Page 153 of 295

WEGWIJS IN UW AUTO151
1
ELEKTRISCHE/ELEKTRONISCHE
SYSTEMEN MONTEREN
De elektrische/elektronische systemen die na aankoop van de
auto en binnen de aftersales-service worden gemonteerd, moe-
ten voorzien zijn van het merkteken:
FIATS.p.A. autoriseert de montage van zendontvangstappara-
tuur op voorwaarde dat de montagewerkzaamheden op de juis-
te wijze bij een gespecialiseerd bedrijf worden uitgevoerd, waar-
bij de aanwijzingen van de fabrikant in acht moeten worden ge-
nomen.
BELANGRIJK Als door de montage van systemen de kenmer-
ken van de auto worden gewijzigd, kan het kentekenbewijs wor-
den ingenomen door de bevoegde instanties en eventueel de ga-
rantie komen te vervallen bij defecten die veroorzaakt zijn door
de bovengenoemde modificatie of op defecten die direct of in-
direct daarvan het gevolg zijn.
FIATS.p.A. is op geen enkele
wijze aansprakelijk voor schade die het gevolg is van de instal-
latie van accessoires die niet door
FIATS.p.A. zijn geleverd of
aanbevolen en die niet conform de geleverde instructies zijn geïn-
stalleerd.RADIOZENDAPPARATUUR EN MOBIELE TELEFOONS
Radiozendapparaten (mobiele telefoons, 27 mc en dergelijke)
mogen alleen in de auto worden gebruikt met een aparte antenne
aan de buitenkant van de auto.
BELANGRIJK Het gebruik van dergelijke apparaten in de auto
(zonder buitenantenne) kan niet alleen schadelijk zijn voor de ge-
zondheid van de inzittenden, maar kan ook storingen in de elek-
trische systemen van de auto veroorzaken. Hierdoor wordt de vei-
ligheid in gevaar gebracht.
Bovendien wordt de zend- en ontvangstkwaliteit aanzienlijk be-
perkt door de isolerende eigenschappen van de carrosserie. Houdt
u bij het gebruik van mobiele telefoons (GSM, GPRS, UMTS)
met het officiële EU-keurmerk, strikt aan de instructies die door
de fabrikant van de mobiele telefoon zijn bijgeleverd.
Page 154 of 295

152WEGWIJS IN UW AUTO
TA N K E N
BENZINEMOTOREN
Tank uitsluitend loodvrije benzine met een octaangetal van ten
minste 95 RON.
BELANGRIJK Een beschadigde katalysator laat schadelijke stof-
fen in het uitlaatgas achter, waardoor het milieu wordt vervuild.
BELANGRIJK Tank met de auto nooit, niet in noodgevallen en
ook niet een klein beetje, loodhoudende benzine. U zou de ka-
talysator onherstelbaar beschadigen.
DIESELMOTOREN
Werking bij lage temperaturen
Bij lage buitentemperaturen kan de vloeibaarheid van de die-
selbrandstof verminderen door de vorming van paraffine, waar-
door het brandstofsysteem niet meer goed werkt.
Om dit probleem te voorkomen wordt er, afhankelijk van het sei-
zoen, dieselbrandstof geleverd die speciaal voor de zomer, voor
de winter en voor zeer lage temperaturen (bergachtige/koude ge-
bieden) is ontwikkeld. Als dieselbrandstof wordt getankt die niet
toereikend is voor de gebruikstemperatuur, raden wij aan de
dieselbrandstof te mengen met het vorstbeveiligingsmiddel
TUTELA DIESEL ART in de verhouding die in de gebruiks-
aanwijzing van het middel is aangegeven. Doe eerst het middel
in de tank en voeg daarna de dieselbrandstof toe.
Tank bij auto's met dieselmotor uitsluitend die-
selbrandstof voor motorvoertuigen die voldoet
aan de Europese specificatie EN590. Het gebruik
van andere producten of mengsels kan de motor onher-
stelbaar beschadigen en het vervallen van de garantie
tot gevolg hebben. Mocht u onverhoopt een ander type
brandstof tanken, dan mag de motor niet worden
gestart en moet de brandstoftank worden afgetapt. Ook
als de motor slechts kort heeft gedraaid, moet naast de
brandstoftank, ook alle brandstof uit het gehele brand-
stofcircuit worden afgetapt.
TANKINHOUD
Om te zorgen dat de tank volledig gevuld wordt, moet u twee
keer bijvullen nadat het vulpistool voor de eerste keer afslaat.
Vul niet nog een keer bij om storingen in het brandstofsysteem
te voorkomen.Als de auto lange tijd wordt gebruikt/stilstaat in bergachti-
ge/koude gebieden, is het raadzaam dieselbrandstof te tanken
die ter plaatse beschikbaar is.
In dat geval is het bovendien raadzaam een hoeveelheid brand-
stof in de tank te houden die groter is dan 50% van de nuttige
inhoud.
Page 155 of 295

