Page 225 of 295

NOODGEVALLEN223
4
ZEKERINGENTABEL
F12
F12
F13
F13
F31
F33
F34
F35
F36
F37
F38
F39
F40
F417,5
15
7,5
15
5
20
20
5
20
7,5
10
10
30
7,538
38
38
38
38
38
38
38
38
38
38
38
38
38
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE FIGUUR
Dimlicht rechts
Dimlicht rechts met Xenon-gasontladingslampen
Dimlicht links, koplampverstelling
Dimlicht links met Xenon-gasontladingslampen
Spoel van relais ventilateur voor airco, body computer
Ruitbediening linksachter
Ruitbediening rechtsachter
Achteruitrijlichten, relaisspoelen zekeringenkast motorruimte, rempedaal-
schakelaar (normaal gesloten contact), waterdetectiesensor in brandstoffilter,
luchtkwantummeter/koppelingspedaalschakelaar en druksensor
op rembekrachtiger (uitvoering 1.4 Turbo Multi Air)
Regeleenheid portiervergrendeling, tankklepje, dead lock,
achterklepontgrendeling
Derde remlicht, instrumentenpaneel, regeleenheid adaptieve verlichting
(behalve uitvoering 1.4 Turbo MultiAir), regeleenheid op
gasontladingslamp links (behalve uitvoering 1.4 Turbo Multi Air)
Voorste plafondverlichting, achterste centrale plafondverlichting,
plafondverlichting zonnekleppen bestuurderszijde en passagierszijde,
plafondverlichting bagageruimte, plafondverlichting dashboardkastje
(uitvoering Platinum met optioneel open dak - behalve uitvoering MultiAir)
Voorbereiding autoradio/Autoradio/Radionavigatiesysteeem (behalve
uitvoeringen MultiAir), Knooppunt Blue&Me
TM, alarmsirene, alarmsysteem
op plafondverlichting, airconditioningeenheid, regeleenheid vaststelling
bandenspanning, stekker diagnosecontactdoos, achterste plafondverlichting,
spanningstabilisator (uitvoering MultiAir zonder optionele HI-FI)
Achterruitverwarming
Verwarming elektrische buitenspiegels, verwarming ruitensproeiers voor
Page 226 of 295

38
38
38
38
38
38
38
38
38F43
F44
F46
F47
F48
F49
F51
F52
F5330
15
20
20
20
5
5/7,5 (*)
15
7,5
224NOODGEVALLEN
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE FIGUUR
Module voor ruitenwissers op de stuurkolomschakelaar, module voor
tweewegpomp, ruitensproeiers voor/achter op de stuurkolomschakelaar
Aansteker/stekkerdoos op tunnelconsole,
stekkerdoos bagageruimte
Motor opendak
Ruitbediening voor bestuurderszijde
Ruitbediening voor passagierszijde
Paneel noodbedieningen, rechts, links en midden (verlichting),
bedieningen op het stuurwiel (verlichting), bedieningen op voorste
plafondverlichting (verlichting), regeleenheid systeem volumetrisch
alarmsysteem, systeem elektrisch open dak (regeleenheid, verlichting
bedieningen), regen-/schemersensor, elektrochroom spiegel,
bedieningen verwarming voorstoelen, AUX-contactdoos (verlichting)
Sigarettenaansteker (verlichting), voorbereiding autoradio, bediening
Cruise Control, Knooppunt Blue&Me
TM, Knooppunt parkeersensoren,
AQS-sensor, airconditioningeenheid, verstelling elektrische buitenspiegels,
regeleenheid vaststelling bandenspanning, Knooppunt rijbaanbehoud,
Knooppunt wielophangingen met geregelde demping, Eco-toets
(uitvoeringen met automatische versnellingsbak), lampje bediening
automatische versnellingsbak, regeleenheid op rechter gasontladingslamp
(behalve uitvoeringen MultiAir), spanningstabilisator
(uitvoeringen MultiAir) (*)
Module voor achterruitwisser op de stuurkolomschakelaar
Instrumentenpaneel, richtingaanwijzers achter
(*) Uitvoeringen met gasontladingslampen
Page 227 of 295

