Page 105 of 295

WEGWIJS IN UW AUTO103
1
KOPLAMPEN
KOPLAMPEN AFSTELLEN
Goed afgestelde koplampen zijn belangrijk voor het comfort en
de veiligheid van uzelf en de overige weggebruikers. Bovendien
zijn er wettelijke voorschriften met betrekking tot de koplamp-
afstelling.
Voor optimaal zicht en zichtbaarheid moeten de koplampen op
de juiste wijze zijn afgesteld.
Wendt u voor controle of afstelling tot het Lancia Servicenet-
werk.
Controleer de afstelling van de koplampen telkens als het gewicht
of de plaats van de lading wijzigt.
KOPLAMPVERSTELLING fig. 64
De auto is uitgerust met een elektrische koplampverstelling, die
werkt met de contactsleutel in stand MAR en ingeschakeld dim-
licht.
Als de auto beladen is, helt hij achterover. Het gevolg is dat de
lichtbundel meer naar boven schijnt.
In dit geval moeten de koplampen worden versteld met de knop-
pen A en B.
Het display toont de stand gedurende de koplampverstelling.Correcte standen op basis van de beladingsgraad
Stand 0 – een of twee personen op de voorstoelen.
Stand 1 – vijf personen.
Stand 2 – vijf personen + bagage.
Stand 3 – bestuurder + maximale lading in de bagageruimte.
MISTLAMPEN VOOR AFSTELLEN
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Wendt u voor controle of afstelling tot het Lancia Servicenet-
werk.
fig. 64
L0E0054m
Page 106 of 295

104WEGWIJS IN UW AUTO
KOPLAMPAFSTELLING IN HET BUITENLAND
De dimlichten zijn afgesteld voor gebruik in het land waarin de
auto is verkocht. In die landen waarin aan de andere zijde van
de weg wordt gereden, moet om het tegemoetkomende verkeer
niet te verblinden, een gedeelte van de koplampen worden af-
geplakt overeenkomstig de wetgeving van het land waarin u rijdt.
ADAPTIEVE VERLICHTING
(AFS – Adaptive Xenon Light)
Dit systeem past de lichtbundel van de xenonlampen continu en
automatisch aan de rij-omstandigheden aan bij richtingveran-
deringen en in bochten. Het systeem richt de lichtbundel zo dat
de weg optimaal verlicht wordt en houdt daarbij rekening met
de snelheid van de auto, de scherpte van de bocht en de snelheid
van de stuurbeweging.Systeem in-/uitschakelen fig. 65
De adaptieve verlichting schakelt automatisch in bij het starten
van de auto. In dat geval blijft het lampje (geel) op de knop A
gedoofd.
Als u op de knop A drukt, worden de adaptieve lichten (indien
ingeschakeld) uitgeschakeld en gaat het lampje op de knop A
constant branden. De adaptieve verlichting opnieuw inschake-
len: druk opnieuw op de knop A (lampje op de knop gedoofd).
Bij een storing in het systeem gaat het lampje
fop het instru-
mentenpaneel of het symbool
fop het display knipperen en ver-
schijnt een bijbehorende melding op het display (voor bepaal-
de uitvoeringen/markten).
fig. 65
L0E0055m
Page 107 of 295

WEGWIJS IN UW AUTO105
1DST-SYSTEEM
(Dynamic Steering Torque)
Dit systeem is in de ESP-regeleenheid geïntegreerd en adviseert
via de elektrische stuurbekrachtiging over vereiste stuurcorrec-
ties tijdens het rijden. Het systeem oefent een kracht uit op het
stuurwiel waardoor het veiligheidsgevoel wordt vergroot, omdat
het helpt de auto onder controle te houden en het de correcties
van het ESP 2-systeem minder ingrijpend en minder waar-
neembaar maakt.
SPORT-FUNCTIE
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De auto kan zijn uitgerust met een keuzesysteem voor twee soor-
ten rijstijlen: normaal en sportief.
Als u op de SPORT-knop fig. 66 drukt, wordt de sport-functie
ingeschakeld. Hierdoor reageert de motor sneller op gaspedaal-
bewegingen en is meer kracht nodig voor het draaien van het
stuur voor een optimaal stuurgevoel.
Als de functie is ingeschakeld, wordt op het display van het in-
strumentenpaneel het opschrift “S” verlicht. Druk nogmaals
op de knop om deze functie uit te schakelen en de instelling voor
normaal rijden te herstellen.BELANGRIJK Als u de SPORT-knop indrukt, wordt de functie
na ongeveer 5 seconden ingeschakeld.
BELANGRIJK De benodigde stuurkracht kan toenemen bij lang-
durige parkeermanoeuvres; dit is een normaal verschijnsel om
oververhitting van de motor voor de stuurbekrachtiging te voor-
komen. In deze situatie zijn er geen reparaties vereist. Als u de
auto een volgende keer weer gebruikt, zal de stuurbekrachtiging
weer normaal werken.
fig. 66
L0E0058m
Page 108 of 295

