Page 97 of 195

ALGEMENE
WAARSCHUWINGEN
De frontairbags kunnen geactiveerd
worden bij krachtige stoten aan de
onderzijde van de carrosserie (bijv.
heftige botsing tegen drempels of
stoepranden, grote gaten of
verzakkingen in het wegdek etc.).
Als de airbag geactiveerd wordt,
ontsnapt een kleine hoeveelheid
poeder. Dit poeder is niet schadelijk
en duidt niet op het begin van een
brand. Verder kan het oppervlak van
de opgeblazen airbag en het
interieur van het voertuig zijn bedekt
met een fijn poederlaagje: dit poeder
kan irriterend zijn voor ogen en
huid. Na aanraking onmiddellijk
wassen met water en neutrale zeep.
Als een of meerdere
veiligheidsvoorzieningen zijn
geactiveerd ten gevolge van een
ongeval, neem dan contact op met
het Fiat Servicenetwerk om deze
veiligheidsvoorzieningen te laten
vervangen en om de werking van het
systeem te laten controleren.
95
De controle, reparatie en vervanging
van de airbags moeten door het Fiat
Servicenetwerk worden uitgevoerd.
Als het voertuig wordt gesloopt,
moet men het airbagsysteem
onwerkzaam laten maken door het
Fiat Servicenetwerk. Bij verkoop van
de auto moet de nieuwe eigenaar op
de hoogte worden gebracht van de
gebruiksinstructies en de
voornoemde waarschuwingen, en
moet dit instructieboek worden
overhandigd aan de nieuwe eigenaar.
Gordelspanners en/of frontairbags
worden op verschillende manieren
geactiveerd, afhankelijk van het type
botsing. Als een of meerdere van
deze voorzieningen niet in werking
treden, dan duidt dat niet op een
storing in het systeem.
Als het ¬lampje blijft
branden tijdens het
rijden (samen met de melding
op de display, bij sommige
versies), dan is er mogelijk een
storing in de veiligheidssystemen.
In dat geval kunnen de airbags
of gordelspanners mogelijk niet
geactiveerd worden bij een
ongeval of, in een zeer beperkt
aantal gevallen, op verkeerde
wijze geactiveerd worden. Laat
het systeem controleren door
het Fiat Servicenetwerk
alvorens verder te rijden.
WAARSCHUWING
Page 98 of 195

96
Als de contactsleutel in
stand MAR staat, ook
wanneer de motor is uitgezet,
kunnen de airbags ook
geactiveerd worden bij
stilstaande auto wanneer deze
door een andere auto wordt
aangereden. Om die reden
mogen kinderen nooit op de
voorstoel worden geplaatst,
ook al staat het voertuig stil.
Als de sleutel echter in de stand
STOP staat, wordt bij een
ongeval geen enkel
veiligheidssysteem (airbag of
gordelspanners) geactiveerd. In
dat geval duidt de niet-
activering niet op een storing
van het systeem.
WAARSCHUWING
Voor bepaalde
versies/markten:
wanneer de contactsleutel in
de stand MAR wordt gedraaid,
gaat het “gele” Flampje
enkele seconden branden. Als
de passagiersairbag is
ingeschakeld, gaat het “gele”
lampje na enkele seconden uit.
Als de passagiersairbag NIET is
ingeschakeld, blijft het “gele”
lampje branden.
WAARSCHUWING
Als het “rode” û
lampje niet enkele
seconden gaat branden
wanneer de contactsleutel in
de stand MAR, dan is het
“rode” lampje mogelijk defect.
In dat geval begint het “gele”
waarschuwingslampje na
enkele seconden te knipperen
en wordt, voor bepaalde
versies/markten, de explosieve
lading van de passagiersairbag
uitgeschakeld.
WAARSCHUWING
De vervaldatum van de
explosieve lading staat
vermeld op een specifiek etiket
in het dashboardkastje. Neem
contact op met het Fiat
Servicenetwerk om hem te
laten vervangen wanneer de
vervaldatum nadert.
WAARSCHUWING
Bij een storing van het
“gele” F
waarschuwingslampje, gaat het
“rode” û
waarschuwingslampje branden
en wordt, voor bepaalde
versies/markten, de explosieve
lading van de passagiersairbag
uitgeschakeld.
WAARSCHUWING
Page 99 of 195