NOODGEVALLEN225
4
38a
38a
38a
38a
40
40
40
40
40
40
40
40
40
2
42
42
42
42
42
42(P038)
(P036)
(P037)
(P039)
F08
F09
F10
F14
F15
F19
F30
F85
F87
F1
F2
F3
F6
F4
F4
F510
5
5
5
40
30
15
15
30
7,5
15
15
5
30
30
10
10
15
20
10
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE FIGUUR
Autoradio/Radionavigatiesysteem
Dagverlichting (DRL)/buitenverlichting links
Dagverlichting (DRL)/buitenverlichting rechts
Regeleenheid adaptieve verlichting/regeleenheden
op gasontladingslampen links en rechts
Aanjager klimaatregeling
Koplampsproeierpomp
Claxons
Grootlicht
Extra verwarming PTC1
Aircocompressor
Mistlampen voor/cornering lights
Brandstofpomp
Accuconditiesensor (uitvoering 1.4 Turbo Multi Air)
Regeleenheid stoelverstelling rechtsvoor
Regeleenheid stoelverstelling linksvoor
Stoelverwarming linksvoor
Stoelverwarming rechtsvoor
Regeleenheid Hifi-audiosysteem (behalve uitvoering 1.4 Turbo Multi Air)
Spanningsstabilisator(uitvoering 1.4 Turbo Multi Air met optional HI-FI)
Luidspreker BASSBOX
(HI-FI-audiosysteem, behalve uitvoering 1.4 Turbo Multi Air)
Page 228 of 295

226NOODGEVALLEN
ACCU OPLADEN
BELANGRIJK De beschrijving voor het opladen van de accu
dient slechts ter informatie. Wendt u bij voorkeur tot het Lan-
cia Servicenetwerk om deze werkzaamheden uit te laten voeren.
We raden u aan de accu langzaam en met een lage stroomsterkte
(ampèrage) gedurende ca. 24 uur op te laden. Als u de accu lan-
ger oplaadt, kan de accu worden beschadigd.
UITVOERINGEN ZONDER Start&Stop-SYSTEEM
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Ga voor het opladen als volgt te werk:
❍maak de klem los van de minpool op de accu;
❍sluit de kabels van het laadapparaat aan op de accupolen;
let hierbij op de polariteit;
❍schakel de acculader in;
❍aan het einde van het opladen: schakel eerst de acculader uit
en koppel dan de accu los;
❍sluit de klem weer aan op de minpool van de accu.UITVOERINGEN MET Start&Stop-SYSTEEM fig. 43
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Ga voor het opladen als volgt te werk:
❍koppel de aansluiting A (door bediening van knop B) los van
de accuconditiesensor C, die op de minpool D van de accu
is gemonteerd;
fig. 43
L0E0199m
Page 229 of 295

NOODGEVALLEN227
4
De vloeistof in de accu is giftig en corrosief.
Vermijd het contact met de huid en de ogen. Het
opladen van de accu moet worden uitgevoerd in
een goed geventileerde ruimte, ver verwijderd van open
vuur en vonkvormende apparaten: brand- en ontplof-
fingsgevaar.
Probeer een bevroren accu niet op te laden: eerst
moet de accu ontdooid worden, anders loopt u het
risico dat de accu ontploft. Als de accu bevroren
is geweest, moet door deskundig personeel worden
gecontroleerd of de cellen niet beschadigd zijn en of de
bak geen scheuren vertoont, waardoor de giftige en cor-
rosieve vloeistof kan weglekken.
OPKRIKKEN VAN DE AUTO
Als de auto omhoog gezet moet worden, wendt u dan tot een
werkplaats van het Lancia Servicenetwerk; deze beschikt over
een garagekrik of hefbrug.
SLEPEN VAN DE AUTO
Bij de auto is een sleepoog geleverd. Het sleepoog bevindt zich
in de gereedschaphouder onder de vloerbedekking in de baga-
geruimte.
SLEEPOOG BEVESTIGEN fig. 44-45
Ga als volgt te werk:
❍verwijder de dop A;
❍neem het sleepoog B uit de zitting in de gereedschaphouder;
fig. 44
L0E0297m
❍verbind de pluskabel van de acculader met de pluspool E
van de accu en de minkabel met de aansluiting op sensor D
zoals in de figuur is aangegeven;
❍schakel de acculader in. Schakel aan het einde van het op-
laden de acculader uit;
❍sluit, na het loskoppelen van het laadapparaat, de stekker A
weer aan op sensor C zoals in de figuur is aangegeven.
Page 230 of 295

