Page 153 of 195
151
RUITENSPROEIERVLOEISTOF
fig. 155
Gebruik een mengsel van water en
TUTELA PROFESSIONAL SC35, in
de volgende mengverhouding:
– 30% TUTELA PROFESSIONAL
SC35 en 70% water in de zomer.
– 50% TUTELA PROFESSIONAL
SC35 en 50% water in de winter.
Gebruik bij temperaturen onder
– 20°C, onverdunde TUTELA
PROFESSIONAL SC35 vloeistof.
fig. 155
F0X0139m
Draai bij warme motor
de dop van het
expansiereservoir niet los:
gevaar voor brandwonden. Het
koelsysteem staat onder druk.
Vervang indien nodig de dop
alleen door een origineel
exemplaar; zoniet kan dit de
werking van het systeem
negatief beïnvloeden.
WAARSCHUWING
Sommige in de handel
verkrijgbare
ruitensproeiervloeistoffen zijn
licht ontvlambaar. De
motorruimte bevat warme
onderdelen die bij contact met
de vloeistof brand kunnen
veroorzaken.
WAARSCHUWING
Rijd nooit met een leeg
ruitensproeierreservoir:
ruitensproeiers zijn van
fundamenteel belang voor een
goed zicht.
WAARSCHUWING
Page 154 of 195

152
STUURBEKRACHTIGINGSOLIE
fig. 156
Controleer het olieniveau bij koude
motor en met de auto op een vlakke
ondergrond. Het niveau moet tussen
het MIN- en MAX teken op het
reservoir staan.
Het olieniveau mag boven het MAX-
teken komen wanneer de olie
warm is.
Vul zo nodig olie bij met dezelfde
kenmerken als de olie waarmee het
systeem reeds is gevuld.REMVLOEISTOF fig. 157
Draai de dop A-fig. 157 los en
controleer of de vloeistof in het
reservoir op het maximum niveau
staat.
Het niveau in het reservoir mag
nooit boven het MAX-teken komen.
Gebruik voor het bijvullen de
remvloeistof vermeld in de tabel
“Vloeistoffen en smeermiddelen”
(zie “Technische gegevens”).
Zorg bij het openen van de dop A
dat er geen vuil in het reservoir
terechtkomt.
Gebruik voor het bijvullen altijd een
trechter met fijne zeef van maximaal
0,12 mm.
fig. 157
F0X0141m
fig. 156
F0X0140m
Het verbruik van de
stuurbekrachtigingsolie
is bijzonder laag; als na
het bijvullen binnen korte tijd het
niveau weer moet worden
hersteld, dan moet het systeem
op eventuelelekkages worden
gecontroleerd door het Fiat
Servicenetwerk.
Vermijd elk contact
tussen de
stuurbekrachtigingsolie en de
hete motoronderdelen: de olie
is licht ontvlambaar.
WAARSCHUWING
Page 155 of 195
153
BELANGRIJK Remvloeistof is
hygroscopisch (d.w.z. trekt water aan).
Daarom moet bij overwegend gebruik
van het voertuig in gebieden met grote
luchtvochtigheid, de vloeistof vaker
worden vervangen dan is aangegeven in
het “Geprogrammeerd
onderhoudsschema”.LUCHTFILTER
Het vervangen van het luchtfilter
moet door het Fiat Servicenetwerk
worden uitgevoerd.
POLLENFILTER
Het vervangen van het pollenfilter
moet door het Fiat Servicenetwerk
worden uitgevoerd.
Het symbool πop het
reservoir geeft aan dat
een synthetische remvloeistof
moet worden gebruikt, dus
geen minerale remvloeistof.
Het gebruik van minerale
vloeistoffen kan de speciale
rubbers in het remsysteem
onherstelbaar beschadigen.
WAARSCHUWING
Page 156 of 195

