auto
langere tijd niet is gebruikt, kan de motor iets meer geluid pro-
duceren. Dit geluid, dat niet schadelijk is voor de werking van de
motor, wordt veroorzaakt door de hydraulische klepstoters: het
distributiesysteem op de benzinemotor van de auto dat bijdraagt
aan een vermindering van de onderhoudswerkzaamheden.
Het is raadzaam om gedurende de eerste
gebruiksperiode geen maximale prestaties van
uw auto te verlangen (bijv. snel accelereren, lang-
durig rijden met hoge toerentallen en krachtig remmen).
Laat de contactsleutel niet in stand MAR staan
als de motor is uitgezet, om te voorkomen dat de
accu ontlaadt.
Het is zeer gevaarlijk om de motor in afgesloten
ruimten te laten draaien. De motor verbruikt
zuurstof en produceert kooldioxide, koolmo-
noxide en andere giftige gassen.
Houd er rekening mee dat de rem- en de stuur-
bekrachtiging niet werken zolang de motor niet
is aangeslagen, waardoor meer kracht nodig is
voor de bediening van het rempedaal en het stuur.
BENZINEMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❍trek de handrem aan;
❍zet de versnellingspook in de vrijstand;
❍trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gaspedaal in
te trappen;
❍draai de contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel los zo-
dra de motor is aangeslagen.
Page 181 of 295

STARTEN EN RIJDEN179
3
Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet u de sleu-
tel terugdraaien in stand STOP voordat u opnieuw start. Als met
de contactsleutel in stand MAR het lampje
Yop het instru-
mentenpaneel samen met het lampje Ublijft branden, raden
wij u aan de sleutel in stand STOP te draaien en vervolgens weer
in stand MAR; als het lampje nog steeds blijft branden, probeer
het dan met de andere geleverde sleutels.
Als de motor nog niet aanslaat, wendt u dan tot het Lancia Ser-
vicenetwerk.
DIESELMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❍trek de handrem aan;
❍zet de versnellingspook in de vrijstand;
❍draai de contactsleutel in stand MAR; op het instrumenten-
paneel gaan de controlelampjes
men
Ybranden;
❍wacht tot de lampjes
Yen
mgedoofd zijn. Hoe warmer
de motor, hoe sneller de lampjes doven;
❍trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gaspedaal in
te trappen;
❍draai de contactsleutel in stand AVV direct nadat het lamp-
je
mgedoofd is. Als u te lang wacht, zijn de voorgloei-
bougies weer afgekoeld.
Laat de sleutel los zodra de motor is aangeslagen.BELANGRIJK Bij een koude motor mag het gaspedaal niet wor-
den ingetrapt als u de contactsleutel in stand AVV draait.
Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet u de sleutel
terugdraaien in stand STOP voordat u opnieuw start. Als met de
contactsleutel in stand MAR het lampje
Yblijft branden, ra-
den wij u aan de sleutel in stand STOP te draaien en vervolgens
weer in stand MAR; als het lampje nog steeds blijft branden, pro-
beer het dan met de andere geleverde sleutels. Als de motor nog
niet aanslaat, wendt u dan tot het Lancia Servicenetwerk.
Als het lampje
mgedurende 60 seconden gaat
knipperen na het starten of tijdens een langduri-
ge startpoging, dan duidt dat op een storing in
het voorgloeisysteem. Als de motor aanslaat, kunt u de
auto op de gewone manier gebruiken, maar wendt u zo
snel mogelijk tot het Lancia Servicenetwerk.
Page 182 of 295

180STARTEN EN RIJDEN
Probeer auto's nooit te starten door ze aan te
duwen, te slepen of van een helling af te laten
rijden. Op die wijze kan er onverbrande brand-
stof in de katalysator terechtkomen, waardoor deze
onherstelbaar zal beschadigen.
MOTOR OPWARMEN NA HET STARTEN
Ga als volgt te werk:
❍rijd rustig weg, laat de motor niet met hoge toerentallen
draaien en trap het gaspedaal niet bruusk in;
❍verlang de eerste kilometers geen maximale prestaties. Wij
raden u aan te wachten tot de wijzernaald van de koelvloei-
stoftemperatuurmeter begint te bewegen.MOTOR UITZETTEN
Draai bij stationair draaiende motor de contactsleutel in stand
STOP.
BELANGRIJK Het is beter om de motor na een zware rit even
“op adem” te laten komen. Zet de motor niet onmiddellijk uit,
maar laat hem even stationair draaien. Hierdoor kan de tem-
peratuur in de motorruimte dalen.
Gasgeven voordat u de motor uitzet heeft geen
enkel nut, verspilt brandstof en is, vooral voor
motoren met turbocompressor, schadelijk.
Page 183 of 295