228NOODGEVALLEN
Houd er rekening mee dat de rembekrachtiging
en de elektrische stuurbekrachtiging niet wer-
ken zolang de motor niet is aangeslagen, waar-
door meer kracht nodig is voor de bediening van het
rempedaal en het stuur. Gebruik voor het slepen geen
elastische kabels en rijd zo gelijkmatig mogelijk.
Controleer tijdens het slepen of de sleepkabel geen car-
rosseriedelen kan beschadigen. Houdt u bij het slepen
van een auto aan de wettelijke voorschriften. Dit geldt
zowel voor het slepen zelf als voor het gedrag naar
andere weggebruikers. Start de motor niet als de auto
wordt gesleept. Maak de schroefdraad zorgvuldig
schoon, voordat u het sleepoog op de schroefdraadpen
draait. Controleer voor het slepen of het sleepoog volle-
dig op de betreffende schroefdraadpen is gedraaid.
Het sleepoog voor en achter mag uitsluitend wor-
den gebruikt voor pechgevallen op een vlakke weg.
Slepen, waarbij gebruik moet worden gemaakt
van een sleepverbinding (sleepstang) die aan de wettelij-
ke eisen voldoet, is toegestaan over korte afstanden om de
auto op een vlakke weg te verplaatsen als voorbereiding
op transport m.b.v. een afsleepauto of een autoambulan-
ce. De sleepogen MOGEN NIET worden gebruikt voor het
slepen van het voertuig buiten een vlakke weg of als er
obstakels aanwezig zijn en/of voor het slepen met sleep-
kabels of andere elastische materialen. Naast boven-
staande voorwaarden moeten de twee voertuigen (het sle-
pende en het gesleepte) tijdens het slepen ook zo veel
mogelijk in een rechte lijn achter elkaar blijven.
fig. 45L0E0091m
Draai voor het slepen de sleutel in stand MAR en
vervolgens in STOP zonder de contactsleutel uit
het slot te verwijderen. Als de contactsleutel uit
het contactslot wordt genomen, schakelt automatisch het
stuurslot in waardoor het onmogelijk wordt de auto te
besturen.
❍draai het sleepoog geheel op de schroefdraadpen voor of
achter.
Page 231 of 295

5
ONDERHOUD EN ZORG229
Geprogrammeerd onderhoud ............................................................. 230
Geprogrammeerd Onderhoudsschema ............................................... 231
Periodieke controles............................................................................ 235
Zwaar gebruik van de auto ................................................................ 235
Niveaus controleren ........................................................................... 237
Luchtfilter/Pollenfilter........................................................................ 244
Accu .................................................................................................. 245
Wielen en banden .............................................................................. 248
Rubber slangen ................................................................................. 250
Ruitenwissers/achterruitwisser ........................................................... 250
Carrosserie ........................................................................................ 253
Interieur ............................................................................................ 256
Page 232 of 295

230ONDERHOUD EN ZORG
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD
Doelmatig onderhoud is een beslissende factor voor een lange le-
vensduur, de beste prestaties en een zo zuinig mogelijk gebruik
van de auto.
Om dit te realiseren heeft Lancia een reeks controle- en onder-
houdsbeurten samengesteld die iedere 30.000 km (benzine-uit-
voeringen) en iedere 35.000 km (dieseluitvoeringen) moet wor-
den uitgevoerd.
Onthoud echter dat het geprogrammeerd onderhoud niet volle-
dig toereikend is om de auto in optimale staat te houden: zowel
in de beginperiode voor de servicebeurt bij 30.000/35.000 ki-
lometer als daarna, tussen twee servicebeurten in, moet regel-
matig wat aandacht aan de auto worden geschonken. Contro-
leer bijvoorbeeld regelmatig de bandenspanning en de vloei-
stofniveaus en vul deze laatste zo nodig bij.
BELANGRIJK De servicebeurten van het Geprogrammeerd On-
derhoud zijn door de fabrikant voorgeschreven. Het niet uit-
voeren van deze servicebeurten kan het vervallen van de garantie
tot gevolg hebben.De werkzaamheden van het Geprogrammeerd Onderhoud kun-
nen door het Lancia Servicenetwerk tegen vaste tarieftijden wor-
den uitgevoerd.
Eventuele reparaties die nodig blijken tijdens het uitvoeren van
de diverse inspecties en controles van het geprogrammeerd on-
derhoud, worden uitsluitend na toestemming van de klant uit-
gevoerd.
BELANGRIJK Het is raadzaam eventuele kleine defecten on-
middellijk door het Lancia Servicenetwerk te laten verhelpen en
daarmee niet te wachten tot de volgende servicebeurt.
Als de auto vaak wordt gebruikt voor het trekken van aanhan-
gers, moeten er kortere intervallen worden aangehouden voor de
werkzaamheden van het geprogrammeerd onderhoud.