Page 65 of 195

. ALGEMENE
STORINGSMELDING
(geel)
Het lampje gaat onder de volgende
omstandigheden branden.
DPF (roetfilter) wordt
schoongemaakt
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje gaat branden om de
bestuurder te waarschuwen dat het
DPF-systeem bezig is met het
verwijderen van de opgehoopte
vervuilende deeltjes (roet) middels
regeneratie.
Het lampje dooft wanneer met het
voertuig wordt gereden tot het
regeneratieproces is afgerond.
Samen met het lampje verschijnt een
speciale melding op de display.
Bij sommige versies wordt, samen
met de melding op de display, een
geluidssignaal afgegeven.
è
63
Als dit lampje gaat branden, wijst dit
niet op een storing en hoeft het
voertuig dus niet naar een Fiat
werkplaats te worden gebracht.
Rijd altijd met een
snelheid die is
afgestemd op de
verkeerssituatie, de
weersomstandigheden en de
wegenverkeerswetgeving.
U wordt geadviseerd de motor
pas af te zetten en met rijden
te stoppen wanneer het lampje
na de voltooide regeneratie
gedoofd is.
WAARSCHUWING
Snelheidslimiet overschreden
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje gaat branden (bij
sommige versies samen met een
speciale melding op de display en
een geluidssignaal) wanneer de
voertuigsnelheid de eerder
ingestelde limiet overschrijdt.
Inschakeling afsluiter
brandstoftoevoer
Het lampje gaat branden wanneer de
brandstofnoodschakelaar wordt
ingeschakeld.
De display toont een speciale
melding.
Page 66 of 195

E-LOCKER SYSTEEM
(Sperdifferentieel voor,
voor bepaalde
versies/markten)
Het lampje gaat als volgt branden (bij
sommige versies samen met een
speciale melding op de display):
– het knippert wanneer het systeem
ingeschakeld wordt;
– het knippert sneller om aan te
geven dat de voertuigsnelheid 20
km/h nadert;
– het brandt vast als er een storing
in het systeem aanwezig is.RECHTER
RICHTINGAANWIJZER
(groen - knipperend)
Het lampje gaat branden wanneer de
richtingaanwijzerhendel omhoog
wordt verplaatst of, samen met de
linker richtingaanwijzer, wanneer de
drukknop voor de
alarmknipperlichten wordt ingedrukt.
LINKER
RICHTINGAANWIJZER
(groen - knipperend)
Het lampje gaat branden wanneer de
richtingaanwijzerhendel omlaag
wordt verplaatst of, samen met de
rechter richtingaanwijzer, wanneer
de drukknop voor de
alarmknipperlichten wordt
ingedrukt.
ELD
STADSLICHT (groen)
FOLLOW ME HOME
(groen)
Stadslicht
Het lampje gaan branden wanneer
het stadslicht wordt ingeschakeld.
Follow me home
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje gaat branden wanneer dit
systeem ingeschakeld is (zie “Follow
me home” in dit hoofdstuk).
De display toont een speciale
melding.
MISTLAMPEN VOOR
(groen)
(voor bepaalde
versies/markten)
Het lampje gaan branden wanneer
de mistlampen voor worden
ingeschakeld.MISTACHTERLICHTEN
(geel)
(voor bepaalde
versies/markten)
Het lampje gaan branden wanneer
de mistachterlichten worden
ingeschakeld.3
5
4
GROOTLICHT
Het lampje gaat branden wanneer
het grootlicht wordt ingeschakeld.1
64
Page 67 of 195
KLIMAATREGELING/VERWARMING
1 - Luchtroosters voor ontwasemen
van voorruit.
2 - Luchtroosters voor ontwasemen
van voorste zijruiten.
3 - Verstelbare roosters in het
midden en aan de zijkant.
4 - Uitstroomopeningen opzij om
lucht naar de beenruimten van de
voorpassagiers te voeren.
fig. 55F0X0027m
65
Page 68 of 195
VERSTELBARE EN
RICHTBARE
LUCHTROOSTERS fig. 56-57
De roosters kunnen naar boven en
naar beneden worden gedraaid.
A - Regelknop luchtopbrengst:
– in stand ❏: luchtrooster open;
– in stand ■: luchtrooster gesloten.B - Regelschuif voor zijdelings
richten van de luchtstroom.
De roosters kunnen naar boven
en naar beneden worden
gedraaid.
C - Vaste uitstroomopeningen voor
zijruiten fig. 57.VERWARMING EN
VENTILATIE
BEDIENINGSELEMENTEN
fig. 58
A - Regelknop van de
luchttemperatuur (mengt hete
en warme lucht).
B - Schuif voor inschakeling van de
recirculatiefunctie die invoer van
lucht van buitenaf voorkomt.
C - Knop voor inschakeling van de
ventilator.
D - Regelknop luchtverdeling.
fig. 56fig. 57
F0X0032m F0X0031m
fig. 58
F0X0033m
66
Page 69 of 195