106WEGWIJS IN UW AUTO
Het is streng verboden om de-/montagewerk-
zaamheden uit te voeren, waarvoor wijzigingen
in de stuurinrichting of de stuurkolom vereist
zijn (bijv. bij montage van een diefstalbeveiliging).
Hierdoor kunnen de prestaties van het systeem, de
garantie en de veiligheid in gevaar worden gebracht en
voldoet de auto niet meer aan de typegoedkeuring.
Zet altijd de motor uit en verwijder de contact-
sleutel uit het contactslot, waardoor het stuur-
wiel wordt vergrendeld, voordat er onderhouds-
werkzaamheden worden uitgevoerd, vooral als de auto
met de wielen los van de grond staat. Als dit niet moge-
lijk is (als de sleutel in stand MAR moet staan of de
motor moet draaien), moet de hoofdzekering van de
elektrische stuurbekrachtiging worden verwijderd.
Bij enkele uitvoeringen kan de SPORT-functie
niet worden ingeschakeld als de CITY-functie
ingeschakeld is. Om de SPORT-functie te kun-
nen inschakelen moet eerst de CITY-functie worden uit-
geschakeld en omgekeerd, omdat de kenmerken van
deze twee functies tegenstrijdig zijn.REACTIVE SUSPENSION
SYSTEM
(actieve schokdempers)
Dit systeem is gekoppeld aan de Sport-functie (zie de paragraaf
“Sport-functie”).
Met de SPORT-knop fig. 67 kan worden gekozen tussen twee rij-
instellingen, afhankelijk van het type traject en het wegdek:
– knop niet ingedrukt: “normal” stand
– knop ingedrukt: “SPORT”-stand.
fig. 67
L0E0058m
Page 109 of 295

WEGWIJS IN UW AUTO107
1
In de “normale” stand wordt de dempingskarakteristiek van
de actieve schokdempers aangepast aan het soort weg en de be-
lasting van de auto, waarbij met name op ongelijkmatige weg-
oppervlakken het rijcomfort aanzienlijk wordt verbeterd.
In de “SPORT” stand wordt op het display van het instrumen-
tenpaneel het opschrift “S” verlicht. Deze stand zorgt voor een
sportieve instelling waarbij de motor sneller op gaspedaalbe-
wegingen reageert en de mate van stuurbekrachtiging wordt
afgestemd op een optimaal stuurgevoel. Daarnaast wordt de dem-
pingskarakteristiek van de schokdempers zodanig aangepast dat
de auto nauwkeuriger en directer op stuurbewegingen reageert
terwijl tegelijkertijd een hoog comfortniveau wordt gehandhaafd.
De bestuurder voelt dat de auto zich nauwkeuriger laat insturen
en sneller op richtingsveranderingen reageert.
Deze functie is zeer nuttig als tijdelijk maximale prestaties ver-
eist zijn (bijv. tijdens het inhalen).
BELANGRIJK Als u tijdens het accelereren de SPORT-functie
gebruikt, kunt u stoten in het stuurwiel voelen, die kenmer-
kend zijn voor een sportieve instelling.
BELANGRIJK Als u de SPORT-knop indrukt, wordt de functie
na ongeveer 5 seconden ingeschakeld.Storing in het systeem
De bestuurder wordt geattendeerd op een eventuele storing in
het systeem, doordat er op het instelbare multifunctionele dis-
play van het instrumentenpaneel een bijbehorende melding ver-
schijnt en het gele symbool
igaat branden.
Wendt u in dat geval tot het Lancia Servicenetwerk.
Page 110 of 295