97
Reis niet met
voorwerpen op schoot
of voor de borst en houd niets
in de mond (pijp, pen, etc.).
Dit kan ernstig letsel
veroorzaken als de airbag bij
een ongeval in werking treedt.
WAARSCHUWING
Rijd altijd met de
handen op de
stuurwielrand zodat de airbag
indien nodig ongehinderd
opgeblazen kan worden.
Rijd niet met voorover gebogen
lichaam. Ga goed rechtop
zitten en steun tegen de
rugleuning.
WAARSCHUWING
Wanneer de
contactsleutel naar de
stand MAR wordt gedraaid,
gaat het waarschuwingslampje
F(bij frontairbag aan
passagierszijde op ON) enkele
seconden branden, om eraan
te herinneren dat de
passagiersairbag bij een botsing
geactiveerd wordt. Hierna
moet het lampje doven.
WAARSCHUWING
Laat bij diefstal of
poging tot diefstal,
vandalisme of overstromingen
het airbagsysteem door het
Fiat Servicenetwerk
controleren.
WAARSCHUWING
De activeringsdrempel
van de frontairbag is
hoger dan die van de
gordelspanners.
Bij aanrijdingen die tussen deze
twee drempelwaarden liggen,
treden alleen de
gordelspanners in werking.
WAARSCHUWING
De airbag vervangt niet
de veiligheidsgordels,
maar verhoogt hun
doeltreffendheid Omdat de
frontairbags niet worden
geactiveerd bij frontale
botsingen bij lage snelheden,
zijdelingse botsingen, botsingen
achterop en over de kop slaan,
worden in deze gevallen de
inzittenden uitsluitend door de
veiligheidsgordels beschermd,
die dus altijd gedragen moeten
worden.
WAARSCHUWING
Page 100 of 195

E-LOCKER SYSTEEM
ELD - ELECTRONIC LOCKING
DIFFERENTIAL
(voor bepaalde versies/markten)
Sommige versies kunnen van het
E-Locker systeem zijn voorzien, dat
gebruikt wordt in situaties waarin
het voertuig kan slippen.
Dit systeem kan het
voordifferentieel vergrendelen, zodat
aan beide voorwielen dezelfde
draaisnelheid wordt verschaft; op die
manier kan het wiel met de meeste
grip het voertuig aandrijven.
Het E-Locker Systeem
mag niet als een soort
“vierwielaandrijving”
beschouwd worden: het
systeem mag niet op normaal
wegdek (droog asfalt enz.)
gebruikt worden. In elk geval
schakelt het systeem
automatisch uit zodra een
voertuigsnelheid 20 km/h wordt
overschreden.
WAARSCHUWING
Men adviseert het
E-Locker Systeem
alleen te gebruiken wanneer
een wiel grip verliest en zich
derhalve in een situatie van
weinig wrijving bevindt
(bijv. op wegen met modder,
zand, stenen, nat gras enz.).
WAARSCHUWING
Om het E-Locker Systeem in te
schakelen:
– trap het rempedaal in (bij
stilstaande auto);
– druk op de ELD-knop fig. 101 op
het dashboard links van het
stuurwiel; het systeem geeft een
geluidssignaal af (lange beep), het
ELD-lampje op het
instrumentenpaneel begint te
knipperen en de display toont een
speciale melding (ELD ON
gedurende 5 seconden);
– laat de koppeling langzaam
opkomen en geef geleidelijk aan
gas; schakel het systeem uit zodra
de kritieke toestand is verdwenen.
Het E-Locker systeem
moet bij stilstaand
voertuig ingeschakeld worden.
Een ervaren bestuurder moet
de conditie van het wegdek
weten te beoordelen alvorens
het systeem in te schakelen.
WAARSCHUWING
fig. 101
F0X0082m
98
Page 101 of 195

De bestuurder mag niet
uitsluitend op het
E-Locker Systeem vertrouwen,
door naar en in onbekende
plaatsen en/of gebieden te
rijden, in de veronderstelling
dat alle obstakels genomen
kunnen worden. De bestuurder
is altijd verantwoordelijk voor
de controle en de besturing van
het voertuig onder alle
omstandigheden.
WAARSCHUWING
BIJZONDER
GEVAARLIJK:
Als het in een noodsituatie
nodig mocht zijn om een
voorwiel op te heffen:
controleer of het E-Locker
Systeem is uitgeschakeld
alvorens werkzaamheden uit te
voeren.
WAARSCHUWING
Het systeem kan handmatig en
automatisch uitgeschakeld worden.
Handmatige uitschakeling
Druk opnieuw op de ELD-knop.
Automatische uitschakeling
Dit gebeurt wanneer de auto een
snelheid van 20 km/h overschrijdt.
Bij het naderen van deze snelheid
(circa 15 km/h):
– geeft het systeem 3 geluidssignalen
af
– begint het ELD-controlelampje op
het instrumentenpaneel sneller te
knipperen.Tijdens de uitschakeling (handmatig
of automatisch):
– geeft het systeem een kort
geluidssignaal af
– gaat het ELD-controlelampje op
het instrumentenpaneel uit
– toont de display een speciale
melding (ELD OFF gedurende 5
seconden).
In geval van een storing
– begint het ELD-lampje op het
instrumentenpaneel vast te
branden en toont de display een
speciale melding.
BELANGRIJK Als men het E-Locker
Systeem probeert in te schakelen bij
rijdend voertuig en/of zonder het
rempedaal in te drukken, wordt dit
commando geweigerd en wordt het
systeem niet ingeschakeld;
tegelijkertijd gaat het ELD-lampje op
het instrumentenpaneel enkele
seconden branden.
99
Page 102 of 195