154
DIESELFILTER fig. 158
CONDENS AFTAPPEN
fig. 158
F0X0142m
fig. 159
F0X0143m
ACCU
De auto is voorzien van een
onderhoudsarme accu: onder
normale gebruiksomstandigheden
hoeft er niet bijgevuld te worden
met gedestilleerd water.
De accu dient echter wel regelmatig
door het Fiat Servicenetwerk of
door vakbekwaam personeel te
worden gecontroleerd.
Water in het
brandstofcircuit kan het
inspuitsysteem ernstig
beschadigen en de motor
onregelmatig doen draaien.
Als het
clampje gaat branden,
ga dan onmiddellijk naar het
Fiat Servicenetwerk om het
brandstofcircuit te laten
aftappen. Wanneer het lampje
direct na het tanken gaat
branden, kan er tijdens het
tanken water in de
brandstoftank zijn
terechtgekomen. Zet in dat
geval onmiddellijk de motor uit
en raadpleeg het Fiat
Servicenetwerk.
Laat het diesel/water
mengsel dat door het
filter wordt afgegeven
niet in het milieu achter.
Raadpleeg bij voorkeur het Fiat
Servicenetwerk om de condens te
laten aftappen. Het Fiat
Servicenetwerk beschikt over de
nodige middelen om dit op
milieuvriendelijke wijze en
overeenkomstig de wettelijke
voorschriften te doen.
Het aftappen kan,
indien uitgevoerd
zonder de nodige voorzorgen,
de rijveiligheid van de auto in
gevaar brengen en gevaarlijke
brandstoflekken veroorzaken.
WAARSCHUWING
Page 157 of 195

155
ACCU VERVANGEN
Vervang indien nodig de accu door
een andere originele accu met
dezelfde specificaties.
Als de accu vervangen wordt door
een accu met andere specificaties,
dan zijn de onderhoudsintervallen
die in het “Onderhoudsschema” van
dit hoofdstuk zijn vermeld, niet
meer geldig.
Volg de aanwijzingen van de
fabrikant van de accu voor het
onderhoud.
Accuvloeistof is giftig en
corrosief. Vermijd
contact met huid en ogen.
Houd open vuur en bronnen
van vonken uit de buurt van de
accu: brand- en
ontploffingsgevaar.
WAARSCHUWING
Als de accu met een te
laag vloeistofniveau
werkt, kan hij onherstelbaar
beschadigd raken en zelfs
ontploffen.
WAARSCHUWING
Bij werkzaamheden aan
de accu of in de buurt
van de accu, moeten de ogen
altijd met een speciale bril
beschermd worden.
WAARSCHUWING
Verkeerde installatie van
elektrische en
elektronische
apparatuur kan ernstige schade
aan het voertuig toebrengen.
Als na aanschaf van het voertuig
accessoires (alarmsysteem,
mobiele telefoon, enz.)
gemonteerd moeten worden,
neem dan contact op met het
Fiat Servicenetwerk, dat de
geschiktste apparaten weet aan
te raden en vooral kan
beoordelen of een accu met een
grotere capaciteit nodig is.
Als de auto langdurig
gestald moet worden bij
zeer lage temperaturen,
verwijder dan de accu en breng
deze naar een verwarmde plek,
om bevriezing te voorkomen.
Accu’s bevatten stoffen
die zeer gevaarlijk zijn
voor het milieu. Laat de
accu bij voorkeur vervangen door
een dealer van het Fiat
Servicenetwerk, waar deze op
milieuvriendelijke wijze en
overeenkomstig de wettelijke
voorschriften verwerkt wordt.
Page 158 of 195

156
NUTTIG ADVIES OM DE
LEVENSDUUR VAN DE ACCU
TE VERLENGEN
Neem de volgende aanwijzingen in
acht om het snel ontladen van de
accu te voorkomen en de
levensduur te verlengen:
– wanneer het voertuig wordt
geparkeerd, controleer dan of de
portieren, de motorkap en de
achterklep goed gesloten zijn.
Hiermee wordt voorkomen dat
de interieurverlichting blijft
branden;
– schakel de interieurverlichting uit:
het voertuig is in ieder geval
uitgerust met een systeem voor
automatische uitschakeling van de
interieurverlichting;
– houd accessoires (bijv. autoradio,
alarmknipperlichten, etc.) niet te
lang ingeschakeld wanneer de
motor is uitgezet;
– maak voordat werkzaamheden aan
de elektrische installatie worden
uitgevoerd, de kabel van de
minpool op de accu los;
– trek de accuklemmen stevig aan.BELANGRIJK Als het ladingsniveau
gedurende langere tijd onder 50%
blijft, raakt de accu door sulfatering
beschadigd. Hierdoor verminderen
de capaciteit en het startvermogen.
De accu is in dit geval ook gevoeliger
voor bevriezing (dit kan reeds bij
temperaturen van
–10°C gebeuren).
Als de auto langere tijd niet gebruikt
wordt, zie dan “Langdurige stilstand
van de auto” in het hoofdstuk
“Correct gebruik van de auto”.Als men na aanschaf van het voertuig
accessoires wil monteren die
constante elektrische voeding nodig
hebben (diefstalalarm, enz.) of veel
stroom verbruiken, dient men
contact op te nemen met het
gespecialiseerde personeel van het
Fiat Servicenetwerk. Zij kunnen het
totale stroomverbruik beoordelen
en controleren of de elektrische
installatie hierop berekend is en of
het noodzakelijk is een accu met een
grotere capaciteit te monteren.
Er zijn namelijk ook apparaten die bij
afgezette motor stroom blijven
verbruiken en op deze manier de
accu ontladen.
Page 159 of 195