WEGWIJS IN UW AUTO153
1
TANKDOP fig. 88
Druk om te tanken op het klepje A om het te ontgrendelen en de
tankdop te bereiken. Als de centrale portiervergrendeling is inge-
schakeld, is het tankklepje vergrendeld.
Draai de dop B los. De tankdop is voorzien van een koord C dat
aan het tankklepje vastzit, om verlies van de dop te voorkomen.
Door de hermetische afsluiting van de tank kan de druk in de tank
iets verhoogd zijn. Het is daarom normaal als u bij het losdraaien
van de tankdop een sissend geluid hoort.
Plaats tijdens het tanken de dop in de uitsparing op het klepje,
zoals in de figuur is afgebeeld.TANKKLEPJE IN GEVAL VAN NOOD OPENEN
In geval van nood kan het klepje worden geopend door aan het
koordje A-fig. 89 te trekken. Het koordje is bereikbaar nadat de
bekleding is verwijderd.
fig. 88
L0E0060mfig. 89L0E0184m
A
Kom niet dicht bij de vulopening met open vuur
of een brandende sigaret: brandgevaar. Houd uw
hoofd ook niet dicht bij de vulopening om te
voorkomen dat u schadelijke dampen inademt.
Page 156 of 295

154WEGWIJS IN UW AUTO
BESCHERMING VAN HET MILIEU
De emissiereductiesystemen voor benzinemotoren zijn:
❍driewegkatalysator (katalysator);
❍Lambdasondes;
❍benzinedamp-opvangsysteem.
Laat de motor nooit, ook niet tijdens testwerkzaamheden, met
een of meer losgekoppelde bougies draaien
De emissiereductiesystemen voor dieselmotoren zijn:
❍oxidatiekatalysator;
❍uitlaatgasrecirculatie-systeem (E.G.R.);
❍roetfilter (DPF) (voor bepaalde uitvoeringen/markten).DPF-ROETFILTER
(DIESEL PARTICULATE FILTER)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het DPF-roetfilter (Diesel Particulate Filter) is een mechanisch
filter in het uitlaatsysteem dat de partikels in het uitlaatgas van
dieselmotoren opvangt. Het roetfilter vangt bijna de totale hoe-
veelheid roetdeeltjes op, waardoor voldaan wordt aan de huidi-
ge/toekomstige wettelijke normen. Tijdens het normale gebruik
van de auto registreert de inspuitregeleenheid een aantal gege-
vens met betrekking tot het gebruik (gebruiksduur, type traject,
bereikte temperatuur enz.) en berekent de hoeveelheid verza-
meld roet in het filter.
Omdat het filter de roetdeeltjes verzamelt, moet het periodiek
worden geregenereerd (schoongemaakt) door de roetdeeltjes te
verbranden. De regeneratieprocedure wordt geregeld door de re-
geleenheid van de motor op basis van de hoeveelheid opgevan-
gen roetdeeltjes en de bedrijfsomstandigheden van de auto. Tij-
dens de regeneratie kan het volgende worden waargenomen: een
beperkte toerentalverhoging, inschakeling van de elektroventi-
lateur, een beperkte toename van de rook uit de uitlaat en een
hogere temperatuur bij de uitlaat. Dit zijn geen storingen en
deze situatie heeft geen invloed op het milieu of het gedrag van
de auto. Als de bijbehorende melding verschijnt, zie dan de pa-
ragraaf “Lampjes op het instrumentenpaneel” in dit hoofdstuk.
Onder normale bedrijfsomstandigheden bereikt
de katalysator hoge temperaturen. Parkeer
daarom niet boven brandbare materialen (gras,
droge bladeren, dennennaalden enz.): brandgevaar.
Page 157 of 295
2
VEILIGHEID155
Veiligheidsgordels .................................................................. 156
S.B.R.-systeem ...................................................................... 157
Gordelspanners ...................................................................... 158
Kinderen veilig vervoeren ....................................................... 161
Montagevoorbereiding voor Isofix-kinderzitje ........................ 166
Frontairbags .......................................................................... 169
Zij-airbags (Side bags –Window bags) .................................. 172
Page 158 of 295

