Page 129 of 295
WEGWIJS IN UW AUTO127
1
ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING
“DUALDRIVE”
De elektrische stuurbekrachtiging “Dualdrive” werkt alleen als
de contactsleutel in stand MAR staat en de motor draait. Bij dit
systeem kan de bestuurder de hulpkracht voor het verdraaien
van het stuur aanpassen aan de rij-omstandigheden.
BELANGRIJK Als de contactsleutel snel wordt gedraaid, kan de
volledige werking van de stuurbekrachtiging na 1-2 seconden
worden bereikt.IN-/UITSCHAKELEN CITY-FUNCTIE
Druk voor het in-/uitschakelen van de functie op de knop
A-fig.79. De inschakeling van de functie wordt aangegeven door-
dat het lampje CITY op het instrumentenpaneel gaat branden.
Met ingeschakelde CITY-functie draait het stuur heel licht, waar-
door makkelijker kan worden geparkeerd: deze instelling van de
stuurbekrachtiging is dus zeer geschikt voor het rijden in de stad.
fig. 79
L0E0057m
Page 130 of 295

128WEGWIJS IN UW AUTO
STORINGSMELDINGEN
Bij eventuele storingen in het systeem gaat het lampje
gop het
instrumentenpaneel branden en verschijnt er een melding op het
instelbare multifunctionele display. Bij een storing in het systeem
blijft de auto mechanisch bestuurbaar.
BELANGRIJK In bepaalde omstandigheden kan door externe
factoren het lampje
gop het instrumentenpaneel gaan branden.
In dat geval moet u onmiddellijk de auto stilzetten, de motor on-
geveer 20 seconden uitzetten en vervolgens de motor weer star-
ten. Als het lampje
gblijft branden en de melding op het in-
stelbare multifunctionele display blijft weergegeven, wendt u dan
zo snel mogelijk tot het Lancia Servicenetwerk.Het is streng verboden om demontage-/montage-
werkzaamheden uit te voeren, waarvoor wijzi-
gingen in de stuurinrichting of de stuurkolom
vereist zijn (bijv. bij montage van een diefstalbeveili-
ging). Hierdoor kunnen de prestaties van het systeem,
de garantie en de veiligheid in gevaar worden gebracht
en voldoet de auto niet meer aan de typegoedkeuring.
Bij enkele uitvoeringen kan de SPORT-functie
niet worden ingeschakeld als de CITY-functie
ingeschakeld is. Om de SPORT-functie te kun-
nen inschakelen moet eerst de CITY-functie worden uit-
geschakeld en omgekeerd, omdat de kenmerken van
deze twee functies tegenstrijdig zijn.
Page 131 of 295

WEGWIJS IN UW AUTO129
1
BELANGRIJK De benodigde stuurkracht kan toenemen bij lang-
durige parkeermanoeuvres; dit is een normaal verschijnsel om
oververhitting van de motor voor de stuurbekrachtiging te voor-
komen. In deze situatie zijn er geen reparaties vereist. Als u de
auto een volgende keer weer gebruikt, zal de stuurbekrachtiging
weer normaal werken.
Zet altijd de motor uit en verwijder de contact-
sleutel uit het contactslot, waardoor het stuur-
wiel wordt vergrendeld, voordat er onderhouds-
werkzaamheden worden uitgevoerd, vooral als de auto
met de wielen los van de grond staat. Als dit niet moge-
lijk is (als de sleutel in stand MAR moet staan of de
motor moet draaien), moet de hoofdzekering van de
elektrische stuurbekrachtiging worden verwijderd.
TPMS-SYSTEEM
(Tyre Pressure Monitoring System)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De auto kan zijn uitgerust met een controlesysteem voor de ban-
denspanning TPMS (Tyre Pressure Monitoring System). Dit sys-
teem bestaat uit een sensor die op radiogolven werkt, in de velg
van elk wiel. Deze sensor stuurt informatie over de spanning van
iedere band naar de regeleenheid.
AANWIJZINGEN VOOR HET GEBRUIK VAN HET TPMS
Storingsmeldingen worden niet opgeslagen en worden dus niet
aangegeven als de motor wordt uitgezet en vervolgens weer wordt
gestart. Als de storingen blijven bestaan, stuurt de regeleenheid
de betreffende meldingen pas naar het instrumentenpaneel als
de auto een korte tijd rijdt.
Page 132 of 295
130WEGWIJS IN UW AUTO
Het TPMS is niet in staat om te waarschuwen
voor een plotselinge vermindering van de ban-
denspanning (bijvoorbeeld bij een klapband).
Zet in dat geval de auto stil door voorzichtig te remmen
en maak daarbij geen plotselinge stuurbewegingen.
Het vervangen van de normale banden door win-
terbanden en omgekeerd, vereist ook een aan-
passing van het TPMS, die uitsluitend door het
Lancia Servicenetwerk mag worden uitgevoerd.
Het TPMS vereist het gebruik van speciale appa-
ratuur. Raadpleeg het Lancia Servicenetwerk
over de accessoires die geschikt zijn voor het sys-
teem (wielen, wieldeksels enz.). Het gebruik van andere
accessoires kan de normale werking van het systeem
verhinderen.
De bandenspanning kan variëren afhankelijk
van de buitentemperatuur. Het TPMS kan tijde-
lijk een te lage bandenspanning signaleren.
Controleer in dat geval de bandenspanning bij koude
banden en herstel, indien nodig, de juiste spanning.
Page 133 of 295
WEGWIJS IN UW AUTO131
1Als de auto is uitgerust met het TPMS, moet bij
het demonteren van een band, ook het rubber van
het ventiel vervangen worden. Wendt u tot het
Lancia Servicenetwerk.
Als de auto is uitgerust met het TPMS, moeten
bij het monteren/demonteren van de banden
en/of velgen speciale voorzorgsmaatregelen in
acht worden genomen. Om te voorkomen dat de senso-
ren beschadigen of verkeerd gemonteerd worden, mogen
de banden en/of de velgen uitsluitend door gespeciali-
seerd personeel vervangen worden. Wendt u tot het
Lancia Servicenetwerk.
Sterke straling op een radiofrequentie kan het
TPMS-systeem ontregelen. Dit wordt aan de
bestuurder aangegeven door het brandende
lampje
nof het symbool op het instrumentenpaneel en
het verschijnen van een melding op het display. Deze
melding verdwijnt automatisch zodra de storing het
systeem niet meer ontregelt.
Page 134 of 295
132WEGWIJS IN UW AUTO
Wendt u tot het
Lancia Servicenetwerk
Het beschadigde wiel
repareren
Wendt u tot het
Lancia Servicenetwerk
–
Wendt u tot het
Lancia Servicenetwerk
––
NEE
NEE
JA
JA
JAJA
JA
JA
NEE
NEE
NEE
(*) Velgmaten die als alternatief staan vermeld in het instructieboekje en die zijn gekozen uit het Lancia Lineaccessori-programma.
(**) Niet kruiselings (de banden moeten aan dezelfde zijde van de auto blijven). Zie voor het juiste gebruik van het systeem als de velgen/banden vervangen worden, de volgende tabel:
Handeling Aanwezigheid sensor Akoestisch Uitgevoerd door het
storing Lancia
Servicenetwerk
–
Een wiel vervangen
door het reservewiel
Wielen vervangen door
winterbanden
Wielen vervangen door
winterbanden
Wielen vervangen door andere
met afwijkende afmetingen (*)
Wielen omwisselen
(voor/achter) (**)
Page 135 of 295