AUTORADIO
Zie voor de werking van de
autoradio het supplement
AUTORADIO dat bij dit
Instructieboek is geleverd.
INBOUWVOORBEREIDING
Afhankelijk van de versie, kan de Fiat
Strada met verschillende soorten
inbouwvoorbereidingen voor
autoradio’s uitgerust zijn.
De door de gebruiker gekochte
autoradio moet in het middelste
inbouwvak gemonteerd worden:
– druk op de borglipjes A-fig. 102 en
verwijder het deksel om bij de
speciale aansluitingen te kunnen
komen.
fig. 102
F0X0083m
fig. 103
F0X0084m
Systeem met basisniveau fig. 103:
A – bedrading voor antenne;
B – bedrading voor aansluiting
speakers en tweeters;
C – stroomvoorziening autoradio;
– speakerzittingen op portieren
– speakerzittingen opzij achterin
(versie met dubbele cabine).Systeem met hoog niveau fig. 103:
A – antenne en bijbehorende
bedrading;
B – bedrading voor aansluiting
speakers en tweeters;
C – stroomvoorziening autoradio.
– speakers, voor en achter
(uitsluitend sommige versies).
Speakers
– 2 coaxiale frontspeakers met
vermogen van 20 W;
– 2 coaxiale achterspeakers met
vermogen van 20 W;
– 1 versterkte subwoofer (voor
bepaalde versies/markten)
100
Page 103 of 195

BELANGRIJK In geval van montage
van systemen waarbij de kenmerken
van de auto worden gewijzigd, kan
het kentekenbewijs door de
bevoegde instanties ingenomen
worden en kan de garantie vervallen
met betrekking tot defecten
veroorzaakt door voornoemde
wijziging die hierop direct of indirect
terug te voeren zijn. FIAT Auto
S.p.A. wijst elke aansprakelijkheid af
voor schade die het gevolg is van
montage van accessoires die niet
door Fiat Auto S.p.A. zijn geleverd of
aanbevolen en/of die niet conform
de verschafte aanwijzingen zijn
gemonteerd.
Neem voor aansluiting
op de
inbouwvoorbereiding in
het voertuig contact op met het
Fiat Servicenetwerk om elk
probleem te voorkomen dat de
veiligheid van het voertuig in
gevaar brengt en/of de garantie
ongeldig maakt.MONTAGE VAN
ELEKTRISCHE/ELEKTRO
NISCHE SYSTEMEN
Elektrische/elektronische systemen
die na aanschaf van het voertuig
door de aftersales-service worden
gemonteerd, moeten van het
volgende merkteken zijn voorzien:
Fiat Auto S.p.A. autoriseert de
montage van zend-
/ontvangstapparatuur op
voorwaarde dat deze door een
gespecialiseerd bedrijf op vakkundige
wijze en overeenkomstig de
aanwijzingen van de fabrikant wordt
uitgevoerd.
101
Page 104 of 195

RADIOZENDAPPARATUUR
EN MOBIELE TELEFOONS
Radiozendapparatuur (autotelefoons,
CB-zenders, radioamateurs e.d.) mag
alleen in het voertuig worden
gebruikt met een aparte antenne die
aan de buitenkant is gemonteerd.
BELANGRIJK Het gebruik van deze
apparaten in het voertuig (zonder
buitenantenne) kan, behalve
potentieel gevaar voor de
gezondheid van de passagiers,
storingen in de elektrische systemen
van het voertuig veroorzaken, wat
de veiligheid van het voertuig in
gevaar brengt.
Tevens kan de zend- en
ontvangstkwaliteit beperkt worden
door het afschermingseffect van de
carrosserie.
Voor wat betreft het gebruik van
mobiele telefoons (GSM, GPRS,
UMTS) met het officiële EU-
keurmerk, wordt verwezen naar de
gebruiksaanwijzingen van de
fabrikant van de mobiele telefoon.TANKEN
Tank met de auto nooit
benzine: niet in
noodgevallen en ook
niet een klein beetje. De
katalysator kan hierdoor
onherstelbaar beschadigd raken.
Een beschadigde
katalysator veroorzaakt
schadelijke
uitlaatgassen, met
milieuvervuiling tot gevolg.
Tank uitsluitend
dieselbrandstof voor
motorvoertuigen die
voldoet aan de Europese
specificatie EN590. Het gebruik
van andere producten of
mengsels kan de motor
onherstelbaar beschadigen en
derhalve de garantie voor de
veroorzaakte schade ongeldig
maken. Als per ongeluk andere
brandstofsoorten worden
getankt, mag de motor niet
gestart worden en moet de
brandstoftank afgetapt worden.
Als de motor ook maar zeer
kortstondig heeft gewerkt, moet
behalve de tank het complete
brandstofcircuit geledigd
worden.
102