157
ABC
fig. 160
F0X0144m
WIELEN EN BANDEN
BANDENSPANNING
Controleer voor een lange reis en
elke twee weken de bandenspanning
van de banden en het
ruimtebesparend reservewiel. Deze
controle moet bij koude banden
worden uitgevoerd.
Het is normaal dat de spanning
tijdens het rijden toeneemt. Zie
voor de correcte bandenspanning de
paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”.Een verkeerde spanning veroorzaakt
abnormale slijtage van de banden
fig. 160:
A - Normale spanning: gelijkmatige
slijtage van het loopvlak.
B - Te lage spanning: overmatige
slijtage aan de zijkanten van het
loopvlak.
C - Te hoge spanning: overmatige
slijtage in het midden van het
loopvlak.Onthoud dat de
wegligging van het
voertuig in grote mate van een
juiste bandenspanning
afhankelijk is.
WAARSCHUWING
Als de spanning te laag
is, raakt de band
oververhit, met mogelijke
ernstige beschadiging tot
gevolg.
WAARSCHUWING
Banden moeten worden vervangen
wanneer de profieldiepte van het
loopvlak minder dan 1,6 mm bedraagt.
De wettelijke voorschriften van het
land waarin wordt gereden moeten
altijd worden nageleefd.
BELANGRIJK
Voorkom indien mogelijk bruusk
remmen en het optrekken met
spinnende wielen.
Vermijd botsingen tegen stoepranden,
kuilen of andere hindernissen. Lang
rijden op een slecht wegdek kan de
banden beschadigen.
Controleer de banden regelmatig op
scheuren in de wangen, oneffenheden
of onregelmatige slijtage op het
loopvlak. Neem zo nodig contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
Rijd nooit met een te zwaar beladen
auto: dit kan ernstige beschadiging
van banden en velgen veroorzaken.
Stop onmiddellijk bij een lekke band
en verwissel het wiel om
beschadiging van de band, de velg, de
wielophanging en de stuurinrichting te
voorkomen.
Page 160 of 195

158
Banden verouderen, ook als ze weinig
gebruikt zijn. Scheurtjes in het loopvlak
en op de wangen betekenen dat de
band verouderd is. Laat de banden
door gespecialiseerd personeel
controleren als ze langer dan 6 jaar
onder de auto zijn gemonteerd zodat
ze kunnen bepalen of ze al dan niet
moeten worden vervangen. Vergeet
ook niet het reservewiel zorgvuldig te
laten controleren.
Monteer altijd nieuwe banden.
Vermijd banden waarvan de
herkomst dubieus is.
De Fiat Strada is voorzien van
tubeless banden. Monteer geen
binnenbanden in tubeless banden.
Bij de montage van een nieuwe band
moet ook een nieuw ventiel worden
voorzien.
Om een gelijkmatige slijtage van
voor- en achterbanden te
garanderen, wordt geadviseerd ze
elke 10-15 duizend kilometer van as
te verwisselen; houd de banden aan
dezelfde zijde van het voertuig
gemonteerd zodat de draairichting
niet wordt omgekeerd.RUBBER SLANGEN
Houd voor wat betreft de rubber
slangen van het rem- en
brandstofsysteem zorgvuldig het
“Geprogrammeerd
Onderhoudsschema” in dit
hoofdstuk aan. Ozon, hoge
temperaturen en een langdurig
gebrek aan vloeistof in het systeem
zorgen ervoor dat de slangen
uitdrogen en scheuren, met
mogelijke lekkage als gevolg. Daarom
zijn zorgvuldige controles
noodzakelijk.Verwissel de banden
niet kruiselings, door ze
van de rechterzijde naar de
linkerzijde en omgekeerd te
verplaatsen.
WAARSCHUWING
Voer geen
spuitwerkzaamheden
op de lichtmetalen wielvelgen
uit met temperaturen boven
150°C. De mechanische
kenmerken van de wielen
kunnen hierdoor veranderen.
WAARSCHUWING