WEGWIJS IN UW AUTO133
1
PARKEERSENSOREN
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze bevinden zich in de achterbumper van de auto fig. 80 en
attenderen de bestuurder via een repeterend geluidssignaal op de
aanwezigheid van obstakels achter de auto.
IN-/UITSCHAKELING
De sensoren worden automatisch geactiveerd als de achteruit
wordt ingeschakeld. Als de afstand tot het obstakel achter de au-
to kleiner wordt, neemt de frequentie van het geluidssignaal toe.
fig. 80
L0E0059m
AKOESTISCH WAARSCHUWINGSSYSTEEM
Als u de achteruit inschakelt en er een obstakel achter de auto
aanwezig is, klinkt er een akoestisch signaal waarvan de fre-
quentie afhankelijk is van de afstand van het obstakel tot de ach-
terbumper.
De frequentie van het geluidssignaal:
❍neemt toe als de afstand tot het obstakel kleiner wordt;
❍klinkt ononderbroken als de afstand tot het obstakel minder
is dan ongeveer 30 cm en stopt onmiddellijk als de afstand
tot het obstakel groter wordt;
❍blijft constant als de afstand tot het obstakel constant blijft.
Meetbereik
Meetbereik in het midden: 140 cm
Meetbereik aan de zijkanten: 60 cm
Als de sensoren meerdere obstakels signaleren, dan reageren zij
alleen op die obstakels die zich het dichtst bij de auto bevinden.
Page 136 of 295

134WEGWIJS IN UW AUTO
STORINGSMELDINGEN
Eventuele storingen in de parkeersensoren worden bij het in-
schakelen van de achteruit aangegeven door het branden van
het lampje
èop het instrumentenpaneel. Op het multifunctio-
nele display verschijnt ook de bijbehorende melding.
WERKING MET AANHANGER
De werking van de sensoren wordt automatisch uitgeschakeld
als de stekker van de elektrische kabel van de aanhanger wordt
aangesloten op de stekkerdoos van de trekhaak.
De sensoren worden automatisch opnieuw ingeschakeld als u de
aanhangerstekker loskoppelt.
Voor een juiste werking van het systeem mag er
geen modder, vuil, sneeuw of ijs op de sensoren
zitten. Wees voorzichtig bij het reinigen van de
sensoren om krassen of beschadigingen te voorkomen;
gebruik geen droge, grove of harde doek. De sensoren
moeten worden gereinigd met schoon water, waaraan
eventueel autoshampoo is toegevoegd. In wastunnels
waar gebruik wordt gemaakt van stoom of hogedruk-
reiniging, moeten de sensoren kort worden gereinigd.
Houd hierbij de spuitlans op meer dan 10 cm afstand.
ALGEMENE OPMERKINGEN
❍Controleer tijdens parkeermanoeuvres of zich geen obstakels
op of onder het sensorsysteem bevinden.
❍Obstakels die zich dicht bij de auto bevinden, worden on-
der bepaalde omstandigheden niet door het systeem gesig-
naleerd en kunnen dus de auto beschadigen of zelf bescha-
digd worden.
Hierna staan enkele omstandigheden vermeld die een goede wer-
king van het parkeersysteem kunnen beïnvloeden:
❍Een verminderde gevoeligheid van de sensor en een ver-
mindering van de prestaties van het parkeerhulpsysteem
kunnen veroorzaakt worden door de aanwezigheid op
de sensor van: ijs, sneeuw, modder, meerdere laklagen.
❍De sensor signaleert een niet bestaand object (“echo-sto-
ring”); dit wordt veroorzaakt door mechanische storingen,
bijvoorbeeld: wassen van de auto, regen (met veel wind) en
hagel.