Page 249 of 409

Rijden met uw auto
40
5
E070600AFD
Goede remgewoonten Controleer na het parkeren of de
parkeerrem gedeactiveerd is en het
controlelampje voor de parkeerrem uit
is alvorens weg te rijden.
Als u met de auto door plassen rijdt, worden de remmen nat. Ook als de
auto gewassen is, kunnen de remmen
nat geworden zijn. Het rijden met natte
remmen kan gevaarlijk zijn! De
remweg van uw auto wordt langer als
de remmen nat zijn. Ook kan de autotijdens het remmen naar één kant
trekken als de remmen nat zijn. U kunt de remmen drogen door het
rempedaal tijdens het rijden licht in te
trappen. Als de remmen droog zijn,
werkt het remsysteem weer normaal.Als het remsysteem echter na het
drogen niet normaal werkt, breng dan
de auto op een veilige plaats totstilstand en neem contact op met een
officiële HYUNDAI Erkend Reparateur
voor hulp. Zet de transmissie tijdens het afrijden
van een helling niet in de vrijstand. Dit
is bijzonder gevaarlijk. Rijd met een
ingeschakelde versnelling, gebruik hetremsysteem om de snelheid te
verlagen en schakel vervolgens een
lagere versnelling in. Door tevens opde motor af te remmen, kunt u de
snelheid op een veilige manier
verlagen.
Houd het rempedaal niet langdurig achter elkaar ingetrapt. Als u tijdens
het rijden het rempedaal ingetrapt
houdt, kan dat gevaar opleveren omdat
het remsysteem hierdoor oververhit
kan raken, waardoor de remwerking
minder wordt. Verder resulteert het
ingetrapt houden van het remsysteem
voor extra slijtage aan onderdelen vanhet remsysteem.
WAARSCHUWING
Trek bij het verlaten of parkeren van de auto altijd de parkeerrem
aan en zet de transmissie in
stand P. Indien de parkeerrem
niet is aangetrokken en detransmissie niet in stand P is
gezet, kan de auto onbedoeld in
beweging komen waardoor u ofanderen letsel kunnen oplopen.
Bij het parkeren van de auto moet altijd de parkeerrem worden
geactiveerd om te voorkomen dat
de auto zich onbedoeld in
beweging zet, waardoor de
inzittenden of voetgangers letselop zouden kunnen lopen.
Page 250 of 409

541
Rijden met uw auto
Trap het rempedaal geleidelijk in enverlaag uw snelheid terwijl u rechtuit
blijft rijden als u tijdens het rijden een
lekke band krijgt. Breng uw auto op
een veilige plaats tot stilstand.
Zorg ervoor dat uw auto niet gaat kruipen als uw auto is voorzien van
een automatische transmissie.
Voorkom kruipen door het rempedaal
ingetrapt te houden als de autostilstaat.
Neem de nodige voorzorgsmaatregelen in acht bij het
parkeren op een helling. Activeer de
parkeerrem en zet de selectiehendel in
stand P (automatische transmissie) of
in de 1e versnelling of de achteruit
(handgeschakelde transmissie).
Draai de voorwielen naar de stoeprand
als de auto met de voorzijde naar
beneden wijst, om te voorkomen dat
de auto wegrolt. Draai de voorwielen
van de stoeprand af als de auto met de
voorzijde naar boven wijst, om te
voorkomen dat de auto wegrolt. Als er
geen geschikte stoeprand naast de
weg aanwezig is die de auto tegen kan
houden, leg dan blokken voor dewielen. Onder bepaalde omstandigheden kan
de parkeerrem in geactiveerde
toestand vastvriezen. De kans daar op
is het grootst als er rond de
achterremmen sprake is van een
opeenhoping van sneeuw of ijs of als
de remmen nat zijn. Als de kans
bestaat dat de parkeerrem vast gaat
vriezen, gebruik hem dan alleen maar
tijdelijk tijdens het in stand P zetten
van de transmissie (automatische
transmissie) of in de 1e versnelling of
achteruit zetten (handgeschakelde
transmissie) en het blokkeren van de
wielen. Deactiveer daarna de
parkeerrem.
Houd de auto op een helling niet op zijn plaats door gas te geven. Hierdoor
kan de transmissie oververhit raken.
Gebruik altijd de voetrem of de
parkeerrem.
Page 251 of 409

