Page 13 of 195

11
STUURSLOT
Inschakeling: draai de sleutel naar
de stand STOP of PARK, verwijder
de sleutel en verdraai het stuurwiel
tot het vergrendelt.CONTACTSLOT
De sleutel kan naar 4 verschillende
standen worden gedraaid fig. 5:
– STOP: motor uit, sleutel kan
verwijderd worden en stuur
geblokkeerd. Sommige
elektrische apparaten (bijv.
autoradio, portiervergrendeling,
elektronisch alarm enz.) kunnen
blijven werken;
– MAR: rijstand. Alle elektrische
apparaten/systemen kunnen
werken.
– AVV: motor starten.
– PARK: motor uit, parkeerlichten
branden, sleutel kan verwijderd
worden en stuur geblokkeerd.
Druk op de knop A om de sleutel
naar PARK te draaien.
PARKSTOPMARAVV
A
fig. 5
F0X0005m
Als er geknoeid is aan
het contactslot (bijv.
een poging tot diefstal), dan
moet men het laten
controleren bij het Fiat
Servicenetwerk alvorens te
gaan rijden.
WAARSCHUWING
Verwijder de sleutel
nooit terwijl de auto
rijdt. Het stuurwiel zal
blokkeren zodra eraan
gedraaid wordt. Dit geldt ook
voor voertuigen die gesleept
worden.
WAARSCHUWING
Page 14 of 195
12
INSTRUMENTENPANEEL
De aanwezigheid en de plaats van de bedieningselementen, instrumenten en waarschuwings-/controlelampjes kunnen per
versie verschillen.
fig. 6
Trekking / Working versie fig. 6
1. Verstelbare luchtroosters aan zijkanten – 2. Linkerhendel: bediening buitenverlichting – 3. Claxon
4. Instrumentenpaneel – 5. Rechterhendel: bediening ruitenwissers, ruitensproeiers, trip computer – 6. Verstelbare
luchtroosters in het midden – 7. Bedieningsknoppen – 8. Schakelaar alarmknipperlichten – 9. Autoradio (of voorbereiding
voor autoradio) – 10. Passagiersairbag of bovenste opbergvak – 11. Dashboardkastje – 12. Opbergvak
13. Bedieningselementen verwarming/ventilatie/airco – 14. Contactslot – 15. Frontairbag bestuurderszijde – 16. Hendel
voor openen motorkap – 17. Deksel zekeringhouder op dashboard – 18. Koplampverstelling en bedieningselementen.
F0X0006m
Page 15 of 195
13
De aanwezigheid en de plaats van de bedieningselementen, instrumenten en waarschuwings-/controlelampjes kunnen per
versie verschillen.
F0X0007mfig. 7
Adventure versie fig. 7
1. Verstelbare luchtroosters aan zijkanten – 2. Linkerhendel: bediening buitenverlichting – 3. Claxon
4. Instrumentenpaneel – 5. Rechterhendel: bediening ruitenwissers, ruitensproeiers, trip computer – 6. Verstelbare
luchtroosters in het midden – 7. Bedieningsknoppen – 8. Kompas – 9. Hellingmeter dwarsrichting – 10. Hellingmeter
lengterichting – 11. Autoradio (of voorbereiding voor autoradio) – 12. Schakelaar alarmknipperlichten
13. Passagiersairbag of bovenste opbergvak – 14. Dashboardkastje – 15. Opbergvak – 16. Bedieningselementen
verwarming/ventilatie/airco – 17. Contactslot – 18. Frontairbag bestuurderszijde – 19. Hendel voor openen motorkap –
20. Deksel zekeringhouder op dashboard – 21. Koplampverstelling, E-Locker (indien voorzien) en bedieningselementen.
Page 66 of 195

E-LOCKER SYSTEEM
(Sperdifferentieel voor,
voor bepaalde
versies/markten)
Het lampje gaat als volgt branden (bij
sommige versies samen met een
speciale melding op de display):
– het knippert wanneer het systeem
ingeschakeld wordt;
– het knippert sneller om aan te
geven dat de voertuigsnelheid 20
km/h nadert;
– het brandt vast als er een storing
in het systeem aanwezig is.RECHTER
RICHTINGAANWIJZER
(groen - knipperend)
Het lampje gaat branden wanneer de
richtingaanwijzerhendel omhoog
wordt verplaatst of, samen met de
linker richtingaanwijzer, wanneer de
drukknop voor de
alarmknipperlichten wordt ingedrukt.
LINKER
RICHTINGAANWIJZER
(groen - knipperend)
Het lampje gaat branden wanneer de
richtingaanwijzerhendel omlaag
wordt verplaatst of, samen met de
rechter richtingaanwijzer, wanneer
de drukknop voor de
alarmknipperlichten wordt
ingedrukt.
ELD
STADSLICHT (groen)
FOLLOW ME HOME
(groen)
Stadslicht
Het lampje gaan branden wanneer
het stadslicht wordt ingeschakeld.
Follow me home
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje gaat branden wanneer dit
systeem ingeschakeld is (zie “Follow
me home” in dit hoofdstuk).
De display toont een speciale
melding.
MISTLAMPEN VOOR
(groen)
(voor bepaalde
versies/markten)
Het lampje gaan branden wanneer
de mistlampen voor worden
ingeschakeld.MISTACHTERLICHTEN
(geel)
(voor bepaalde
versies/markten)
Het lampje gaan branden wanneer
de mistachterlichten worden
ingeschakeld.3
5
4
GROOTLICHT
Het lampje gaat branden wanneer
het grootlicht wordt ingeschakeld.1
64
Page 75 of 195
Gebruik de ruitenwissers
nooit om opgehoopte
sneeuw of ijs van de
voorruit te verwijderen. In
dergelijke omstandigheden
wordt bij overbelasting van de
ruitenwissers de beveiliging
ingeschakeld, waardoor de
ruitenwissers enkele seconden
worden uitgeschakeld. Als
hierna de ruitenwissers niet
meer werken, neem dan contact
op met het Fiat Servicenetwerk.
(r
fig. 64
F0X0040m
BEDIENINGSELEMENTEN
ALARMKNIPPERLICHTEN fig. 64
Druk op de schakelaar A om de
alarmknipperlichten in te schakelen,
ongeacht de stand van de sleutel in
het contactslot.
Bij ingeschakelde
alarmknipperlichten, knippert de
schakelaar en tegelijkertijd gaan op
het instrumentenpaneel de
controlelampjes knipperen.
Druk opnieuw op de schakelaar om
de alarmknipperlichten uit te
schakelen.Het gebruik van de
alarmknipperlichten
wordt geregeld door de
wegenverkeerswetgeving van
het land waar u rijdt: neem de
wettelijke voorschriften in
acht.
WAARSCHUWING
73
Page 121 of 195