VERWARMING
1) Draaiknop luchttemperatuur A:
wijzer in rode vlak.
2) Draaiknop ventilator C: wijzer op
gewenste snelheid.
3) Draaiknop luchtverdeling D;
wijzer op:
≤voor zowel een warme
luchtstroom naar de voeten
als het ontwasemen van de
voorruit;
μvoor lucht naar de
beenruimten en iets koelere
lucht uit de luchtroosters in
het midden en de
uitstroomopeningen op het
dashboard;
wvoor snelle verwarming.
4) Schuif recirculatie: plaats de
schuif in stand vvoor een
snellere verwarming, waarbij
alleen de lucht in het interieur
circuleert.SNEL ONTWASEN EN/OF
ONTDOOIEN
Voorruit en zijruiten
1) Draaiknop luchttemperatuur A:
wijzer in rode vlak (helemaal naar
rechts gedraaid).
2) Draaiknop ventilator C: wijzer op
maximumsnelheid.
3) Draaiknop luchtverdeling D;
wijzer op -.
BELANGRIJK Met de draaiknop
voor de luchtverdeling op -, komt
er ook lucht uit de luchtroosters in
het midden en opzij. Voor het
optimaliseren van het ontwasemen
en ontdooien (ook van de zijruiten),
moeten de luchtroosters in het
midden worden gesloten
(bedieningsknop naar beneden
gedraaid
O
p) en de luchtroosters
aan de zijkant worden geopend
(bedieningsknop naar boven
gedraaid
¥).4) Schuif luchtrecirculatie op
¶,
d.w.z. lucht van buiten wordt
naar binnen gevoerd.
Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan
een stand worden gekozen om
optimaal zicht te behouden.
VENTILATIE
1) Luchtroosters in midden en aan
zijkant: volledig open.
2) Draaiknop luchttemperatuur A:
wijzer in blauwe vlak.
3) Draaiknop ventilator C: wijzer op
gewenste snelheid.
4) Draaiknop luchtverdeling D;
wijzer op
¥.
5) Schuif luchtrecirculatie op
¶,
d.w.z. lucht van buiten wordt
naar binnen gevoerd.
67
Page 70 of 195

RECIRCULATIE
Met de schuif op v, circuleert
alleen de lucht in het interieur.
BELANGRIJK Wanneer de
buitentemperatuur zeer hoog is,
versnelt de recirculatie de koeling
van de lucht. De recirculatie is
bijzonder nuttig bij een hoge mate
van luchtvervuiling (in files, tunnels
enz.). Een langdurig gebruik van dit
systeem is echter niet raadzaam,
vooral als er meerdere personen in
de auto zitten.
BELANGRIJK Gebruik de
recirculatiefunctie niet tijdens
koude/regenachtige dagen. Hierdoor
kunnen de ruiten aan de binnenzijde
sneller beslaan, waardoor het zicht
en de rijomstandigheden in gevaar
kunnen worden gebracht.HANDBEDIENDE
KLIMAATREGELING
BEDIENINGSELEMENTEN
fig. 59
A - Regelknop van de
luchttemperatuur (mengt hete
en warme lucht).
B - Schuif voor inschakeling van de
recirculatiefunctie die invoer van
lucht van buitenaf voorkomt.
C - Draaiknop voor inschakeling van
de ventilator, en die bij
indrukken de airconditioning in-
/uitschakelt.De airconditioning kan alleen
worden ingeschakeld als deze
draaiknop in stand 1, 2, 3 of 4 -
staat, en wordt aangegeven door een
brandende led op de knop zelf. Als
de knop in de stand
O
pstaat, kan
de airconditioning niet worden
ingeschakeld.
D - Draaiknop luchtverdeling
fig. 59
F0X0033m
Het systeem gebruikt
het koelmiddel R134a
dat het milieu niet
verontreinigt als het per ongeluk
weglekt. Gebruik nooit het
koelmiddel R12, aangezien dit
niet compatibel is met de
systeemcomponenten.
68
Page 71 of 195