Rijden met uw auto
42
5
E090000ACM
1. Controlelampje CRUISE*
2. Controlelampje CRUISE SET*
De cruise control stelt u in staat een
bepaalde rijsnelheid te programmeren
die de auto vervolgens aanhoudt, zonder
dat u de voet op het gaspedaal hoeft tehouden.
Dit systeem is ontworpen om bij een
snelheid van meer dan 40 km/h in
werking te treden.✽✽
AANWIJZING
Tijdens de normale werking van de
cruise control zal deze na ongeveer 3
seconden in werking treden wanneer de
toets SET wordt ingedrukt of opnieuw
wordt ingedrukt nadat geremd is. Deze
vertraging is normaal.
CRUISE CONTROL-SYSTEEM (INDIEN VAN TOEPASSING)
WAARSCHUWING
Als het systeem niet wordt uitgeschakeld (controlelampje
CRUISE blijft branden) kan de
cruise control mogelijk onbedoeld
worden geactiveerd. Zet het
systeem uit (controlelampje
CRUISE UIT) wanneer de cruise
control niet gebruikt wordt.
Gebruik het cruise control-systeem alleen indien de verkeersdrukte en
de weersomstandigheden dattoelaten.
Gebruik de cruise control nooit wanneer niet veilig met een
constante snelheid gereden kan
worden, bijvoorbeeld bij filerijden,
op gladde wegen (door regen, ijs of
sneeuw), bochtige wegen of op
bergwegen met een
hellingspercentage van meer dan6%.
Houd bij het gebruik van het cruise control-systeem de
rijomstandigheden extra in acht.
Let op bij het gebruik van het cruise control-systeem bij het afrijden van
hellingen, omdat de rijsnelheid kantoenemen.OPMERKING
Schakel bij het rijden met de cruise
control bij een auto met
handgeschakelde transmissie niet naar de vrijstand zonder hetkoppelingspedaal in te trappen. Demotor zal dan met een te hoog
toerental draaien. Trap, wanneer ditgebeurt, het koppelingspedaal in of zet de cruise control UIT met de
hoofdschakelaar.
OCM050100
Type A Type B
Page 252 of 409
543
Rijden met uw auto
E090100AUN Rijsnelheid instellen:
1. Druk op de toets CRUISE ON-OFF ophet stuurwiel om de cruise control in te
schakelen. Het controlelampje CRUISE
in het instrumentenpaneel gaat branden.
2. Accelereer naar de gewenste snelheid, die hoger moet zijn dan 40 km/h 3. Druk de schakelaar - SET in en laat de
schakelaar los als de gewenste
snelheid is bereikt. Het controlelampje
SET in het instrumentenpaneel zal
gaan branden. Laat op dat moment
ook het gaspedaal los. De snelheid
wordt nu automatisch aangehouden.
Op steile hellingen kan de snelheid van
de auto tijdelijk iets hoger of lagerworden.
E090200ACM
Rijsnelheid verhogen
Volg één van de volgende procedures:
Houd de schakelaar RES+ ingedrukt. De auto zal accelereren. Laat de
schakelaar los op het moment dat de
gewenste snelheid is bereikt.
OCM050101
OCM050101L
Type A
Type B
OCM050103
OCM050103L
Type A
Type B
OCM050102
OCM050102L
Type A
Type B
Page 253 of 409

Rijden met uw auto
44
5
Druk de schakelaar RES+ in en laat
deze meteen los.
Benzinemotor - Iedere keer dat de
schakelaar RES+ op deze manier
bediend wordt, wordt de snelheid met
1.6 km/h verhoogd.
Dieselmotor - Iedere keer dat de
schakelaar RES+ op deze manier
bediend wordt, wordt de snelheid met
2 km/h verhoogd.
E090300ACM
Rijsnelheid verlagen:
Volg één van de volgende procedures:
Houd de schakelaar - SET ingedrukt.De auto mindert geleidelijk snelheid.
Laat de schakelaar los op het moment
dat de gewenste snelheid is bereikt. Druk de schakelaar - SET in en laat
hem meteen los.
Benzinemotor - Iedere keer dat de
schakelaar - SET op deze manier
bediend wordt, wordt de snelheid met
1.6 km/h verlaagd.
Dieselmotor - Iedere keer dat de
schakelaar - SET op deze manier
bediend wordt, wordt de snelheid met
2 km/h verlaagd.
E090400AFD Tijdelijk accelereren met
ingeschakelde cruise control:
Trap het gaspedaal in als u tijdelijk
sneller wilt gaan rijden terwijl de cruise
control is ingeschakeld. De cruise control
wordt niet uitgeschakeld en de
rijsnelheid die oorspronkelijk was
ingesteld blijft behouden.
Laat het gaspedaal los om weer terug te
keren naar de oorspronkelijke rijsnelheid.
OCM050103
OCM050103L
Type A
Type B
Page 254 of 409