119
Indien men de stalen
velgen laat vervangen
door lichtmetalen
velgen, dan is het aanbevolen
om de 4 originele wielbouten te
bewaren. Risico op beschadiging
van de wieldeksels.
Waarschuw de andere
weggebruikers voor de
stilstaande auto conform de
plaatselijke wettelijke voorschriften:
alarmknipperlichten,
gevarendriehoek enz. Alle
inzittenden moeten de auto
verlaten en uit de buurt van
gevaarlijk verkeer wachten tot de
reparatie is uitgevoerd. Blokkeer de
wielen met wiggen of ander geschikt
materiaal als de auto op oneffen
wegdek of op een helling staat.
WAARSCHUWINGEEN WIEL VERVANGEN
Onthoud dat:
– de krik weegt 2,9 kg;
– de krik behoeft geen afstelling;
– de krik niet kan worden
gerepareerd. Indien beschadigd,
moet hij vervangen worden door
een nieuw exemplaar;
– afgezien van de slinger die in dit
hoofdstuk is aangegeven, mag geen
enkel ander gereedschap op de
krik gemonteerd worden.
Start de motor nooit
wanneer de auto is
opgekrikt. Als een aanhanger
aanwezig is, koppel dan eerst
de aanhanger los alvorens het
voertuig op te krikken.
WAARSCHUWING
Page 137 of 195

135
ZEKERINGENTABEL
Stroomverbruiker Nr. Zekering Ampère Plaats
F12
F13
F31
F32
F35
F37
F38
F39
F42
F43
F44
F47
F48
F49
F50
F51
F5315A
15A
7,5A
15A
10A
10A
20A
15A
7,5A
30A
20A
30A
30A
7,5A
7,5A
7,5A
10A
Rechter dimlicht
Linker dimlicht, koplampverstelling
Voeding voor achteruitrijlicht, relaisspoelen op zekeringenkast
motorruimte, handbediend klimaatregelsysteem
Voeding +30 bediening buitenverlichting
Voedin schakelaar remlichten (NC-signaal)
Remlichten, regeleenheid instrumentenpaneel
Centrale portiervergrendeling
Voeding +30 plafondverlichting, verlichting dashboardkastje, autoradio
ABS-regeleenheid
Ruitenwissers, bidirectionele pomp
Stopcontact - aansteker
Elektrische ruitbediening linksvoor
Elektrische ruitbediening rechtsvoor
+15 stroomverbruikers voeding voor autoradio, elektrisch
verstelbare spiegels, verlichting midden- en zijconsole, verlichting
bediening elektrische spiegels
Airbagsysteem
+ voeding voor kentekenverlichting, verlichting bediening
verwarming, verlichting stopcontact - aansteker, verlichting autoradio
Richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, regeleenheid instrumentenpaneelfig. 143
fig. 143
fig. 143
fig. 143
fig. 143
fig. 143
fig. 143
fig. 143
fig. 143
fig. 143
fig. 143
fig. 143
fig. 143
fig. 143
fig. 143
fig. 143
fig. 143
Page 146 of 195

21 42 63 84 105
35 70 105 140 175
24 48 72 96 120
●●●●●
●●●●●
●●●●●
●●●●●
●●●●●
●●●●●
●●●●●
●●●●●
●●
144
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA
De servicebeurten moeten elke 35.000 km worden verricht.
Mijl x 1000
km x 1000
Maanden
Laadtoestand accu controleren en zo nodig opladen
Banden op conditie/slijtage controleren en eventueel op spanning brengen
Werking verlichtingssysteem (koplampen, richtingaanwijzers
, alarmknipperlichten, bagageruimte, inzittendenruimte, opbergvak,
lampje instrumentenpaneel, enz.) controleren
Werking van ruitenwissers/-sproeiers controleren en zo
nodig de sproeiers afstellen
Stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers controleren
Slot van motorkap en achterklep op aanwezigheid van vuil controleren,
schoonmaken en mechanismen smeren
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van carrosserie,
bodemplaatbescherming, slangen en leidingen
(uitlaat, brandstof- en remsysteem en
rubber elementen (hoezen, balgen, bussen enz.)
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen voor controleren
en de werking van remblokslijtagesensor controleren
Remvoeringen van trommelremmen achter op conditie en slijtage controleren