STARTEN EN RIJDEN181
3
HANDREM
De handrem bevindt zich tussen de voorstoelen.
Om de handrem in te schakelen, moet u de hendel omhoog trek-
ken zodat de auto blokkeert.
De auto moet geblokkeerd zijn als de handrem
enkele tanden is aangetrokken. Als dit niet het
geval is, laat dan het Lancia Servicenetwerk de
handrem afstellen.
Als de handrem is aangetrokken en de contactsleutel in stand
MAR staat, gaat op het instrumentenpaneel het waarschu-
wingslampje
xbranden.
Handrem uitschakelen:
❍trek de hendel iets omhoog en druk op de ontgrendelknop
A-fig. 1;
❍houd de knop A ingedrukt en laat de hendel zakken. Het
lampje
xop het instrumentenpaneel dooft.
Om onverwachte bewegingen van de auto te voorkomen, moet
bij het bedienen van de handrem het rempedaal worden inge-
trapt.PARKEREN
Ga als volgt te werk:
❍zet de motor uit en trek de handrem aan;
❍schakel een versnelling in (de 1e als de weg omhoog loopt,
de achteruit als de weg omlaag loopt) en zet de voorwielen
iets uitgestuurd.
Als de auto op een steile helling staat, blokkeer de wielen dan
met stenen of wiggen.
Laat de contactsleutel nooit in stand MAR staan omdat hierdoor
de accu ontlaadt en neem bovendien de sleutel altijd uit het con-
tactslot als u de auto verlaat.
Laat kinderen nooit alleen achter in de auto. Neem de sleutel al-
tijd uit het contactslot als u de auto verlaat en neem de sleutel
mee.
fig. 1
L0E0072m
Page 184 of 295

182STARTEN EN RIJDEN
GEBRUIK VAN DE HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
Om de versnellingen in te schakelen, moet u het koppelingspe-
daal geheel intrappen en vervolgens de versnellingspook in de
gewenste stand plaatsen (het schakelschema staat, afhankelijk
van de uitvoering, op een plaatje onder de pook of op de knop
van de pook fig. 2).
Voor het inschakelen van de 6e
versnelling moet de pook naar
rechts worden gedrukt om te voorkomen dat per ongeluk de 4e
versnelling wordt ingeschakeld. Dit geldt ook voor het schake-
len van de 6e
naar de 5e
versnelling.
BELANGRIJK De achteruit kan alleen bij een stilstaande auto
worden ingeschakeld. Wacht met een draaiende motor en een
geheel ingetrapt koppelingspedaal minstens twee seconden voor-
dat u de achteruit inschakelt. Hiermee wordt voorkomen dat
de tandwielen beschadigen.
fig. 2
L0E0073m
Om de achteruit R vanuit de vrijstand in te schakelen, moet de
schuifring A onder de knop omhoog worden getrokken en de
pook naar links en vervolgens naar voren worden verplaatst.
Bij de uitvoering 1.6 Multijet: om de achteruit R vanuit de vrij-
stand in te schakelen, moet de schuifring A onder de knop om-
hoog worden getrokken en de pook naar rechts en vervolgens
naar achteren worden verplaatst.
BELANGRIJK Gebruik het koppelingspedaal uitsluitend voor
het overschakelen. Laat tijdens het rijden de voet nooit - zelfs
niet licht - op het koppelingspedaal rusten. Bij uitvoeringen voor
bepaalde markten kan de regelelektronica van het koppelings-
pedaal een foutief gebruik door de bestuurder beschouwen als
een storing.
Om op de juiste wijze te schakelen, moet u het
koppelingspedaal geheel intrappen. Daarom
mag er niets onder het pedaal liggen dat dit kan
verhinderen: let erop dat de vloermatten niet zijn dub-
belgevouwen, waardoor de slag van de pedalen kan
worden beperkt.
Laat uw hand tijdens het rijden niet op de pook-
knop rusten omdat door de uitgeoefende druk,
ook als deze licht is, de interne onderdelen van
de versnellingsbak na verloop van tijd kunnen slijten.