545
Rijden met uw auto
E090500AFD
Schakel de cruise control op één
van de volgende manieren uit:
Trap het rempedaal in.
Trap het koppelingspedaal in(handgeschakelde transmissie).
Zet de selectiehendel in stand N (automatische transmissie). Druk de schakelaar CANCEL op het
stuurwiel.
Verlaag de snelheid tot een snelheid die 15 km/h lager is dan de snelheid die in het geheugen is opgeslagen.
Verlaag de snelheid tot een snelheid die lager is dan ongeveer 40 km/h.
Door deze handelingen wordt de werking
van de cruise control onderbroken (hetcontrolelampje SET op hetinstrumentenpaneel gaat uit), maar
wordt het systeem niet uitgeschakeld.Om de werking van de cruise control tehervatten drukt u op schakelaar RES+op het stuurwiel. De cruise control keert
terug naar de eerder door u ingesteldesnelheid.
E090600ACM
Terugkeren naar ingestelde
rijsnelheid (boven 40 km/h):
De meest recente snelheid wordt
automatisch hervat wanneer de
schakelaar RES+ wordt ingedrukt.
OCM050104
OCM050104L
Type A
Type B
OCM050102
OCM050102L
Type A
Type B
Page 255 of 409
Rijden met uw auto
46
5
Dit kan alleen als de ingestelde
rijsnelheid niet onderbroken is met
schakelaar CRUISE ON-OFF en het
systeem nog steeds geactiveerd is.
De ingestelde snelheid wordt echter niet
hervat wanneer de snelheid minder isdan 40 km/h.
E090700AUN
Schakel de cruise control op één
van de volgende manieren uit:
Druk op de toets CRUISE ON-OFF(het controlelampje CRUISE op het
instrumentenpaneel gaat uit).
Zet het contact in stand LOCK.In deze beide gevallen wordt het systeem uitgeschakeld. Volg de aanwijzingen onder “Rijsnelheidinstellen” op de vorige bladzijde om de
cruise control opnieuw in te schakelen.
OCM050101
OCM050101L
Type A
Type B
Page 256 of 409

547
Rijden met uw auto
E100000AFD
Het brandstofverbruik van uw auto is
voornamelijk afhankelijk van uw rijstijl, de
plaatsen waar u rijdt en de
omstandigheden waaronder u rijdt.
Al deze factoren zijn van invloed op het totale aantal kilometers dat u op een liter
brandstof kunt afleggen. Door de
onderstaande suggesties op te volgen,
verbruikt uw auto zo min mogelijk
brandstof en bespaart u geld op zowel de
brandstof als op reparaties enonderhoud:
Rijd zo vloeiend mogelijk. Verhoog uwsnelheid geleidelijk. Rijd niet volgas
weg bij een verkeerslicht en houd uw
snelheid zo constant mogelijk. Sprint
niet van verkeerslicht naar
verkeerslicht. Pas uw snelheid zoveel
mogelijk aan aan de snelheid van de
overige verkeersdeelnemers zodat u
niet onnodig moet vertragen of
versnellen. Vermijd indien mogelijk
verkeersopstoppingen. Bewaar altijd
voldoende afstand tot uw voorligger,
zodat u onnodig remmen kunt
voorkomen. Dat beperkt tevens deslijtage aan het remsysteem. Rijd niet harder dan nodig is. Hoe
harder u rijdt, hoe meer brandstof uw
auto verbruikt. Rijden met een
constante, niet al te hoge snelheid,
vooral op de snelweg, is een van de
meest effectieve manieren om
brandstof te besparen.
Regel de snelheid niet met het rempedaal of het koppelingspedaal.
Dat verhoogt het brandstofverbruik en
kan tevens de slijtage aan deze
componenten bespoedigen. Verder
kan, als u uw voet tijdens het rijden op
het rempedaal laat rusten, het
remsysteem oververhit raken,
waardoor de remwerking in negatieve
zin beïnvloed kan worden, hetgeen
ernstige consequenties kan hebben.
Zorg goed voor uw banden. Houd de bandenspanning op de geadviseerde
waarde. Een onjuiste bandenspanning,te hoog of te laag, leidt tot onnodige
bandenslijtage. Controleer de
bandenspanning minimaal een keerper maand. Zorg ervoor dat de wielen goed
uitgelijnd zijn. Een onjuiste uitlijning
van de wielen kan het gevolg zijn van
het rijden tegen stoepranden of van
het met een te hoge snelheid rijden
over een weg met kuilen en hobbels.
Een onjuiste uitlijning zorgt voor eensnellere bandenslijtage en kan naast
een hoger brandstofverbruik ook nog
andere problemen veroorzaken.
Houd uw auto in een goede conditie. Laat het onderhoud aan uw auto
uitvoeren volgens hetonderhoudsschema in hoofdstuk 7.
Dat is essentieel voor een zo laag
mogelijk brandstofverbruik en zo laag
mogelijke onderhoudskosten. Bij ongunstige
gebruiksomstandigheden dient er
vaker onderhoud te worden uitgevoerd
(zie hoofdstuk 7 voor meer details).
BRANDSTOFBESPARING