KLIMAATREGELING
(KOELING)
Voor een snelle koeling van de lucht
in het interieur is de auto met
airconditioning uitgerust.
Ga als volgt te werk:
1) Draaiknop luchttemperatuur A:
wijzer in blauwe vlak (helemaal
naar links gedraaid).
2) Draaiknop ventilator C in vierde
snelheid, wijzer op 4 -.
3) Schuif B: op v
4) Draaiknop luchtverdeling D:
wijzer op
¥; controleer of alle
luchtroosters open zijn.
5) Airconditioning: druk op de
knop C.Voor een snelle koeling van de lucht
in het interieur, wat vooral nuttig is
als de auto in de zon heeft gestaan,
moeten de portierruiten 2 of 3
minuten geheel geopend worden,
zodat de lucht ververst wordt met
lucht van buitenaf.
Voor een zwakkere koeling: zet de
schuif van de luchtrecirculatie op
¶,
verhoog de temperatuur en verlaag
de ventilatorsnelheid.
VERWARMING
Schakel voor de verwarming en
ventilatie niet de airconditioning in.
Gebruik hiervoor het normale
verwarmings- en ventilatiesysteem
(zie vorige hoofdstuk).SNEL ONTWASEN EN/OF
ONTDOOIEN
De airconditioning is zeer nuttig om
het ontwasemen te versnellen,
aangezien de lucht wordt
ontvochtigd.
Zet hiervoor de bedieningsknoppen
op ontwasemen en schakel de
airconditioning in door de knop C in
te drukken.
Voorruit en zijruiten
1) Airconditioning: druk op
de knop C.
2) Draaiknop luchttemperatuur:
wijzer in rode vlak (helemaal naar
rechts gedraaid) op koude dagen
of in blauwe vlak (helemaal naar
links gedraaid) op hete dagen.
3) Draaiknop ventilator: wijzer op
maximumsnelheid.
4) Draaiknop luchtverdeling: wijzer
op -.
5) Luchtrecirculatie uitgeschakeld,
schuif op ¶.
69
Page 72 of 195

BELANGRIJK Met de draaiknop
voor de luchtverdeling op -, komt
er ook lucht uit de luchtroosters in
het midden en opzij. Voor het
optimaliseren van het ontwasemen
en ontdooien (ook van de zijruiten),
moeten de luchtroosters in het
midden worden gesloten
(bedieningsknop naar beneden
gedraaid
Op) en de luchtroosters
aan de zijkant worden geopend
(bedieningsknop naar boven
gedraaid
¥).
Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan
een stand worden gekozen om
optimaal zicht te behouden.
BUITENVERLICHTING
De linkerhendel bedient de meeste
soorten buitenverlichting.
De buitenverlichting werkt
uitsluitend als de contactsleutel in de
stand MAR staat.
Bij inschakeling van de
buitenverlichting, worden het
instrumentenpaneel en verschillende
bedieningselementen op het
dashboard verlicht.
VERLICHTING UIT fig. 60
Draaischakelaar in de stand
O.
STADSLICHT fig. 60
Zet de draaischakelaar in stand
6.
Het controlelampje
3gaat op het
instrumentenpaneel branden.
DIMLICHT fig. 60
Zet de draaischakelaar in stand
2.
Het controlelampje
3gaat op het
instrumentenpaneel branden.GROOTLICHT fig. 60
Duw, met de draaischakelaar in
stand
2, de hendel naar voren
richting dashboard (stabiele stand).
Het controlelampje
1gaat op het
instrumentenpaneel branden.
Als de hendel naar het stuurwiel
wordt getrokken, dan dooft het
grootlicht (en wordt het dimlicht
weer ingeschakeld).
GROOTLICHTSIGNAAL fig. 60
Trek voor het grootlichtsignaal de
hendel naar het stuurwiel (instabiele
stand).
Het controlelampje
1gaat op het
instrumentenpaneel branden.
fig. 60
F0X0035m
70