156VEILIGHEID
VEILIGHEIDSGORDELS
GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS fig. 1
Ga goed rechtop zitten, steun tegen de rugleuning en leg dan
de gordel om.
Maak de gordels vast door de gesp A in de sluiting B te drukken,
totdat hij hoorbaar blokkeert. Als tijdens het uittrekken van de
gordel de rolautomaat blokkeert, laat dan de gordel een stukje
teruglopen en trek de gordel vervolgens weer geleidelijk uit.
Als de auto op een steile helling staat, kan de rolautomaat blok-
keren; dit is een normaal verschijnsel. Bovendien blokkeert de
oprolautomaat als u de gordel snel uittrekt. Hij blokkeert ook
bij hard remmen, botsingen en bij hoge snelheden in bochten.
De achterbank is voorzien van driepunts-veiligheidsgordels met
rolautomaat.
Druk tijdens het rijden niet op de knop C.
Bedenk dat achterpassagiers die geen gordel
dragen tijdens een ernstig ongeval, niet alleen
zelf aan gevaar worden blootgesteld maar ook
gevaar opleveren voor de inzittenden voor.
fig. 1L0E0061m
Voor het losmaken van de gordel moet u op de knop C druk-
ken. Begeleid de gordel tijdens het teruglopen om te voorko-
men dat de gordelband draait. Via de rolautomaat wordt de leng-
te van de gordel automatisch aangepast aan het postuur van de
drager, waarbij voldoende bewegingsruimte overblijft.
Page 159 of 295

VEILIGHEID157
2
De veiligheidsgordels achter moeten worden omgelegd zoals is
aangegeven in het afgebeelde schema in fig. 2.
BELANGRIJK Plaats de veiligheidsgordels op de juiste wijze te-
rug als de achterbank weer in de normale gebruiksstand wordt
gezet, zodat ze altijd direct klaar voor gebruik zijn.
BELANGRIJK Als door een beweging van de achterbank de vei-
ligheidsgordel van de middelste zitplaats achter tijdelijk blok-
keert, dan kunt u de normale situatie herstellen door de ach-
terbank naar de achterkant van de auto te verschuiven.
fig. 2
L0E0062m
S.B.R-SYSTEEM
De auto is uitgerust met het SBR-systeem (Seat Belt Remin-
der), dat de bestuurder en de passagier voor op de volgende wij-
ze waarschuwt als de veiligheidsgordel niet is omgelegd.
❍de eerste 6 seconden gaat lampje
klinkt er een ononderbroken akoestisch signaal;
❍de daaropvolgende 96 seconden knippert het lampje
klinkt er een onderbroken akoestisch signaal.
Voor permanente uitschakeling dient u zich tot het Lancia ser-
vicenetwerk te wenden.
Het SBR-systeem kan ook via het setup-menu van het display
weer worden geactiveerd.
Page 160 of 295

158VEILIGHEID
GORDELSPANNERS
Voor een nog effectievere bescherming zijn de veiligheidsgordels
van de auto voorzien van gordelspanners. Dit systeem trekt bij
een heftige botsing de gordel enige centimeters aan. Op deze wij-
ze worden de inzittenden veel beter op hun plaats gehouden en
wordt de voorwaartse beweging beperkt. Het blokkeren van de
veiligheidsgordel geeft aan dat de gordelspanner in werking is
geweest; de gordel wordt niet meer opgerold, ook niet als hij
wordt begeleid.
Deze auto is bovendien uitgerust met een tweede gordelspan-
ner (ter hoogte van de dorpel). Een ingekorte metalen kabel geeft
aan dat het systeem in werking is getreden.
BELANGRIJK Voor een maximale bescherming door de gor-
delspanner moet de veiligheidsgordel zo worden omgelegd dat
hij goed aansluit op borst en bekken.
Tijdens de werking van de gordelspanner kan er een beetje rook
ontsnappen. Deze rook is niet schadelijk en duidt niet op brand.
De gordelspanner behoeft geen enkel onderhoud of smering. El-
ke verandering van de oorspronkelijke staat zal de doelmatig-
heid verminderen. Als de gordelspanner door extreme natuur-
lijke omstandigheden (bijv. overstromingen en vloedgolven) met
water en modder in contact is geweest, dan moet de spanner wor-
den vervangen.
De gordelspanner werkt slechts eenmaal. Als de
gordelspanners hebben gewerkt, moet u zich tot
het Lancia Servicenetwerk wenden om ze te
laten vervangen. De geldigheid van het systeem staat
vermeld op een plaatje dat zich op de portierstijl
bevindt: laat voor het verstrijken van deze termijn het
systeem door het Lancia Servicenetwerk vervangen.
Werkzaamheden waarbij stoten, sterke trillin-
gen of verhitting (maximaal 100 °C gedurende
ten hoogste 6 uur) optreden, kunnen de gordel-
spanners beschadigen of activeren: bij die omstandig-
heden horen niet trillingen die voortgebracht worden
door een slecht wegdek of door contacten met kleine
obstakels zoals trottoirbanden. Wendt u altijd tot het
Lancia Servicenetwerk.
TREKKRACHTBEGRENZERS
Om de veiligheid bij een ongeval te vergroten, zijn de oprol-
automaten van de gordels voorzien van trekkrachtbegrenzers die
tijdens een frontale aanrijding de piekbelasting op de borst en
schouders beperken.