108WEGWIJS IN UW AUTO
DRIVING ADVISOR
(Waarschuwing bij verlaten van
rijstrook)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De Driving Advisor is een systeem dat de bestuurder waar-
schuwt als de auto door onoplettendheid de rijstrook dreigt
te verlaten.Een videosensor op de voorruit nabij de binnenspie-
gel registreert de stand van de auto ten opzichte van de rijstrook-
belijning.
BELANGRIJK Wanneer de voorruit moet worden vervangen van
auto’s met een Driving Advisor, wendt u dan tot het Lancia Ser-
vicenetwerk. Als u de voorruit laat vervangen door een gespeciali-
seerd bedrijf, dient u zich in ieder geval tot het Lancia Servicenet-
werk te wenden om de videosensor te laten kalibreren.WERKING
Het systeem is niet ingeschakeld bij het starten van de auto. U kunt
het systeem inschakelen door de knop A-fig. 68 op het dashboard
in te drukken. Als het systeem is ingeschakeld gaat het lampje op
de knop branden en verschijnt er een bijbehorende melding op het
display van het instrumentenpaneel. Na inschakeling start het sys-
teem de herkenning van de werkingsvoorwaarden. Dit wordt aan-
gegeven door het knipperende lampje op de knop en door het knip-
perende gele symbool
eop het display van het instrumentenpaneel.
Het systeem treedt in werking nadat de werkingsvoorwaarden zijn
herkend. Daarna: dooft het symbool
eop het display van het in-
strumentenpaneel en gaat het lampje op de knop continu branden.
BELANGRIJK Als niet meer aan de werkingsvoorwaarden wordt
voldaan, dan stopt het systeem de werking. De bestuurder wordt
hierop geattendeerd door: het knipperen van het lampje op de
knop en het knipperen van het gele symbool
eop het display
van het instrumentenpaneel.
Page 111 of 295

WEGWIJS IN UW AUTO109
1
WERKINGSVOORWAARDEN VOOR INSCHAKELING
Na inschakeling treedt het systeem alleen in werking als aan de
volgende voorwaarden wordt voldaan:
❍ten minste één hand op het stuurwiel;
❍snelheid van de auto tussen 65 km/h en 180 km/h;
❍duidelijk zichtbare lijnen aan beide zijden van de rijstrook
aanwezig;
❍goed zicht;
❍rechte rijstroken of flauwe bochten;
❍voldoende gezichtsveld (veilige afstand tot een voorligger).IN- EN UITSCHAKELING VAN HET SYSTEEM
Als de auto bij ingeschakeld systeem een van de begrenzingslijnen
van de rijstrook nadert, wordt er een kracht op het stuur uitge-
oefend die de bestuurder aanspoort terug te sturen tot de auto weer
binnen de lijnen rijdt. Als de bestuurder de richtingaanwijzer in-
schakelt om van rijstrook te veranderen of in te halen, wordt het
systeem tijdelijk uitgeschakeld. Wanneer de bestuurder van rij-
strook verandert zonder de richtingaanwijzers te hebben inge-
schakeld, wordt een bepaalde kracht uitgeoefend op het stuur
om de bestuurder te waarschuwen dat de rijstrook wordt verlaten.
Als de bestuurder dan toch van rijstrook verandert, wordt het sys-
teem tijdelijk uitgeschakeld en daarna weer ingeschakeld als de
nieuwe rijstrook is herkend.
De tijdelijke uitschakeling wordt aan de bestuurder aangegeven
door het knipperende lampje op de knop en door het knipperen-
de gele symbool
eop het display van het instrumentenpaneel.
BELANGRIJK De kracht die het systeem uitoefent op het stuur
is voldoende voelbaar voor de bestuurder, maar altijd zo gering
dat deze makkelijk door de bestuurder kan worden overwonnen,
zodat de bestuurder altijd de controle over de auto behoudt.
Page 112 of 295

110WEGWIJS IN UW AUTO
SYSTEEM UITSCHAKELEN
Handmatig
U kunt het systeem uitschakelen door de knop A-fig. 68 op het
dashboard in te drukken. Als het systeem is uitgeschakeld dooft
het lampje op de knop en verschijnt er een melding 1-fig. 69
op het display van het instrumentenpaneel.Automatisch
Het systeem kan ook automatisch uitschakelen (om het systeem
weer te gebruiken moet het opnieuw worden ingeschakeld). De
automatische uitschakeling wordt aan de bestuurder kenbaar
gemaakt door drie opeenvolgende geluidssignalen en een mel-
ding 1-fig. 69 op het display van het instrumentenpaneel wan-
neer:
❍de bestuurder de handen niet op het stuurwiel houdt (op het
instrumentenpaneel verschijnt de melding 2- fig. 69 en er
klinkt een geluidssignaal tot de bestuurder zijn handen weer
op het stuurwiel legt of, vanwege gevaarlijke situatie, het sys-
teem zichzelf automatisch uitschakelt);
❍de veiligheidssystemen van de auto (ABS, ESP, ASR, DST en
TTC) ingrijpen;
❍de bestuurder de sportieve rijstijl instelt door op de SPORT-
knop te drukken (voor bepaalde uitvoeringen/markten).
BELANGRIJK Het systeem kan niet inschakelen als de be-
stuurder eerder de sport-functie heeft ingeschakeld. Als het sys-
teem niet beschikbaar is, dan wordt dit aan de bestuurder ge-
meld m.b.v. drie opeenvolgende geluidssignalen en de melding
1-fig. 69 op het display.